Samenvatting
Marketingoriëntatie
Marketingoriëntatie
Co Bliekendaal & Ton van de Vught
,Samenvatting hoofdstuk 1 Marketing
Marketingconcept -> ondernemer stelt wensen en behoeften van klant centraal.
Marketing geeft antwoord op:
- Welke behoeften zijn er?
- Met welke producten kunnen we hierin voorzien?
Functie marketing -> Op winstgevende wijze de wensen en behoeften van afnemers
bevredigen. Ook rekening houden met de omgeving.
Marketing oriëntatie
1. Productie oriëntatie: zoveel mogelijk produceren tegen zo laag mogelijke kosten.
Verkopersmarkt -> er bestaat een tekort aan producten waardoor verkopers het voor
het zeggen hebben, dit was tot ongeveer 1930.
2. Product oriëntatie: de kwaliteit van het product vormt een belangrijke voorwaarde
voor de koop. Deze marktbenadering tot begin jaren 20, vorige eeuw.
3. Verkoop oriëntatie: verkopersmarkt -> kopersmarkt. Overschot aan producten ->
aandacht richten op het effectief verkopen -> reclame. 1930-1950.
4. Marketing oriëntatie: Wensen en belangen staan centraal. Kennis verkrijgen over
wensen en verlangens -> marktonderzoek. Consumer orientation. Deze visie
ontstond na 1950.
5. Maatschappelijke oriëntatie: belangen van hele maatschappij -> maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Bijdrage leveren aan een beter milieu. Veranderingen:
concurrentie, veranderende technologie, groei besteedbaar inkomen.
Afnemers
Financiële afnemer -> in eigen behoeften voorzien.
Industriële afnemer -> weer doorverkopen.
Handelsmarketing -> Richt zich op distribuanten. Douwe Egberts -> consument en
Albert Heijn.
Verschillen industriële marketing en consumentenmarketing
-> Aantal consumenten groter dan aantal industriële afnemers
-> Consumenten marketing: verspreide geografische vraag i.p.v. geconcentreerd
-> Industriële markt -> langdurige relatie met leveranciers
-> Consumenten beslissen zelf of ze een product kopen -> afgeleide vraag
-> Aankoopbeslissing: Consument -> emotioneel. Bedrijf -> rationeel.
Bij aankoop in bedrijf zijn meerdere mensen betrokken = Decision making unit, dit
bestaat uit: initiator, beslisser, gebruiker, adviseur, beïnvloeder, gatekeeper (beheert
de informatiestroom).
Marketingmix -> Marketinginstrumenten moeten steeds in bepaalde combinatie
worden gebruikt.
Product -> Ook verpakking, garantie, service, merk, assortiment en kwaliteit ->
productmix.
Prijs -> Ook kijken naar concurrent, kortingen.
Plaats -> Distributiebeleid.
Promotie -> Persoonlijke verkoop, sales promotions, reclame, public relations,
sponsoring.
3 R’s -> Ruil, relatie en reputatie.
, Interne omgevingsfactoren (micro omgeving)
-> Productiecapaciteit: de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan
vervaardigen.
-> Financiering: bijvoorbeeld geld lenen voor machine.
-> Marketingmix
-> Personeel (De 5e P bij diensten)
Externe omgevingsfactoren (meso omgeving): Externe, niet-beheersbare factoren
vanuit bedrijf.
Macro omgeving: Externe, niet-beheersbare factoren vanuit de maatschappij. Deze
hebben betrekking op:
1. Economische omgevingsfactoren -> inkomen, inflatie, wisselkoersen, conjuctuur.
2. Demografische omgevingsfactoren -> huishoudens, leeftijd, geslacht, opleiding.
3. Politiek-juridisch -> politieke maatregelen, bestemmingsplannen.
4. Sociaal-cultureel -> nieuwe trends.
5. Technologische -> internet, nieuwe productie methoden.
6. Maatschappelijk -> emancipatie-, en milieubewegingen.