Governance and Politics of the Netherlands – Andweg and Irwin
Hoofdstuk 1 Het land, de natie en de staat
Relatief klein land, hoog bnp
Veel land gecreëerd door de Nederlanders zelf
Gevecht tegen water:
Noord en West steunden geen grootgrondbezit dat nodig was voor feudalisme
(leenstelsel)
Geen adellijke stand ontwikkeld in Holland, Zeeland en Utrecht
o In plaats daarvan: Kleine grondbezitters en vrije boeren
Het gebied was minder bevorderlijk voor de ontwikkeling van een systeem van
manorialisme (boeren afhankelijk van landheer) dan voor de ontwikkeling van
steden, welke op veel plekken ontstonden
Drie keer brak de zee door waardoor het land veranderde: ontstaan Zuiderzee.
Daarom namen de populaties voorzorgsmaatregelen: dijken en afvoersystemen (met
behulp van windmolens)
Het gevecht tegen het water was niet iets dat overgelaten kon worden aan een
opperheer maar vroeg om gecombineerde inspanningen van de populatie
13e eeuw: Waterschappen werden opgericht (eerste democratische organisaties,
oudste vorm van democratie in Noord-Europa)
Veel land ligt onder de zeespiegel, meer dan de helft van het land moet beschermd
worden tegen water
In 1994-95: sommige steden en polders achter rivierdijken raakten onder water en
de overheid begon haastig een campagne om de dijken te versterken en te verhogen
(watersnoodramp van 1995)
Gezegde: De Nederlanders hebben Holland gebouwd
Drie grenzen
Relatie geografie, sociale structuur en politiek
Drie grenzen die de Nederlanders afscheid van buren
o Linguïstiek, religie, politiek
Taal en religie
Verschil structurele grens (natuurlijke grenzen of resultaat van geografische positie)
en historische grens (geaccepteerd wegens lange bestaan)
Structurele grens: Rijn en Maas
Romeinen bouwden snelweg van Cologne door Aken en Tongeren naar Noord-
Frankrijk en de kust
o Romeinse kolonisatie langs deze route bepaalde het uiterste punt van
Germaanse invloeden in de noord-westerse hoek van het Europese continent:
grens tussen Romeinse and Germaanse rijk
o Rivieren en snelweg samen: grens tussen noord (Germaans) en zuid
(Romeins)
Noord: Nederlands
Zuid: Frans
Rivieren werden ook grens tussen Rome (katholicisme) en de Reformatie
(protestantisme)
De linguïstische en religieuze grenzen kwamen niet overeen met de politieke grenzen
tussen de twee landen, zouden later politieke rol spelen
, Invloed van taalafbakening vooral zichtbaar in “lage landen” (België)
Politieke grenzen
Philip II: lage landen en Spanje, meer interesse in Spanje
o Kreeg niet de loyaliteit die zijn vader had ontvangen
o Lokale autoriteiten werden meer geneigd om hun onafhankelijkheid te
vestigen. Opstand volgde, in combinatie met de Reformatie
Door Erasmus en zijn volgers was men op de hoogte van de excessen en fouten van
de kerk
o Religieuze hervormers werden populair
o Strijd voor religieuze vrijheid en politieke vrijheid
o Calvinisme werd dominante kracht in het Protestantisme van de lage landen.
Hadden goede organisatie en discipline.
o Na troonafstand Karel V en troonbestijging Philip II: Conflict tussen lage
landen Calvinisme en Spaans Katholicisme, opstand tegen Philip II
In 1566: beeldenstorm in West-Vlaanderen tegen Katholicisme
o Calvinistische beweging verspreidde zich naar Amsterdam, Leeuwarden en
Groningen: invloed Calvinisme reikte ver buiten Brussel
o Nieuwe Spaanse gouverneur om situatie onder controle te krijgen: hertog van
Alva. Zijn meedogenloze handhaving van centralisatie en zwaardere
belastingen hielpen de nationale oppositie te verenigen tegen hem en de
koning. Deze oppositie werd geleid door Willem van Oranje: Duitse graaf van
Nassau en Orange in Frankrijk
1568: Willem v. Oranje probeerde met Franse Hugenoten en Duitse
Protestantse prinsen de lage landen te veroveren, maar faalde
1572: watergeuzen veroverden de stad Brill, revolutie spreidde hierna
snel
Willem van Oranje werd stadhouder van Holland en Zeeland. Had
geen persoonlijke middelen, afhankelijk van Staten-Generaal
(Nederlands parlement)
1579: opstandige Noordelijke provincies kwamen samen in Utrecht,
vormden hechter verbond: één orgaan in buitenlands beleid, wel
soevereiniteit
80-jarige oorlog: spanningen duurden 80 jaar, Spanje kon de
opstanden niet verpletteren
1584: Willem v. Oranje vermoord, Maurits volgde hem op
Maurits reorganiseerde leger om Groningen, Overijssel en Gelderland
en wat Vlaamse dorpen terug te winnen als bufferzone voor Zeeland
In het Zuiden: dominantie Spanje, Katholicisme, contrareformatie
Zelfs toen Maurits delen heroverde bleven ze Katholiek
1648: Vrede van Westfalen: politieke grens tussen noord en zuid, religieuze grens
o Zuiden: Habsburgse heerschappij
o Noorden: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Situatie bleef zo in 17e en 18e eeuw, totdat Napoleon het land veroverde en
annexeerde: De Franse Periode
o Belangrijke invloed op politieke instituties
o Na verslaan Napoleon: Congres van Wenen
o Opnieuw in kaart brengen Europa
, o Hereniging noordelijke en zuidelijke provincies om bufferstaat te vormen
tussen grootmachten
o Werd Koninkrijk der Nederlanden met Willem I als koning en groothertog van
Luxemburg
Maar: 250 jaar van scheiding kon niet zomaar ongedaan gemaakt worden
Toch probeerde Willem I snel een moderne, gecentraliseerde staat te maken
o Mensen in het Zuiden voelden zich vervreemd en Katholieken vreesden
Willem’s Protestantisme en zijn steun voor staatsscholen in plaats van
kerkscholen. Ze waren ook tegen centralisatie ten koste van lokale belangen
o Liberalen steunden deze centralisatie en anti-godsdienstige neigingen, maar
waren tegen zijn restricties op persvrijheid en zijn promotie van Nederlandse
belangen (ten koste van Belgische)
Wilde Nederlands als officiële taal in Vlaamse gebieden
Gaf vooral hoge functies aan Nederlanders
Na 20 jaar van Franse invloeden onder Napoleon was de Vlaamse elite
tegen Nederlands als officiële taal
Katholieken en Liberalen vormden samen oppositie tegen
“buitenlandse” invloed van Willem I
1830: België werd onafhankelijk verklaard, in 1939 geaccepteerd door
Willem I
De drie grenzen—politiek, religieus en linguïstisch, kwamen niet overeen
o De politieke grens van de twee naties zorgde dat er binnen de twee naties
een politieke “cleavage” achterbleef
In België: Nederlands vs. Franssprekenden, religie homogeen
In Nederland: tussen Katholieken en Protestanten, taal homogeen
o Grenzen redelijk onveranderd gebleven, behalve na dekolonisatie: Indonesië
onafhankelijk in 1949 na “politieacties” (militaire campagnes) in 1947-48 en
druk UN en VS
o Suriname onafhankelijk in 1975
o Nederlandse Antillen ontbonden in 2010
Onderdeel Koninkrijk der Nederlanden
Nationale Identiteit en Politieke Cultuur
Calvinisme en tolerantie
Historische gebeurtenissen belangrijk in vorming Nederlandse identiteit en politieke
cultuur
Veel ontwikkelingen in Nederlandse grondwetten kwamen door buitenlandse
invloeden
o Twee belangrijke invloeden op moderne Nederlandse staatsvorming waren
niet Nederlands:
Johannes Calvijn (rechtvaardigde opstand tegen de Spaanse
overheersing. Ruggengraat van revolutie die de Nederlandse
onafhankelijkheid moest vestigen)
Hard werken, zuinigheid, soberheid, reserve, spaarzaamheid,
vasthoudendheid van mening
Willem van Oranje (Duits)
Kleur oranje
Volkslied
, Unie van Utrecht van 1579: ontstaan moderne republiek der Nederlanden,
soevereine provincies
o Hierdoor consensuspolitiek: moesten overeenkomsten vinden
Sinds 1590: economische groei, eeuw erop Gouden Eeuw (17e eeuw)
o VOC, eerste multinationale bedrijf
o Nederland werd koloniale grootmacht
o Amsterdam financiële centrum Europa
o Wereldleider in wetenschap: Huygens, van Leeuwenhoek
o Wereldleider in recht: Grotius
o Wereldleider in kunst: Rembrandt
Door Gouden Eeuw tradities ontstaan van openheid en tolerantie
o Immigratie nodig door fabrikanten, visserij, handel en navigatie
o Hierdoor konden de regenten geen harde eisen stellen met betrekking tot
geloof
o De facto staatskerk: Nederlandse Gereformeerde Kerk
o Soort van vrijheid van religie: kregen geen burgerschap en niet te veel in
openbaar (verstopte kerken)
o Unieke Joden-acceptatie
o Puriteinen arriveerden in Leiden in 1609, sommigen hiervan gingen naar
Amerika op de Mayflower
o Ook wetenschappers en filosofen maakten gebruik van de relatieve vrijheid:
Galilei, Spinoza en Descartes
Twintigste eeuw: Grote Depressie, Wereldoorlogen, verlies imperium
o Einde WO II zorgde voor meer steun parlementaire democratie, afwijzing van
autoritarisme, steun voor grotere rol staat om economische problemen op te
lossen: ontstaan verzorgingsstaat
o Zorgde ook voor grotere acceptatie verschillende groepen in Nederland,
vooral Katholieken en socialisten
o Einde WO II en dekolonisatie: herziening plaats Nederland in de
internationale orde
Progressief, “leidend licht”
Geen neutraliteit meer, NAVO en voorstander Europese integratie
Liberale attitude jegens homoseksualiteit en rol van vrouwen
Een Natie van Leden van Organisaties
Typisch Nederlands: hoogste aantal leden van organisaties in jaren 90
Patroon ook zichtbaar in 2008/9
Tot 1967: 3-5 subculturen
o Aan de ene kant men actief in hun subcultuur
o Aan de andere kant passief: vertrouwen in hun leiders
Impact subculturen nu het meest zichtbaar in religieuze subculturen
Secularisatie grote effecten op politiek
Afname leden politieke partij, kerk, en vrouwenorganisaties
Toename leden natuur- en milieuorganisaties, consumentenbonden en sport- en
recreatieclubs
Over het algemeen afname lidmaatschappen
Constitutionele Ontwikkeling