Hoofdstuk 1 samenvatting ( na al geleerd te hebben)
Manager:
Een manager die stuurt processen aan en zet mensen tot handelen om taken uit te voeren.
Managers hebben hun afhankelijkheden, verantwoordelijkheden en vaardigheden
1. Managers zijn afhankelijk van mensen met een directe gezag relatie maar ook van mensen
met geen directe gezag relatie. Dus van zowel medewerkers onder hun als managers van een
andere afdeling. Het hang er van af hoe goed medewerkers naar de managers luisteren.
2. Managers zijn verantwoordelijk voor een goede werkomgeving. Ze moeten ervoor zorgen dat
er voldoende bemensing is en dat medewerkers worden gemotiveerd, ontwikkeld,
bevorderd, beoordeeld en geactiveerd. Een manager moet tijden informatie ontvangen en
doorgeven voor hemzelf en voor zijn medewerkers. Zo kan hij tijden beslissingen nemen en
taken oplossen als dat nodig is.
3. Managers moeten daarnaast kun omgaan met tijdmanagement en effectief kunnen
vergaderen. Ze moeten prioriteiten stellen en delegeren waar mogelijk is. Ze moeten genoeg
kennis hebben en prestatiegericht zijn zodat ze dit ook over kunnen dragen naar de
medewerkers en het werkproces goed verloopt. Het product dient tastbaar te worden.
We kennen topmanagers, middle managers en eerste lijn managers.
Top managers:
- Denk aan een directeur of eigenaar van een nv/bv
- Neemt strategische beslissingen ( welk doel hebben we, welke middelen zijn daarvoor nodig
en langs welke weg wordt dit doel bereikt.)
- Verantwoordelijk voor strategische beslissingen die de langetermijnbeslissingen en de te
volgen koerst betreffen.
- Een topmanager moet over communicatievaardigheden beschikken, een politieke houding
hebben een ethisch schoon verleden.
- Leiderschap, strategie veranderen, onderhandelen en beïnvloeden en mens/productiviteit.
Middel managers:
- Hebben een uitvoerende taak naar boven en een leidende taak naar beneden.
- Ze moeten ervoor zorgen dat taken tijdig en op de juiste manier worden uitgevoerd.
- Denk aan mensen die planningen maken en contacten onderhouden ( intern en extern)
- Ze nemen tactische beslissingen / organisatorische beslissingen ( dit zijn beslissingen voor de
organisatieopbouw het bepaald de taak en bevoegdheidsverdeling)
- Ze moeten kunnen plannen, activiteiten leiden en sturen, medewerkers motiveren,
werkzaamheden organiseren.
Eerste lijn managers ( uitvoerende medewerkers)
- Ze nemen operationele beslissingen ( dit zijn beslissingen over het dagelijkse handelen)
- Vaak zijn ze manager over een bepaalde groep ( bijvoorbeeld een groep van 5 mensen moet
1 soort product maken, dan is 1 iemand de leider van de groep)
- De uitvoerende medewerkers moeten wel een bepaald niveau van productie en
dienstverlening hebben.
- Ze hebben de leiding over de uitvoerende medewerkers.
,Managers hebben veel overeenkomsten:
Interpersoonlijke activiteiten:
De managers geven allemaal leiding aan de medewerkers. Ze moeten relaties onderhouden en zowel
informele als informele netwerken opbouwen binnen en buiten de eigen eenheid.
Informatieactiviteiten:
Een manager moet op de hoogte blijven van veranderingen en resultaten binnen het bedrijf zodat ze
tijden problemen kunnen analyseren en oplossen.
Besluitvormende activiteiten:
Beslissingen over de optimale inzet van mensen en middelen om de doelstelling te realiseren.
De hedendaagse managementopvatting worden tegenwoordig erg beïnvloed:
1. Relatie onderneming en samenleving
- Overheid : stelt minimumlonen in
- Consumentenbonden : die vinden dat belang van consument voorop staat
- Overheidspolitiek: zorgt voor economische markten
- Ethisch handelen: wat is goed en wat is slecht
2. Schaalvergroting internationalisering: globalisering
- Door globalisering worden producten afgezet op wereldwijde markten. Landen worden op
economisch, sociaal en staatkundig gebied steeds meer afhankelijk van elkaar.
3. Relatie en gezagsverhoudingen
- Of managers invloed hebben op medewerkers is afhankelijk van hoe goed de medewerkers
naar de managers luisteren.
- Mangers moeten wel over bepaalde capaciteiten beschikken zodat de basis van de
gemiddelde gezagsdrager voldoende is.
4. Technologie en ontwikkelingen
- Er komen veel technologische ontwikkelingen zoals ( operations research, cybernetica en
informatie technologie ) zo ontstaan er vele managementtools die het managen een stuk
makkelijker maken. Traditionele distributiekanalen veranderen door internet sociale media.
5. Marketingfilosofie
- Het doel ligt niet binnen de organisatie maar buiten de organisatie in de markt.
- Vanaf 2000 gingen ze zich ook meer richten op het individu
- Door internet systemen wordt er zowel gericht op B2B als B2C
Bij het beoordelen van een manager hebben we het over:
Management effectiviteit: dus hoe goed en nuttig gebruikt een manager zijn middelen en mensen,
gerelateerd aan het behalen van zijn doelstelling.
Interpersoonlijke effectiviteit: dus hoe goed is een manager in het leidinggeven, hoe is zijn
overtuiging, invloed en overwicht.
Een goed management proces verloopt als volgt:
,Strategiebepaling ( doel vaststellen en planning maken) organisatie ontwerpen en opbouwen
mensen en middelen tot handelen zetten doormiddel van leidinggeven coördineren planning
en werkzaamheden controleren en zo nodig bijsturen als dat moet.
Bij alle taken van management is communicatie erg belangrijk.
- Effectieve coördinatie is mogelijk door goed plannen
- Goede communicatie is mogelijk door goed organiseren.
- Het plan is de basis voor het organiseren, terwijl de uitvoering en de resultaten de basis zijn
van de dagelijkse bijsturing. Het bijsturingsproces levert informatie op over het wel of niet
moeten corrigeren van de planning.
Beslissen, coördineren en communiceren hebben altijd te maken met plannen, organiseren en
bijsturen.
Bij productie en dienstverleningsprocessen vind technische omvorming plaats doormiddel van het
toevoegen van waarde waar uiteindelijk producten of diensten uit voortbestaan.
Technische omvorming = schroefjes of auto’s
Dienstverlingsproces = het helpen van zieken of krediet verlenen
Dit zijn uitvoerende processen, die komen tot stand door het goed leidinggeven. Door wie wordt dit
gedaan? Hoe wordt dit gedaan? En wanneer wordt dit gedaan. Welk product of dienst moet geleverd
worden en welke middelen heb ik daarvoor nodig.
, Een organisatie creëert waarde aan verschillende aspecten en die zijn onderverdeeld in primaire
activiteiten, ondersteunende activiteiten en bestuurlijke activiteiten.
Primaire activiteiten zijn bijvoorbeeld:
- Inkomende en uitgaande goederenstromen
- Service
- Marketing en verkoop
- Productie
Door inkoop van producten en goederen ( ondersteunende activiteit) komen deze primaire
activiteiten tot stand.
Ondersteunende activiteiten ondersteunen dus de primaire activiteiten je moet denken aan
- HRM
- Technologie
- Infrastructuur van een organisatie
Processen bepalen de voortgang van een bedrijf. Aandacht geven aan inrichting, functioneren en
beheersing van organisatieprocessen is essentieel.
Vereist:
- Verschillende taak processen moeten in kaart worden gebracht
- De processen moeten overeen komen met het managementproces.
Je moet regelmatig controleren of alles volgens plan gaat.
Beheersingsproces:
Meten, beoordelen voldoet niet aan planning, norm, doel bijsturing via leidinggevende.
Kenmerken van goede managers:
1. Innovativiteit en creativiteit: ze moeten nieuwe ideeën, oplossingen en aanpakken
genereren.
2. Over vakkennis beschikken: ze moeten dingen kunnen oplossen, voorstellen doen en
instructies kunnen geven