Hoofdstuk 12: Middeleeuwen 500-1500
Karel de Grote (768-814) bracht het uit elkaar gevallen West-Romeinse rijk onder zijn gezag. Het
Verdrag van Verdun deelde dit Frankische rijk in drieën. Delen die nu bij Nederland horen, hoorden
nu bij het Duitse keizerrijk. Er vormden nu grote nationale staten, die internationaal vaak in conflict
raakten. Gezamenlijk leverden de staten veel strijd tegen de islam; kruistochten om het Heilige land
van hen te bevrijden. In middeleeuwse literatuur komt dit veel terug, bijvoorbeeld in Chanson de
Roland is dit een belangrijk thema.
De Nederlanden werd 1 geheel in de 15 e eeuw, onder het Bourgondische huis (met Karel de Stoute).
Aan het einde van de Middeleeuwen werden Nederlandse gebieden verbonden met Spanje, omdat
de kleinzoon van Karel de Stoute tegen die tijd trouwde met een Spaanse prinses.
Adalbero (bisschop) sorteerde de maatschappij in drie groepen (standenmaatschappij): de
geestelijkheid (bidden), de adel & de ridders (strijden), en de boeren & vissers (werken). ‘Op aarde
zijn er sommigen die bidden, sommigen die strijden en sommigen die werken: deze drie vormen een
eenheid en verdragen het niet van elkaar te worden gescheiden.’ De burgerij, ambachtslieden en
handelaars, zal echter ook een belangrijke plaats innemen.
In het feodale stelsel was een oplossing voor het weinige beschikbare geld. Vorsen gaven bepaalde
onderdanen (de vazal) een stuk land/landerij in bruikleen (feodum). De vazal moest trouw en
gehoorzaam zijn, en met raad en daad bijstaan (dit geknield beloven). In de Karelepiek, ridderromans
waarin Karel de Grote de centrale figuur is, speels dit feodale stelsel een grote rol.
Heinric van Veldeken is de eerste bekende Nederlandse dichter. Hij schrijf een heiligenleven (de
Sinte Servaes Legende) en liefdesliederen (de Eneïde), in opdracht van een Graaf. Een voorbeeld:
(vertaling), het lied is: Als de vogels vrolijk
zingend de zomer verwelkomen,
- Traditioneel vanwege het begin met een Natureingang; aankondiging het woud rijk is aan loof
jaargetijde. Zo bepaald Van Veldeken de stemming, en laat hij zien dat hij en de bloemen te pronken staan,
dan is de winter helemaal voorbij.
de traditie kent. Het is dan passend dat ik mij
- De relatie tussen de ikfiguur en de geliefde relateren aan feodaliteit (trouw daarheen
ophouden,
begeef waar mijn hart, zonder
en onderdanigheid). Zo kan bijvoorbeeld ook knielen voor de geliefde uit minne altijd al onderdanig was
hiernaar refereren.
- Conventioneel; volgens de gewoonte met bekende regels en technieken.
- Algemeen; de liederen zijn niet individueel, maar verwoorden iets algemeens en identificeerbaar
voor zijn publiek. Het wereldbeeld ging dan ook niet om het individu maar het collectief, hierbij
draaide het om aanzien en waardering.
De religieuze Middeleeuwer ging ervan uit dat achter de realiteit en tastbare werkelijkheid altijd een
diepere betekenis/werkelijkheid was; het Hogere. Alles kon een teken of symbool zijn. De
Middeleeuwse kunst:
- Veel gebruik van, vooral Christelijke (belangrijk), symboliek. Licht verwijst vaak naar Jezus; het licht
van de wereld. Jan van Eyck is zo’n Middeleeuwse kunstenaar.
- Maatschappij gericht. Ze waren didactisch en moraliserend (wilden het publiek iets leren).
- Werken binnen de traditie (en elementen). Hierbij was origineel of vernieuwend zijn niet belangrijk.
Middeleeuwse literatuur:
- Met de hand geschreven. De boekdrukkunst is het einde van de Middeleeuwen.
- Geschreven op perkament of papier, met handschriften of manuscripten (met plaatjes).
- Kopiisten kopieerden de boeken. Dit leidde tot tekstverandering; oneens met de inhoud of moe.
- Boeken werden vooral voorgelezen, aan grote groepen; voorleescultuur. Hierom rijmden de teksten
vaak of waren het liederen; de tekst was dan beter te onthouden.
Zowel kunstenaar als auteur werkte vaak in opdracht, van vorsten bijvoorbeeld. Dit heet mecenaat,
de opdrachtgever is een mecenas.
Paragraaf 4: