Samenvatting leerdoelen internationaal recht – RS1112212211
Module 1 – aard en bronnen van internationaal recht
❖ Begrijpt u de historische ontwikkeling van het internationaal recht;
De oorsprong van internationaal publiekrecht wordt vaak verbonden met het ontstaan van
onafhankelijke en soevereine staten in Europa. Het vreedzaam naast elkaar bestaan van
soevereine staten die hun eigen belangen nastreven, vraagt om een rechtstelsel dat deze
onafhankelijkheid beschermt. Vrijheid en gelijkheid van staten kunnen alleen worden
gewaarborgd door een systeem van rechtsregen – het internationaal publiekrecht – dat voor
allen op gelijke voet van toepassing is. Het internationaal publiekrecht had ten tijde van de
opkomst van soevereine staten dus vooral als functie de bevordering van het vreedzaam
samenleven (‘co-existentie’) van staten. De onafhankelijke staten, die bepalend waren voor de
ontwikkeling van internationaal publiekrecht, ontstonden in het Europa van de 16 e en 17e eeuw.
Hierbij speelde de Vrede van Westfalen een beslissende rol. In 1648 maakte een aantal
verdragen een eind aan de Dertigjarige en Tachtigjarige Oorlog. Ruim driehonderd politieke
eenheden ontworstelden zich aan het gezag van de Heilige Roomse Rijk en de Kerkelijke Staat. Zij
kwamen overeen het beginsel ban territoriale integriteit te respecteren en werden formeel
onafhankelijk. Een van de nieuwe, onafhankelijke staten die bij de Vrede van Westfalen werd
erkend, was de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, de voorloper van wat nu het
Koninkrijk der Nederlanden is.
Met de Vrede van Westfalen ontstond een systeem van soevereine en gelijke staten de niet
langer waren onderworpen aan een hoger gezag. Sindsdien kon er ook onderscheid worden
gemaakt tussen het publiek gezag, dat werd uitgeoefend door de staat, en de private belangen
van de monarch.1
❖ Heeft u begrip en kennis van de concepten soevereiniteit, soevereine gelijkheid en het verbod
van interventie en kunt u deze begrippen identificeren als de kernconcepten van het
internationaal recht;
Soevereiniteit: Een staat is soeverein wanneer hij binnen zijn grondgebied het hoogste gezag
voert. Wanneer bijvoorbeeld een andere staat of een bepaalde groepering machtiger is dan de
staat, wordt deze staat gezien als niet (geheel) soeverein. Art. 2 VN-Handvest.
Soevereine gelijkheid: Het soevereine gezag van alle lidstaten, groot en klein, binnen het VN-
systeem heeft dezelfde waarde.
Verbod van interventie (non-interventie): verbiedt staten om in elkaars interne aangelegenheden
te interveniëren. In de Nicaragua-zaak oordeelde het IGH dat staten zich niet met ‘methods of
coercion’ in de interne of externe aangelegenheden van andere staten mogen mengen. Het
verbod kan worden geschonden zonder dat gelijktijdig het verbod op het gebruik van geweld
wordt geschonden.
1
Nr. 6 Nollkaemper.
1
, Samenvatting leerdoelen internationaal recht – RS1112212211
❖ Kunt u de basisprincipes van het internationaalrechtelijke stelsel herkennen en identificeren.
Het uitgangspunt bij dit onderwerp is art. 38 lid Statuut IGH.
Het Hof, dat tot taak heeft de aan hem voorgelegde geschillen te beslechten overeenkomstig het
internationaal recht, doet dit met toepassing van:
Primair
a. internationale verdragen, zowel van algemene als van bijzondere aard, waarin regels worden
vastgelegd die uitdrukkelijk door de bij het geschil betrokken staten worden erkend;
b. internationale gewoonten, als blijk van een als recht aanvaarde algemene praktijk;
c. de door beschaafde naties erkende algemene rechtsbeginselen;
Secundair
d. onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 59, rechterlijke beslissingen, alsmede de
opvattingen van de meest bevoegde schrijvers der verschillende naties, als hulpmiddelen voor
het bepalen van rechtsregels.
Echter: Artikel 38 Statuut IGH is niet uitputtend:
- Besluiten van internationale organisaties
- Eenzijdige rechtshandelingen
- Billijkheid
- Soft law
Formele bron: Als de bron probeert bindende wetgeving te creëren/definiëren, is het een
formele bron (een voorbeeld van nationale wetgeving die naar behoren is vastgesteld door de
Staten-Generaal en die een koninklijke instemming heeft gekregen). Verdragen, gewoonterecht
en algemene rechtsbeginselen zijn allemaal formele rechtsbronnen.
Materiële bron: Als een bron geen wet creëert, maar ernaar streeft de inhoud en reikwijdte
ervan te definiëren, is het alleen een materiële bron: het identificeert de wet, maar creëert niet
de wet. Deze categorie omvat met name gerechtelijke beslissingen en de wetenschappelijke
geschriften van 'publicisten' (academici en andere internationale juridische experts).
❖ Extra aantekeningen n.a.v. maken oefenvragen en PowerPoint
Het verschil tussen monistische en dualistische leer 2
Het dualistisch stelsel: In een dualistisch stelsel worden internationale bepalingen pas onderdeel
van de nationale rechtsorde nadat zij door de nationale wetgever zijn omgezet in een nationale
regel.
Het monistisch stelsel: In het monistische stelsel is het voor de geldigheid in de nationale
rechtsorde niet van belang of een regel een nationale dan wel een internationale oorsprong
heeft. Omzetting van de regel van internationale oorsprong in een nationale regel is niet nodig.
In Nederland: Met betrekking tot de doorwerking van verdragen en besluiten van
volkenrechtelijke organisaties in de nationale rechtsorde kent het Koninkrijk der Nederlanden
een zogenoemd 'gematigd monistisch stelsel'. Omzetting van normen van (geschreven en
ongeschreven) internationaal recht is niet noodzakelijk voordat deze normen in de nationale
rechtsorde kunnen worden toegepast. De matiging uit zich erin dat:
2
https://www.centruminternationaalrecht.nl/doorwerking-van-internationaal-recht-in-de-nationale-rechtsorde
2
, Samenvatting leerdoelen internationaal recht – RS1112212211
1. De toepasbaarheid van internationaal recht is beperkt tot bepalingen van verdragen en
besluiten van volkenrechtelijke organisaties die
a. Eenieder verbinden, en
b. Bekengemaakt zijn in het Tractatenblad (artikel 93 Grondwet).
2. (Ongeschreven) internationaal gewoonterecht geldt binnen de rechtsorde van het Koninkrijk,
maar toetsing door de Nederlandse rechter mag er niet toe leiden dat wettelijke
voorschriften buiten toepassing worden gelaten als ze in strijd zijn met het internationaal
gewoonterecht.
De verplichting tot naleving van internationaal recht is vastgelegd in de artikelen 93 en 94 van de
Grondwet. Uit artikel 93 van de Grondwet volgt dat eenieder verbindende bepalingen van verdragen
en besluiten van volkenrechtelijke organisaties verbindende kracht hebben jegens burgers en
rechtspersonen nadat ze zijn bekendgemaakt. Deze bekendmaking vindt plaats in het Tractatenblad.
Artikel 94 van de Grondwet regelt de gevolgen indien de rechter constateert dat nationale wettelijke
voorschriften in strijd zijn met eenieder verbindende bepalingen van verdragen en besluiten van
volkenrechtelijke organisaties: de nationale wettelijke bepaling vindt geen toepassing en de bepaling
van het verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie heeft dus voorrang.
Gewoonterecht
Gewoonterecht vormt het algemeen geldend (objectieve) recht in de internationale rechtsorde.3
Internationaal gewoonterecht ontstaat als aan twee voorwaarden is voldaan:
1. Er is sprake van een algemene praktijk: voldoende Staten gedragen zich gedurende een
zekere periode op een bepaalde wijze
De praktijk van staten kan bestaan uit handelingen van alle staatsorganen
Bij handelingen kan het gaan om feitelijke handelingen, verbale uitingen maar ook om de
verdragspraktijk
Statenpraktijk moet omvangrijk en vrijwel uniform zijn
Geen specifieke tijdsduur van de handelingen om van algemene praktijk te spreken (IGH North Sea
Continental Shelf).
Discussie over niet-handelen (hoe kan worden bepaald dat dit algemene praktijk is) en handelingen
die gewoonterecht schenden (wanneer is het een schending en wanneer gaat het om het ontstaan
van een nieuwe praktijk) (IGH Nicaragua)
2. Er is sprake van een rechtsovertuiging (opinio juris): Het blijkt dat Staten de overtuiging
hebben dat de hiervoor genoemde gedragingen door internationaal recht worden
toegestaan, geduld of gevorderd
➢ Foltering komt nog steeds veelvoudig voor maar het verbod op foltering is nog
steeds gewoonterecht (ICTY Prosecutor v. Furundzija).
➢ De secundaire rechtsbronnen laten vaak zien of er sprake is van een
gewoonterechtelijke regel. In het geval van foltering heeft het IGH in Questions
3
Nr. 148 Nollkaemper.
3