Inhoudsopgave
Session 1 Defining groups.............................................................................................................................. 1
H1 Introduction....................................................................................................................................................1
H3 Inclusion and identity......................................................................................................................................4
Session 2 Group formation and development................................................................................................. 8
H4 Formation.......................................................................................................................................................8
H5 Development.................................................................................................................................................13
Session 3 Decision making............................................................................................................................ 16
H7 Influence.......................................................................................................................................................16
H8 Power............................................................................................................................................................20
H12 Decision making..........................................................................................................................................24
Session 4 Group roles and observation......................................................................................................... 30
H2 Studying groups............................................................................................................................................30
H6 Group structure.............................................................................................................................................31
Session 5...................................................................................................................................................... 37
H13 Conflict........................................................................................................................................................37
Session 6...................................................................................................................................................... 43
H9 Leadership.....................................................................................................................................................43
H10 Performance...............................................................................................................................................47
H11 Teams..........................................................................................................................................................55
Session 7...................................................................................................................................................... 59
H14 Intergroup relations....................................................................................................................................59
Session 1 Defining groups
H1 Introduction
1.0. Wat zijn groepen
,Groep: twee of meer individuen die verbonden zijn met en binnen sociale relaties
- Twee of meer individuen: meestal 2-3 en groepen met een doel groter
- Verbonden: individuen worden pas een groep als ze sociale relaties hebben met een
betekenisvolle verbinding
- Met en binnen sociale relaties: relaties verschillen in type, duur en sterkte
1.2. Variaties in groepen
Fourfold taxonomy of groups: onderscheid in vier typen
- Primary: kleine intieme groepen met relaties die gedrag, gevoel en oordeel
beïnvloeden. Veel face to face interactie en verbondenheid ondanks niet fysiek
aanwezig. Hoge loyaliteit en bescherming voor elkaar
- Social (secondary): grote formele groepen die meer publiek zijn. Minder emotionele
betrokkenheid met korter lidmaatschap. Grenzen voor lidmaatschap zijn minder
sterk.
- Collectives: groter groen met minder interactie waarbij lidmaatschap wordt bepaald
door activiteit of gebeurtenis. Hierna gaan ze weer uit elkaar. Komen samen door
gedeelde interesse, doel, toeval of korte ervaring
- Category: individuen die in bepaalde manier gelijk aan elkaar zijn. Voor iedereen
duidelijk wie er lid is en wat voor verwachtingen er bij typische leden horen
(stereotypen). Perceptie van lidmaatschap is een deel van individu zijn self-concept
Social capital: mate waarin individuen of groepen aan elkaar gelinkt zijn in sociale relaties
die bestaan uit positieve, productieve voordelen, maar bepaald door omvang van sociale
verbindingen
- ‘Rijk’ aan sociaal kapitaal als je veel verbindingen hebt in verschillende contexten, die
helpend zijn bij persoonlijke en collectieve doelen
1.3. Eigenschappen van een groep
Composition: eigenschappen van ieder individueel lid die verschillend is maar samen een
geheel vormen
Boundaries: grenzen die bepalen wie er wel en niet lid is. Kunnen permanent zijn of niet, en
publiek bekend zijn of niet.
- Open groups: individuen kunnen gemakkelijk lid worden en verlaten. Meer
onderlinge controle-, monitoring en competitie
- Closed groups: cohesive groep met minder veranderingen in lidmaatschap. Kan een
primary groep zijn, maar ook een catagory
Size: aantal leden, bepalend voor social ties die nodig zijn om iedereen te verbinden
- Kleine groepen: vaak emotioneel sterker verbinden met minder subgroepen. Andere
structuren, processen en interactiepatronen dan grote
- Grote groepen: leden hoeven niet allemaal direct aan elkaar verbonden te zijn.
Aanwezigheid van subgroepen en leiderschap.
Interactions: type activiteiten
- Task interaction: focus op behalen doel. Coördinatie van acties, vaardigheden,
motivatie, en bronnen, beslissingen maken en productief zijn voor behalen doel
- Relationship interaction: focus op emotionele banden tussen leden. Activiteiten voor
versterken (steunen/zorgen) of verzwakken (kritiek/conflict) van de relaties
Interdependence: mate van afhankelijkheid van elkaar.
, - Symmetric interdependence with reciprocity: iedereen is gelijk en kan elkaar
beïnvloeden
- Hierarchical interdependence without reciprocity: hiërarchie met ongelijke
beïnvloeding
- Hierarchical interdependence with (unequal) reciprocity: hiërarchie met beïnvloeding,
die echter vaak niet gelijk is in sterkte
- Sequential interdependece without reciprocity: acties van het ene lid zijn bepalend
voor het andere lid
Structure: organisatie van de groep welke zorgt voor voorspelbare patronen
- Group structure: gaat over de leden, relaties, interacties, rollen, normen en relaties
die de groep organiseren
o Roles: algemene verwachtingen over gedrag, eigenschappen of
verantwoordelijkheden van een lid in bepaalde rol
o Norm: omschrijving van wel gedrag acceptabel is en niet.
Goals: de doelen van de groep. Task circumplex model stelt vier basis doelen met acht
verschillende taken die verschillen over conceptueel (C)/gedragingen (G) of conflict
(C)/samenwerken (S)
- Generating: gaat over bepalen van strategie en plan en het bedenken van
mogelijkheden hiervoor
o Type 1 planning task plannen G/S
o Type 2 creativity task bedenken C/S
- Choosing: beslissing maken over issues die goed antwoord hebben of meerdere
antwoorden kunnen hebben
o Type 3 intellective task correct antwoord C/S
o Type 4 decison making task meerdere manieren C/C
- Negotiation: onderhandelen over verschillende meningen, of verschillen in intenties
o Type 5 cognitive conflict task verschillende meningen C/C
o Type 6 mixed motive task verschillen intenties C/G
- Executing: uitvoeren van competitie, of uitvoeren om tot een product te komen
o Type 7 contest/competetive task wedstrijd C/G
o Type 8 performance task werken productie S/G
Origin: gaat over het ontstaan van de groep
- Plannend: bewust gevormde groepen, vaak formeel en task-focus
- Emergent: spontaan over tijd, meer op relatie-focus
- Fourfould taxanomy of groups: kijkt naar geplande/opkomende en wie het initiatief
neemt
o Concoted: formatie door extern die zelf vaak geen lid is
o Founded: formatie door intern die vaak lid is
o Circumstantial: formatie door situatie
o Self organzing groups: formatie door interactie individuen
Unity: gaat over de mate van verbondenheid (cohesie)
- Group cohesion: integriteit, solidariteit, sociale integratie, unity en groupiness van
een groep. Resultaat van ontwikkelng van sterke interpersoonlijke relaties en
factoren die een groep verbinden zoals commitment aan het doel
Entiativity: mate waarin een groep overkomt als een unity/eenheid/groep. Het is de
perceptie van een groep, niet de daadwerkelijke
- Interaction and similiarity
, - Common goals and common outcomes
- Importance and permeability
- Size and duration
Social network: leden die aan elkaar gelinkt zijn door sociale relaties die verschillen in
betekenis en duur. Je bent onderdeel van sociaal netwerk als je een relaties hebt met de
persoon die een onderdeel is van.
Social brain hypothese: leven in een groep is psychologisch veeleisend waardoor het brein
groter is geworden. We kunnen tot 150 mensen aan, anders is de capaciteit voor
informatieverwerking te veeleisend
Thomas theorem: perceptie van mensen over sociale situaties zal de reactie bepalen. Als
iemand de situatie als echt beoordeeld, zijn de gevolgen ook echt
2.0. Wat zijn groepsdynamieken
Group dynamics: interpersoonlijke processen die voorkomen binnen en tussen groepen.
Bepalen voor hoe leden zich bezighouden, acties die ze uitvoeren en hoe ze reageren op de
omgeving
- Formative processen: behoeften om in een groep te leven, factoren die helpen zijn bij
ontstaan en ontwikkeling groepen
- Influence processen: aspecten zoals structuur, conformity, power, obedience en
leiderschap
- Performance processes: gaat over productiviteit, sociale motivatie, werken in teams
en samenwerken en beslissingen maken in groepen
- Conflict processes: gaat over intragroup conflict (binnen groep) en intergroup conflict
(tussen groepen)
- Contextuele processen: processen die bepaald worden door fysieke setting
3.0. Groepen bestuderen
Culturele verschillen: aantal culturele verschillen die bepalend zijn voor verschillen in leven in
groepen
- Mate van afstand en ongelijkheid in power
- Mate van individualistisch of collectivistisch cultuur
- Mate waarbij elementen zoals competitie en traditionele rolverwachtingen
voorkomen (masculinity)
- Mate waarin cultuur onzekerheid ervaart en die probeert te minimaliseren
H3 Inclusion and identity
1.0. From isolation to inclusion
Er zijn drie processen die de relatie tussen de individu en de groep bepalen
1. Inclusie en exclusie
2. Individualisme en collectivisme
3. Personal en social identity
1.1. The need to belong
Need to belong: mens heeft een basisbehoeften om blijvende, positieve en betekenisvolle
relaties te vormen