Hoofdstuk 6!!
Paragraaf 1 (geen eindterm):
Aspecten moderniteit > individualisering, rationalisering, technologisering, institutionering > komen terug/samen in
de moderne economie.
Wisselwerking tussen techniek en economie is kenmerkend voor verloop van de moderniteit. Tegenwoordig op
een steeds sneller tempo. Kapitaal versneld het. Kunnen alles naar onze hand zetten. Wetenschap en
technologie zijn een groot deel van de vrije markt/worden vermarkt.
Adam Smith ‘economie is als een bloeiend landschap’.
Karl Marx bekritiseerd de ideeën van Smith. Laat zien dat de resultaten van de vrije markt dramatisch anders
kunnen zijn dan dat wij denken.
Eindterm 21:
SMITHS vrije markt = economisch systeem waarin ondernemingen en privépersonen
goederen en diensten kunnen ontwikkelen en aanbieden aan elkaar. Vrije keuzes. Prijs
wordt primair bepaald door de verhouding tussen vraag en aanbod. Deze transacties worden
onderling bepaald, door dat ze rationaliteit, koopkracht en productiemiddelen hebben.
Door arbeid > grote verscheidenheid goederen/diensten. Hoe efficiënter de arbeid, hoe meer
welvaartsgroei! Efficiënter maken kan door arbeidsdeling (productieproces opdelen). Gaat
samen met technologische vernieuwingen (b.v. machines, robots, lopende band, etc.).
Arbeid/arbeidsdeling/vrije markt zorgen ervoor dat iedereen elkaars behoeftes kan voorzien
en elkaar uitdagen om efficiënter te produceren en betere producten/diensten te maken
(concurrentie). Uiteindelijk wordt iedereen hier beter van! Moet in toom gehouden worden.
Vergaande arbeidsdeling kan dehumaniserende gevolgen hebben, door geestdodend werk.
Liberaal -> niet persé alles op eigen belang gericht, maar afstemming van talenten/aanbod.
Eindterm 22:
MARX vrije markt gebaseerd op privébezit van productiemiddelen staat op gespannen
voet met de vrije markt; permanente concurrentiestrijd tussen kapitalisten wordt gedreven
door winstmaximalisatie > arbeid(omstandigheden) (b.v. vakantiedagen, hygiëne, etc.). zijn
kosten post, die bespaard moeten worden/arbeidsproductiviteit ligt heel hoog arbeiders
worden uitgebuit door het kapitaal!
Geld speelt hierbij een grote rol: geld is geen primair ruilmiddel meer, maar een doel op zich.
Geld wordt gebruikt om meer geld te maken. Arbeid is een middel tot vermeerdering van
geld. Arbeiders krijgen het steeds slechter.
Eindterm 23:
Marx & Smith vrije markt heeft dehumaniserende effecten!
- Bij Smith door geestdoding.
- Bij Marx doordat zoveel mogelijk op arbeid wordt bespaard. Ook zegt Marx dat de
arbeider van zijn werk/zichzelf vervreemd. Arbeid is geen doel op zich meer, maar
een middel voor geld. Ook is het product dat een arbeider niet zijn eigendom. Hij
deelt niet in de winst. Hij wordt zelf ‘wegwerpproduct’ van de vrije markt > uitbuiting.
Onbegrensd produceren/consumeren (wordt door vrije markt gestimuleerd legt beslag op
eindige voorraad energie/grondstoffen > ‘ecologische uitputting’. Bijvoorbeeld terug te zien
in: oprakende oliereserves, verzuring van zee, verdwijnen van regenwouden, etc.
, Vrije markt gaat ook samen met financiële verstikking terug te zien bijvoorbeeld in:
hoeveelheid geld groeit disproportioneel in verhouding tot de reëel economie (steeds meer
en meer geld bijgedrukt b.v.), waarbij de economie zo ingericht wordt dat alles dienstbaar
gemaakt wordt aan financieel gewin (steeds meer, meer meer). Er is niet genoeg geld.
Schulden die steeds verder gaan opbouwen zorgen voor financiële verstikking (crisis). B.v. bij
aandelen (prijzen omhoog zodat aandelen voor aandeelhouders meer waard wordt, ten koste van consumenten, etc.
Eindterm 24:
TRONTO Sinds de vrije markt is opgekomen, is er een scheiding tussen publieke- en
privésfeer ontstaan. Er is dus een scheiding ontstaan tussen enerzijds het huishouden (nu
privé, eerder werd hier geproduceerd en geconsumeerd) en de economie aan de anderzijds
(bedrijven/fabrieken waar nu alles wordt geproduceerd).
Publieke sfeer (sfeer v.d. samenleving), zowel politiek als economisch, heeft alleen nog maar
abstracte principes (‘contract is contract’, etc.) en functioneel-rationeel denken (denken van
homo economicus). Publieke sfeer wordt gevormd om de markteconomie > puur zakelijk en
gesloten, geen ‘sentimentele’ vragen. Geen ruimte voor andere afwegingen dan financieel-
economische.
Hierdoor verdwijnt het morele debat in het publieke domein zaken waar zorg wordt
geboden (school, ziekenhuis, etc.), worden verzakelijkt, waardoor dingen die hier echt van
belang zijn (vertrouwen, oog voor kwetsbaarheid, etc.) wegvallen. Zorg moet niet alleen voor
de privésfeer, maar is ook een publieke taak. We moeten dit als samenleving organiseren en
zijn een belangrijk onderwerp voor politieke discussie/ besluitvorming.
Eindterm 25 (primaire tekst Tronto):
Kwaliteit van zorg kan beter worden door vrije markt, omdat zorg (product/dienst) iets wordt
waar vraag naar is. Aanbieders en consumenten kunnen elkaar op de markt vinden dit
bepaald de kosten. Doordat er concurrentie is, wordt de prijs zo laag en efficiënt mogelijk.
Politiek gezien wordt de zorg dan dus door de markt voorzien en niet door de overheid.
Kwaliteit van zorg kan hierdoor ook bedreigd worden (1) de markt gaat uit van gezonde
consumenten die goed kunnen bepalen wat ze nodig hebben, waar ze behoefte aan hebben,
etc. Is niet het geval: mensen zijn door allerlei redenen (leeftijd, gebrek aan kennis, etc.)
niet/slecht in staat dit te bepalen > zitten in kwetsbare positie. (2) ook is zorg soms heel duur.
> onaantrekkelijk voor aanbieders om hierin te investeren.
Overheid/politiek kan hier invloed op hebben door b.v. ondergrenzen aan de kwaliteit te
stellen, of/en er b.v. zelf ook in mee te investeren.
Eindterm 26 (primaire tekst Smith):
Volgens Smith is arbeidsdeling typisch menselijk, omdat: (1) de mens heeft de neiging om
onderhandelen over prijs, dingen te ruilen en te handelen. (2) Daarnaast is de mens voor het
vervullen van zijn behoeften (meer dan het dier) afhankelijk van soortgenoten. > Hierdoor
een unieke vorm van arbeidsdeling.
Volgens Smith leidt samenwerken volgens het principe van welbegrepen eigenbelang tot
vergroting van welvaart voor alle lagen in de bevolking, omdat iedereen zich gaat afvragen
waar hij/zij nuttig kan zijn (vanuit overtuiging dat je dan iets terug krijgt). Niemand kan al
haar/zijn eigen behoeftes vervullen, dus je zult ook wel samen moeten werken. Uit
eigenbelang zal je dan iets moeten hebben om te ruilen, zodat iemand iets voor jou kan gaan
doen. Als iedereen dit doet, worden iedereens behoefte/belangen vervult.