Burgerlijk Procesrecht Samenvatting
Inhoudsopgave
Week 1 ............................................................................................................................................ 2
Hoofdstuk 1: Inleiding ............................................................................................................... 2
Hoofdstuk 3: De rechterlijke macht en haar bevoegdheid ......................................................... 8
Hoofdstuk 4: Partijen, advocaten en deurwaarders ................................................................ 13
Week 2 .......................................................................................................................................... 16
Hoofdstuk 5: De dagvaarding .................................................................................................. 16
Hoofdstuk 6: Het verloop van de rechtbankprocedure............................................................ 19
Week 3 .......................................................................................................................................... 24
Hoofdstuk 7: Bewijslevering .................................................................................................... 24
Hoofdstuk 9: Het vonnis .......................................................................................................... 34
Week 4 .......................................................................................................................................... 39
Hoofdstuk 13: De verzoekschriftprocedure ............................................................................. 39
Hoofdstuk 8: Samenvoeging van rechtsvorderingen ............................................................... 43
Week 5 .......................................................................................................................................... 47
Hoofdstuk 14: arbitrage, bindend advies en mediation ........................................................... 47
Hoofdstuk 16: Hoofdzaken van de executie, het beslag en de zijdelingse dwangmiddelen ...... 54
Hoofdstuk 18: Conservatoor beslag ......................................................................................... 60
Week 6 .......................................................................................................................................... 65
Hoofdstuk 10 ............................................................................................................................ 65
Week 7 .......................................................................................................................................... 73
Hoofdstuk 12 ............................................................................................................................ 75
Hoofdstuk 17 ............................................................................................................................ 79
1
,Week 1
Hoofdstuk 1: Inleiding
Het burgerlijk recht valt uit in twee delen. Aan de ene kant het vermogensrecht en aan de andere kant
het personen- en familierecht. Bij het eerste gaat het vooral om geschilbeslechting en bij het tweede
vooral om beschermen van specifieke belangen. Bij het vermogensrecht heeft het burgerlijk proces-
recht (hierna: ‘bpr’) als taak om aanspraken te verwezenlijken, op een effectieve, eerlijke en efficiënte
manier. Het burgerlijk proces moet de door het materiële recht nagestreefde orde handhaven. Er zijn
regels die gaan over een beslissing omtrent de rechtsverhouding en regels voor de tenuitvoerlegging
daarvan. Deze onderdelen vormen samen het vonnis. Kenmerkend is dat gedingvoerenden aanspraak
hebben over overheidshulp tot handhaving van hun private rechten. Bij het personen- en familierecht
moet het burgerlijk procesrecht het mogelijk maken om iemand op een makkelijke manier toegang te
laten krijgen tot de rechter.
Eigenrichting
De hoofddoelstelling bij het BPR is het mogelijk maken dat iemand zijn aanspraak kan executeren. Het
is daarbij ook om eigenrichting te voorkomen. Eigenrichting is het zonder overheidshulp met eigen
middelen een burgerlijke afspraak afdwingen. Soms heeft de wetgever geen tussenkomst van de rechter
willen voorschrijven. Daarom zijn bijvoorbeeld de opschortingsrechten in het leven gebracht, waaronder
ook het retentierecht valt. Soms is eigenmachtig optreden gerechtvaardigd zijn.
Eigenlijke en oneigenlijke rechtspraak
Eigenlijke rechtspraak (contentieuze) is de taak van de rechter om geschillen te beslechten. Oneigenlijke
rechtspraak is een vorm waar sprake is van minder bemoeienis, ook wel vrijwillige of voluntaire recht-
spraak.
De dagvaardings- en verzoekschriftprocedure
De dagvaardings- en verzoekschriftprocedure zijn meer naar elkaar toegegroeid, toch bestaan er nog
enkele verschillen:
• De dagvaardingsprocedure begint met een dagvaarding, waar het verzoekschrift begint met een
schriftelijk verzoek;
• In dagvaardingszaken is in beginsel de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd, bij
verzoekschriftprocedures de rechter van woonplaats van de verzoeker;
• De voortgang van het geding is anders;
• De opstelling van de rechter is anders;
• Het gebruik van termen ‘vorderen’ duidt op een dagvaardingsprocedure, waar ‘verzoeken’ duidt
op een verzoekschriftprocedure.
De rechtsvordering
Rechtsvordering duidt op de in rechte ingestelde eis. Iemand meent dat hij een materiele aanspraak heeft,
een materieel geworteld subjectief recht. hieraan is vaak een vorderingsrecht verbonden. Natuurlijke
verbintenissen zijn niet afdwingbaar.
Doorwerking redelijkheid en billijkheid
De vermogensrechtelijke betrekking tussen partijen staat in een civiele procedure ter beoordeling. De
rechtsbetrekking wordt bepaald door de redelijkheid en billijkheid. Dit kan doorwerken in de procedure,
bijvoorbeeld als moet worden beoordeeld wat partijen van elkaar mogen verwachten. Soms kan met de
open norm ‘de goede procesorde’ hetzelfde worden bereikt.
Misbruik van procesrecht
Als een partij bijvoorbeeld hoger beroep instelt, maar niet ter verkrijging van een tweede kans – maar
om de ander hinder of nadeel toe te brengen, is sprake van misbruik van procesrecht. Kan ook sprake
van zijn als iemand zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij wist of had moeten
2
,weten dat deze onjuist waren. Het belang van de veroordeling hierin ligt in de proceskostenveroordeling.
Op p. 8 staan meer voorbeelden van misbruik.
Nederlandse regelingen van burgerlijk procesrecht
Naast Rv en RO is het BW van belang. Ook in het WvSv staan regelingen die van belang zijn. Zie
bijvoorbeeld art. 332 en 94a Sv. In de Faillissementswet, Handelsnaamwet, Rijksoctrooiwet, Benelux-
wet staan ook belangrijke bepalingen.
Rechtersregelingen
Doordat er steeds meer procedures zijn, groeit ook de behoefte aan verduidelijking en nadere normering
van wettelijke regels. Daarom worden door de rechterlijke macht algemene regelingen opgesteld om de
rechtseenheid te vergroten en om de beslissingsruimte van rechters nader in te vullen. Denk aan de
procesreglementen, de jaarlijks aangepaste alimentatienormen, tarieven voor een kostenveroordeling en
de richtlijnen voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Sommige regels binden de rechter
op basis van algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging. Indien de regels rechten en plichten
bevatten en zijn opgesteld door een gerecht of orgaan dat behoort tot de rechterlijke macht, zijn ze recht
in de zin van art. 79 RO en kan hierover in cassatie worden geklaagd.
Procesrecht van Europese herkomst
In 1968 is het EEX-Verdrag ingevoerd, om te voorzien in een ontwikkeling van een werkelijk vrije
interne markt – en een vrij verkeer van vonnissen. In 1999 is dit Verdrag ingrijpend veranderd. De
bevoegdheid werd in het leven gebracht voor de EG om regelgeving te ontwikkelen op het gebied van
samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen. Het doel was om de civiele
procedures goed te laten werken. Harmonisatie van nationale procesrechten was daarbij mogelijk. De
Raad kon ook de materie bij verordening regelen, waardoor niet meer nodig was dat met nieuwe toetre-
ders tot de Europese Unie steeds afzonderlijke verdragen werden gesloten.
Het EEX-verdrag is er om regels te formuleren over de rechterlijke bevoegdheid tussen de EEG-landen.
We noemen dit verdrag ook wel Brussel BIS. Ook is er de betekeningsverordening, om samenwerking
te bevorderen in geval van grensoverschrijdende betekening. Daarnaast kennen we de Bewijsverorde-
ning. Voor het innen van geld kennen we de Europese betalingsbevelprocedure. Op basis daarvan kan
een bevel worden verkregen zonder de verweerder te horen. Dit kan enkel voorkomen worden door
tijdig een verweerschrift in te dienen. Bij grensoverschrijdende vorderingen over eventueel wel betwiste
vorderingen van maximaal 2000,- is de EGV-Vo ingevoerd.
Hoofdstuk 2: art. 6 EVRM en algemene voorschriften voor procedures
In de loop der tijd zijn normen voor een behoorlijke procedure tot ontwikkeling gekomen. Dergelijke
normen worden aangeduid als beginselen van het procesrecht. Bij nieuwe wetgeving zijn zij medebepa-
lend voor de inrichting daarvan, terwijl zij ook als richtsnoer voor de rechtspraak dienen.
• Fundamentele eisen: normen die als zo belangrijk worden gezien dat afwijking niet of alleen
in bijzondere gevallen is toegestaan. De belangrijkste fundamentele eis in het burgerlijk proces-
recht is het beginsel van hoor en wederhoor (codificatie in art. 19 Rv);
• Functionele eisen: regels die zijn ingericht voor een behoorlijk en goed functionerend proces-
recht. Rechter en wetgever staan tegenover de functionele eisen vrijer dan tegenover fundamen-
tele eisen.
Art. 6 EVRM
In 1950 is het EVRM ontstaan. In art. 6 is opgenomen waar een procedure aan moet voldoen. Deze eisen
zijn fundamenteel. In de jaren 70 kwam een stroom jurisprudentie op gang, waardoor door verdragsau-
tonome en extensieve uitleg art. 6 EVRM ook in ons land een primaire bron van processuele kwaliteits-
eisen is geworden. Dit komt ook doordat het Verdrag van Lissabon eind 2009 bindend werd. Daardoor
kan een beroep worden gedaan op art. 7 EU-Handvest, wat lijkt op art. 6 EVRM.
In geval van strijd met het artikel kan dat tot buitenwerkinstelling van de nationale regeling leiden. Het
artikel en de uitleg heeft in Nederland interne werking en dus voorrang boven andere regels, art. 92-95
GW.
3
, Art. 6 EVRM kent echter geen horizontale werking. Een burger kan enkel een beroep doen hierop te-
genover de overheid. Indirect is van horizontale werking wel sprake, omdat de Staat ervoor moet zorgen
dat ongewenst procesgedrag wordt voorkomen en de rechter kan worden gevraagd om dit te controleren.
Het bereik van het artikel is beperkt tot de vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen. Alleen
in spoedeisende gevallen hoeft geen rekening met het artikel gehouden te worden. De rechter hanteert
het begrip ‘goede procesorde’ erg ruim, zodat ook algemene rechtsbeginselen hieronder kunnen vallen.
Er moet een effectief nationaal rechtsmiddel bestaan voor partijen om tegen schending van art. 6 EVRM
op te komen.
In art. 19 t/m 35 Rv staan algemene voorschriften voor procedures opgesomd.
Toegang tot de rechter
Het recht op toegang komt ook uit art. 6 EVRM. De procedure zelf moet makkelijk worden ingericht en
daarnaast moeten er zo weinig mogelijk belemmeringen zijn om een procedure te starten en doorlopen.
Daarbij kan gefinancierde rechtshulp een rol spelen. Indien dat ontbreekt, kan sprake zijn van schending
van he verdrag. Indien een uitspraak lang niet ten uitvoer kan worden gelegd, kan ook sprake zijn van
schending. Misbruik van procesrecht mag niet te snel worden aangenomen.
Kosten van de civiele procedure
De belangrijkste kostenpost zullen de kosten voor de rechtsbijstand zijn. Daarnaast kunnen er griffie-
rechten worden geheven. De verschuldigde bedragen hangen af van het type zaak en of het geldbedrag
makkelijk is vast te stellen. In kantonzaken is het griffierecht hoger indien de hoofdsom meer is dan
500,- en 12.500,- en bij andere gerechten zijn grensbedragen 12.500 en 100.000. Het griffierecht ver-
schilt uiteraard ook per persoon, is iemand een natuurlijke persoon of rechtspersoon? Natuurlijke per-
sonen die weinig verdienen mogen een lager bedrag betalen. Voor bewijslevering worden vaak ook
kosten in rekening gebracht, art. 182 Rv. De kostenveroordeling is vaak voor de in het ongelijk gestelde
partij. De rechtsbijstand wordt vaak niet geheel vergoed, maar dit wordt vastgesteld op een tarief. Min-
der draagkrachtigen hebben overigens recht op gefinancierde bijstand krachtens art. 18 lid 2 Gw. De
wet moet regels stellen omtrent het verlenen van rechtsbijstand.
De eerlijke behandeling
Het recht op eerlijke behandeling ziet op het recht om over en weer zich voldoende te kunnen uitlaten
over de zaak. Dit ziet op het beginsel van hoor- en wederhoor. Ook de gelijkheid in procespositie speelt
een rol en de aanspraak dat de rechter laat zien in zijn uitspraak dat hij met de stellingen van partijen
rekening heeft gehouden. Ook het ontbreken van onafhankelijkheid of onpartijdigheid kan zorgen voor
schending van ‘fair trial’. Ook het recht van gelijke behandeling speelt hierbij.
Hoor en wederhoor
Het recht op hoor en wederhoor is het meest fundamentele beginsel in het burgerlijk procesrecht. In art.
19 Rv is het beginsel verwoord. Het is in vele regelingen uitgewerkt. De regels omtrent het oproepen
bijvoorbeeld, en die omtrent het verweer, verloop van het geding, getuigenverhoor en het deskundigen-
bericht zijn erdoor bepaald. Art. 279 Rv laat toe dat de rechter iets toewijst zonder dat partijen worden
gehoord. Het recht is dus niet zonder nuance. Er staan op p. 27 enkele specifieke toepassingen van het
beginsel.
Equality of arms
Dit ziet op gelijkheid van processuele middelen. Dit ziet erop dat de positie van de ene partij niet slechter
moet zijn dan die van de andere partij. De procedure kan alsnog op andere punten tekortschieten. Als
van twee onderhandelen partijen er een wel en de andere niet als partijgetuige gehoord kan worden, kan
sprake zijn van schending van dit beginsel. Het gebrek aan neutraliteit van een deskundige kan ook
ongelijkheid opleveren. Als slechts een partij in een kantonprocedure met advocaat procedeert, kan een
actieve houding van de kantonrechter dit compenseren en bijdragen aan dit beginsel.
4