HR en Leiderschap
Hoofdstuk 1 paragraaf 1
Een leider kan de leiding nemen en een leider kan de leiding geven. Het kan zelfs zo zijn dat iemand
in de groep de leiding krijgt en daarmee de leider wordt. De leider levert verschillende bijdragen aan
de groep, De Haan en Kasozi ( 2014) onderscheiden er drie:
De zorg voor veiligheid en bescherming; dit doet een leider door onzekerheid te reduceren
en bescherming te bieden. Dit kan een leider doen door het geven van informatie, het
duidelijk maken van regels en het bieden van een gezonde werkomgeving. Maar ook
onredelijke eisen voorkomen van het topmanagement. Ook krijgt een leider te maken met
het voelende aspect, dit betekent dat een leider om moet kunnen gaan met emotie van de
tegenpartij en conflicten dient te kunnen oplossen. Ook ondersteuning speelt een rol bij het
zorgen voor veiligheid.
Zorgen voor ingeving en inspiratie; die creëer je door een gezamenlijk doel op te stellen. Dit
is het denkende element. Het doel van de organisatie wordt duidelijk weergegeven en dit
wordt vertaald naar de bijdrage van ieder individu. Iets voor een ander betekenen is een
belangrijk motiverende factor. Op deze manier laat je je medewerkers of andere personen
trots zijn op hun persoonlijke bijdrage aan gezamenlijk resultaten. Complimenten geven en
het vieren van successen bevorderen dit proces.
Ondersteunen en faciliteren gaat over de vraag wat er nodig is om het doel te halen; in het
kort kun je het stellen als het regelen van middelen en het inrichten van processen. Middelen
zijn onder andere tijd, ruimte en apparatuur. Maar ook persoonlijke ontwikkeling door
scholing is belangrijk. Het inrichten van processen is belangrijk, dus een goede taakverdeling,
samenwerking, afstemming etc. Dit noemen we ook wel het handelende aspect van
leiderschap.
Leiderschap heeft zich door de jaren heen erg ontwikkeld. In een aantal stappen groeide een meer
democratische, aardse manier van leiderschap. Een aantal markante gebeurtenissen in de
geschiedenis zijn kenmerkend voor deze ontwikkeling, we noemer er drie:
1. De eerste gebeurtenis vond plaats in 1215, op een grasland valkbij Windsor in Engeland. De
Engelse edelen dwongen daar de toenmalige koning de Magna Carta te tekenen, het
document waarin hij een deel van zijn bevoegdheden overdroeg aan een parlement.
2. De tweede ontwikkeling is ingezet door Maarten Luther. Zijn stellingen tegen de werkwijze
van de katholieke kerk, die hij in 1517 aan de kerkdeur in wittenberg nagelde, vormde het
begin van protestantisme.
3. De Franse revolutie 1789, die het einde van de heerschappij van koningen en adel inluidde.
Vrijheid, gelijkheid en broederschap vervingen de absolute macht van de koning. Leiderschap
wordt niet meer overgeërfd maar een eigenschap of een positie moest je verdienen.
De eerste twee ontwikkelingen zijn gericht op de kerk en de laatste ontwikkeling is gericht op de
economie. Door de Franse revolutie konden er voor het eerst goederen massaal worden
geproduceerd en daardoor ontstonden er grotere organisaties. Die leidde tot veel maatschappelijke
verschuivingen en er vormde een heel nieuwe leider, de ondernemer. Namen als chef, teamleider of
afdelingshoofd werden steeds populairder. Management en leiderschap kwam in opmars en
effectiviteit en efficiency werd steeds belangrijker binnen bedrijven.
De gezagsverhoudingen in organisaties zijn deels een afspiegeling van wat we in gezinnen gewend
zijn. Vroeger stond de vader bekend binnen het gezin als de bepaler en de geld verdiener, hij moest
,dan ook met u worden aangesproken. Tegenwoordig stellen basen binnen het bedrijf zich op als
coach en ondersteuner. Kinderen worden hedendaags betrokken bij besluiten en dit gebeurd nu ook
binnen organisaties. Autonomie binnen bedrijven neemt toe en medewerkers nemen niet meer
genoegen met ‘’ omdat ik dat zeg’’.
Hoofdstuk 1 paragraaf 2
Er zijn verschillende definities voor leiderschap. We beschrijven er een paar over verschillende tijden
en perioden.
1. Plato 427 V. chr – 347 V.chr)
In de westerse beschaving omschreven de Griekse filosofen het leiderschap. De bekendste
omschrijving uit die tijd zijn van Plato ( Ca. 427 voor christus – 347 voor Christus ). In zijn boek ‘ de
staat’ ( 380 v.Chr) verdeelt hij de ideale samenleving in drie groepen.
De werkenden of handwerkmannen zij vervullen een belangrijke economische functie
Wachters of soldaten zie zorgen voor orde en veiligheid
Koning-filosofen die moeten het land leiden. Of zoals Plato zegt: ‘ de mensen die van
nature neigen tot liefde voor wijsheid, die zijn geschikt om een gemeenschap te leiden.’
Deze personen streven naar het beste voor de groep en niet naar persoonlijke macht, roem
of geluk. Plato is erg duidelijk over de vaardigheden van leiders, ze moeten wijs en
rechtvaardig zijn, moedig en gedisciplineerd. Ze moeten bereid zijn opdrachten aan te
nemen, en ook orders kunnen geven. En als het nodig is delen ze straffen uit.
2. Niccolo Machiavelli ( 1469-1527)
Een tweede bekende naam is Niccolo Machiavelli ( 1469-1527): in tegenstelling tot plato, die uitgaat
van idealistische leiders met morele principes, is e manier van denken van Machivelli pragmatisch
( richt zich op nut en bruikbaarheid) en soms cynisch. Een leider was diegene die een gebied had
veroverd, met wapens, door een gelukkige samenloop van omstandigheden, door kracht en moed.
En niet te vergeten door list en bedrog => verdeel en heers, het doel heiligt de middelen: list en
bedrog
3. Peter Drucker ( 1954):
Hij richt zich op management en maakt onderscheid tussen leiderschap en management. Hij verteld
ook wat leiderschap niet is => het is geen vriendjespolitiek, geen aantrekkingskracht, geen gladde
praatjes.
Volgens Drucker gaat leiderschap over het verheffen van iemands visie tot grotere hoogte, het
verbeteren van zijn prestaties en het uitbouwen van iemands persoonlijkheid door grenzen te
verleggen. Het gaat niet alleen om de visie van de leider maar ook om die van de volgers. Leiderschap
is volgens hem een eigenschap van leiders en volgers samen.
, 4. Ken Blanchard ( 1999)
Blanchard zag leiderschap aanvankelijk als een beïnvloedingsproces. Het vermogen mensen zodanig
te beïnvloeden dat hun capaciteiten ten goede komen aan het algemeen belang.
Macht, autoriteit of dwang maken nog geen leider. Lees namelijk het volgende voorbeeld:
VB: een bewaker in een gevangenis heeft doel namelijk het bewaren van rust en veiligheid. Daartoe
zal hij bewust het gedrag van de gedetineerden beïnvloeden en hij heeft daar de nodige middelen
voor. Toch zeggen we van de bewaker in deze situatie ook niet dat hij een leider is.
De intentie van de volger ontbreekt. Er is pas sprake van de leiderschap als de volger wil volgen en
niet wanneer hij geen andere keus heeft. Blanchard komt na jaren onderzoek tot een nauwkeurige
definitie namelijk:
Leiderschap is het vermogen mensen zodanig te beïnvloeden dat hun capaciteiten ten goede komen
aan het algemeen belang.
5. Janka Stoker ( 2005)
Beschrijft leiderschap:
Leiderschap is het beïnvloeden van gedrag van een groep medewerkers, door een persoon die ten
opzichte van die medewerkers een formele positie inneemt. Dit gebeurt door gebruik te maken van
bepaalde leiderschapsstijlen, eigenschappen en motieven en door het uitvoeren van verschillende
activiteiten.
Kortom:
Er zijn verschillende definities van leiderschap:
De persoon van de leider
Een ( groep) volger(s)
De relatie tussen leider en volger
Een gezamenlijk doel en motieven om dat doel te bereiken
Het gedrag van alle betrokkenen
Hoofdstuk 1 paragraaf 3
De industriële revolutie is ingrijpend veranderd. De verschuiving van kleine ambachtelijke bedrijfjes
naar massaproductie bracht andere vormen van organiseren met zich mee.
Horizontale arbeidsdeling: betekent dat de verschillende stappen in het productieproces door
verschillende mensen worden uitgevoerd.
Verticale arbeidsdeling: de verschillende stappen in het proces moeten worden gepland en op elkaar
afgestemd worden, de kwaliteit moet worden gecontroleerd en er moet worden ingegrepen als het
niet goed gaat. Deze taken zijn ook weer afgesplitst en liggen hoger in de organisatie, wanneer we
uitgaan van het traditionele organogram.
, Management: dit is nodig om die taken op elkaar af te stemmen. De term management kan slaan op
het besturingsproces als op de personen die dit proces uitvoeren. Management doelt op het zo
effectief, efficiënt, doelgericht en zo laag mogelijke kosten.
Er is een verschil tussen leiderschap en management, toch wordt dit binnen bedrijven vaak door
elkaar gehaald.
Managers sturen mensen en processen aan, zien erop toe dat afspraken worden nagekomen, doelen
worden gehaald en sturen bij waar nodig. Zo doorlopen managers de PDCA- cirkel ( plan do check
act). Simon Sinek noemt dit het wat en hoe model.
Managers zorgen er dus voor dat we van A naar B komen. En wat doen leiders dan? Die zorgen
ervoor dat we naar B toe willen. Leiderschap houdt zich bezig met antwoorden op vragen zoals ‘’
waarom voer je dit werk uit?’’.
Veel medewerkers
kunnen geen antwoord geven
op die vraag. Dit zijn namelijk
vragen als het gaat om de
betekenis en motivatie, en daar
moet de leidinggevende
immers voor zorgen.