ZORG BETER BEGRIJPEN:
De samenleving is ingewikkelder geworden. Hierdoor is het voor mensen die moeilijk mee kunnen komen nog
ingewikkelder geworden. Het gevolg hiervan is dat de vraag naar zorg is toegenomen.
Voorbeelden van het ingewikkelder worden van de samenleving zijn:
Regelgeving is ingewikkelder geworden. Voor het aanvragen van zorg, subsidies of uitkeringen.
Digitalisering
Misleidende informatie
De maatschappij wordt ingewikkelder en de vraag naar zorg neemt toe. Hiertegenover staat de wens iedereen
in de samenleving mee te laten doen.
Awbz zorg: autonomie van de hulpbehoevende vergroten (zelfstandig laten worden)
BIO ECOLOGISCH SYSTEEMMODEL (ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE)
Voor het bieden van goede hulp zijn classificaties en diagnostiek nodig. Er wordt vaak vanuit 1 invalshoek
gekeken, maar er zijn altijd meerdere factoren die gedrag beïnvloeden. Deze zijn onder te verdelen in de
volgende 3 aspecten:
Biologische aspecten
Psychische aspecten
Sociale aspecten
Bio-ecologische systeemmodel: Model om met verschillende perspectieven naar een persoon te kijken
In het midden staat een persoon. Intrapersoonlijke factoren (bijvoorbeeld temprament). Factoren veranderen
door invloed buitenaf en tijd.
Micro systemen: Directe face-to-face relaties. Personen die elkaar beïnvloeden. Op latere leeftijd kan er nog
veel invloed worden uitgevoerd.
Ouders, broers en zussen, docenten, vrienden, familie.
Meso systemen: ontwikkeling tussen de verschillende relaties van microsystemen waarvan het kind deel uit
maakt. Bijvoorbeeld: contact tussen ouders onderling of ouder-leraar. Dit kan ook via het kind. Denk aan met
slechte cijfers thuiskomen of problematisch gedrag vertonen op school.
School, thuis, speelplaats, buurt, ontspanningsmogelijkheden
Exosysteem maatschappelijke systemen die via meso en micro de ontwikkeling van het kind beïnvloeden. Dus
op een indirecte manier. Het kind heeft hier zelf totaal geen invloed op, maar heeft wel invloed op de
ontwikkeling van een kind.
Sociale netwerk en werk van ouders, docentenvergaderingen op school
, Macrosysteem invloed van de maatschappij
Cultuur, politiek, religie, maatschappelijke trends, wetten, vrijetijdsbesteding, jeugdcultuur, welvaart maar
ook digitalisering.
Chronosysteem: verloop van tijd wat invloed heeft. Tijd betekent verandering maar ook continuïteit.
Lichamelijke, psychische en sociale ontwikkelingen, maar ook de generatie waarin je geboren bent.
Uitgangspunten bio-ecologische systeemmodel
Oorzaak en gevolg zijn circulair.
Omgeving beïnvloed een kind en andersom
Ontwikkeling vindt plaats op alle niveau’s
Niet alleen het kind ontwikkeld. Systemen er omheen ook
Interpretatie verschilt per individu
Kinderen hebben een verschillende leefomgeving. De uitwerking van deze omgeving hangt af van hun eigen
interpretatie.
Kinderen geven actief vorm aan hun ontwikkeling
Als kinderen ouder worden beseffen ze zich dat ze zelf hun leven kunnen beïnvloeden d.m.v. het maken van
eigen vrienden en kiezen van eigen hobby’s. (Hoge locus of control)
Ouders fungeren als bemiddelaars
Omgeving en gedrag van ouders is van invloed
Kinderen internaliseren normen en waarden
Door socialisatie regels eigen maken
Verschillende factoren versterken elkaar
Als twee factoren samenkomen versterken ze elkaar 1+1=3.
Hoge locus of control: kinderen handelen vanuit het idee dat ze veel invloed hebben op hun leven. Ze zijn
competent
Lage locus of control: denken dat vooral factoren buiten henzelf bepalen hoe het met hun gaat.
HET ICF-MODEL
ICF-model = internationale classificatie functioneren. Classificatie van het menselijk functioneren (niet
hiërarchisch).
De ICF wordt gebruikt om het menselijk functioneren te beschrijven vanuit drie verschillende perspectieven:
Menselijk organisme (lichamelijk) anatomische eigenschappen en functies. (Ontwikkeling hersenen,
functioneert alles in het lichaam zoals het zou moeten).
Perspectief menselijk handelen Kan iemand bepaalde dingen wel of niet
Perspectief van de mens als deelnemer maatschappij kan iemand meekomen in de maatschappij? De
maatschappij heeft hier invloed op.
Wat heeft invloed op het menselijk functioneren?
Gezondheidstoestand (aandoeningen en ziekten)
Functies en anatomische eigenschappen, activiteiten, participatie
Persoonlijke en externe factoren