Multimorbiditeit
Inhoud
Bijeenkomst 1 COPD ........................................................................................................................................................................... 3
1. Uitleggen wat wordt verstaan onder de begrippen multimorbiditeit en comorbiditeit ............................................................ 3
2. Pathofysiologie van COPD en infecties van de luchtwegen in eigen woorden kunnen uitleggen en verklaren hoe deze
aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden .................................................................................................................................... 3
3. Benoemen wat de symptomen zijn bij COPD en infecties van de luchtwegen en hoe de gevolgen van deze aandoeningen
elkaar kunnen beïnvloeden ............................................................................................................................................................ 4
4. Kan de prognose, het diagnostisch onderzoek en behandeling van COPD en infecties van de luchtwegen relateren aan de
onderliggende pathofysiologie en in eigen woorden omschrijven ................................................................................................ 5
5. De student kan het ontstaan van veelvoorkomende complicaties verklaren en het mogelijke beloop beredeneren bij
ouderen met multimorbiditeit van twee of meer van de volgende ziektebeelden COPD en infecties van de luchtwegen .......... 7
6. De student kan uitleggen hoe er onderscheid gemaakt kan worden tussen COPD en infecties van de luchtwegen aan de
hand van oorzaken en symptomen ................................................................................................................................................ 7
7. De student kan woorden uitleggen de indicatie, werking en specifieke bijwerkingen van de meest voorkomende medicatie
die voorgeschreven wordt bij COPD en infecties van de luchtwegen ............................................................................................ 7
Bijeenkomst 2 kanker en angststoornissen ...................................................................................................................................... 10
1. De student kan de pathofysiologie van kanker en angststoornissen in eigen woorden uitleggen en verklaren hoe deze
aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden .................................................................................................................................. 10
2. De student kan benomen wat de symptomen zijn bij kanker en angststoornissen en hoe de gevolgen van deze
aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden .................................................................................................................................. 18
3. De student kan de prognose, het diagnostisch onderzoek en behandeling van kanker en angststoornissen relateren aan de
onderliggende pathofysiologie ..................................................................................................................................................... 18
4. De student kan het ontstaan van veelvoorkomende complicaties verklaren en het mogelijke beloop beredeneren bij
ouderen met multimorbiditeit van kanker en angststoornissen .................................................................................................. 21
5. De student kan uitleggen hoe er onderscheid gemaakt kan worden tussen kanker en angststoornissen aan de hand van
oorzaken en symptomen .............................................................................................................................................................. 21
6. De student kan in eigen woorden uitleggen welke indicatie, werking en specifieke bijwerkingen van de meest voorkomende
medicatie die voorgeschreven wordt bij kanker en angststoornissen ......................................................................................... 21
Bijeenkomst 3: hartfalen en depressie ............................................................................................................................................. 24
1. De student kan de pathofysiologie van ischemische hartziekten (myocardinfarct/angina pectoris) hartfalen en depressiviteit
in eigen woorden kunnen uitleggen en verklaren hoe deze aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden. ................................... 24
2. De student kan benoemen wat de symptomen zijn bij ischemische hartziekten (myocardinfarct/angina pectoris) hartfalen
en depressiviteit en hoe de gevolgen van deze aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden. ...................................................... 25
3. De student kan de prognose, het diagnostisch onderzoek en behandeling van ischemische hartziekten
(myocardinfarct/angina pectoris) hartfalen en depressiviteit relateren aan de onderliggende pathofysiologie en in eigen
woorden omschrijven ................................................................................................................................................................... 26
4. De student kan het ontstaan van veelvoorkomende complicaties verklaren en het mogelijke beloop beredeneren bij
ouderen met multimorbiditeit van twee of meer van de volgende ziektebeelden ischemische hartziekten
(myocardinfarct/angina pectoris) en depressiviteit ..................................................................................................................... 27
5. De student kan uitleggen hoe er onderscheid gemaakt kan worden tussen ischemische hartziekten (myocardinfarct/angina
pectoris)hartfalen en depressiviteit aan de hand van oorzaken en symptomen. ........................................................................ 27
6. De student kan in eigen woorden uitleggen de indicatie, werking en specifieke bijwerkingen van de meest voorkomende
medicatie die voorgeschreven wordt bij ischemische hartziekten (myocardinfarct/angina pectoris) en depressiviteit............. 27
Bijeenkomst 4 Artrose, osteoporose en nierinsufficiëntie ............................................................................................................... 31
1
, 1. De student kan de pathofysiologie van het van artrose, osteoporose en nierinsufficiëntie in eigen woorden kunnen
uitleggen en verklaren hoe deze aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden. ............................................................................. 31
2. De student kan benoemen wat de symptomen zijn bij een van artrose, osteoporose en nierinsufficiëntie en hoe de
gevolgen van deze aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden.................................................................................................... 31
3. De student kan de prognose, het diagnostisch onderzoek en behandeling van het van artrose, osteoporose en
nierinsufficiëntie relateren aan de onderliggende pathofysiologie en in eigen woorden omschrijven ....................................... 33
4. De student kan het ontstaan van veelvoorkomende complicaties verklaren en het mogelijke beloop beredeneren bij
ouderen met multimorbiditeit van twee of meer van de volgende ziektebeelden van artrose, osteoporose en nierinsufficiëntie
...................................................................................................................................................................................................... 34
5. De student kan uitleggen hoe er onderscheid gemaakt kan worden tussen van artrose, osteoporose en nierinsufficiëntie
aan de hand van oorzaken en symptomen. ................................................................................................................................. 34
6. De student kan in eigen woorden uitleggen de indicatie, werking en specifieke bijwerkingen van de meest voorkomende
medicatie die voorgeschreven wordt van artrose, osteoporose en nierinsufficiëntie ................................................................ 34
Bijeenkomst 5 Diabetes, visusstoornissen en anemie ...................................................................................................................... 34
1. De student kan de pathofysiologie van het diabetes, visusstoornissen en anemie in eigen woorden kunnen uitleggen en
verklaren hoe deze aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden. ................................................................................................. 37
2. De student kan benoemen wat de symptomen zijn bij een diabetes, visusstoornissen en anemie en hoe de gevolgen van
deze aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden. ......................................................................................................................... 38
3. De student kan de prognose, het diagnostisch onderzoek en behandeling van het diabetes, visusstoornissen en anemie
relateren aan de onderliggende pathofysiologie en in eigen woorden omschrijven ................................................................... 39
4. De student kan het ontstaan van veelvoorkomende complicaties verklaren en het mogelijke beloop beredeneren bij
ouderen met multimorbiditeit van twee of meer van de volgende ziektebeelden diabetes, visusstoornissen en anemie ........ 45
5. De student kan uitleggen hoe er onderscheid gemaakt kan worden tussen diabetes, visusstoornissen en anemie aan de
hand van oorzaken en symptomen. ............................................................................................................................................. 46
6. De student kan in eigen woorden uitleggen de indicatie, werking en specifieke bijwerkingen van de meest voorkomende
medicatie die voorgeschreven wordt bij diabetes, visusstoornissen en anemie ......................................................................... 46
Bijeenkomst 6 CVA, dementie en hypertensie ................................................................................................................................. 48
1. De student kan de pathofysiologie van het cerebrovasculair accident, dementie, en hypertensie in eigen woorden kunnen
uitleggen en verklaren hoe deze aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden. ............................................................................. 48
2. De student kan benoemen wat de symptomen zijn bij een cerebrovasculair accident, dementie en hypertensie en hoe de
gevolgen van deze aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden.................................................................................................... 48
3. De student kan de prognose, het diagnostisch onderzoek en behandeling van het cerebrovasculair accident, dementie en
hypertensie relateren aan de onderliggende pathofysiologie en in eigen woorden omschrijven ............................................... 51
4. De student kan het ontstaan van veelvoorkomende complicaties verklaren en het mogelijke beloop beredeneren bij
ouderen met multimorbiditeit van twee of meer van de volgende ziektebeelden cerebrovasculair accident, dementie en
hypertensie ................................................................................................................................................................................... 53
5. De student kan uitleggen hoe er onderscheid gemaakt kan worden tussen cerebrovasculair accident, dementie en
hypertensie aan de hand van oorzaken en symptomen. ............................................................................................................. 53
6. De student kan in eigen woorden uitleggen de indicatie werking en specifieke bijwerkingen en interacties van de meest
voorkomende medicatie die voorgeschreven wordt bij het cerebrovasculair accident, dementie, en hypertensie ................... 53
2
,Bijeenkomst 1 COPD
1. Uitleggen wat wordt verstaan onder de begrippen multimorbiditeit en comorbiditeit
Chronische aandoeningen
Een aandoening die minstens één jaar of langer duurt en doorlopend om medische aandacht vraagt en/of de
dagelijkse activiteiten beperkt. Het kan hierbij gaan om een lichamelijke aandoening, zoals diabetes mellitus, COPD
of diverse vormen van reuma, of een psychische of cognitieve aandoening, zoals een depressie, middelengebruik of
dementie
Comorbiditeit
De aanwezigheid van een aandoening naast een primaire, centraal staande ziekte of aandoening
Multimorbiditeit
De aanwezigheid van twee of meer chronische aandoeningen waarbij de ene aandoening niet méér centraal staat
dan de andere
2. Pathofysiologie van COPD en infecties van de luchtwegen in eigen woorden kunnen uitleggen en verklaren hoe deze
aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden
Regulatie ademhaling
1. Ademhaling wordt gestimuleerd als H+ toeneemt. Dit komt omdat er chemosensoren aanwezig zijn in zowel
het ademcentrum als de aortaboog en de halsslagaders. Via zenuwbanen wordt het ademcentrum
geprikkeld en dit zorgt voor aansturing van de ademhalingsspieren. Gevolg: CO2 en H+ neemt af, waardoor
ademhaling weer wordt geremd.
2. Sympathische invloed: vanuit het CZS wordt de ademhaling gestimuleerd als het lichaam actief is
(sport/stress). Luchtwegen verwijden door invloed van adrenaline
3. Parasympathische invloed: vanuit het CZS wordt de ademhaling geremd als het lichaam in rust is. De
luchtwegen vernauwen onder invloed van acetylcholine
COPD
Definitie: een chronische niet reversibele luchtweg obstructie met progressieve inflammatie van de onderste
luchtwegen. Deze leidt tot een beperking in de luchtstroom door de kleine luchtwegen tijdens uitademing. Er blijft
dus meer lucht achter in de longen na uitademing. Leidt uiteindelijk tot een afwijkende gaswisseling: de hoeveelheid
zuurstof in het bloed neemt af en als de ziekte ernstiger wordt, neemt daarbij de hoeveelheid koolzuurgas toe.
Daling van de hoeveelheid zuurstof in het bloed verhoogt de productie van EPO in de nier, waardoor het rood
beenmerg meer erytrocyten aanmaakt → polycytemie
Chronische bronchitis + longemfyseem = COPD.
Prevalentie: 35:1000, 10-15% van de rokers krijgt COPD
Risicofactoren: roken, leeftijd, blootstelling aan fijnstof en andere chemicaliën.
In de wintermaanden verergert vaak COPD omdat veel mensen een luchtweginfectie krijgen. Een verminderde
plaatselijke afweer en een verergering van het ontstekingsproces kunnen ernstige gevolgen hebben.
3
, Kleurenschema:
Oorzaak/risicofactor
(Tussen)stappen in een proces
Stoornis of (uiteindelijk) gevolg
3. Benoemen wat de symptomen zijn bij COPD en infecties van de luchtwegen en hoe de gevolgen van deze
aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden
COPD
Symptomen algemeen: dyspneu, tachypneu, cyanose, rhonchi, crepitaties, lage saturatie, slechte voedingsstand,
hartfalen en oedeem
Symptomen specifiek chronische bronchitis: productieve hoest, lichte dyspneu, veel sputum, overgewicht,
pulmonale hypertensie, hypercapnie (mensen zijn vaak wat dikker)
Chronische bronchitis is een ontsteking van de kleine luchtwegen (bronchi en bronchioli), ontstaan door prikkelende
stoffen (sigarettenrook) uit de omgeving. Door deze chronische ontsteking verkrampt het gladde spierweefsel in de
wand van de kleine luchtwegen en neemt de productie van slijm sterk toe, waardoor de patiënt last heeft van
kortademigheid, hoesten en opgeven van slijm (sputum). Klachten zijn voortdurend en ontstaan op latere leeftijd. De
chronische ontsteking leidt in het begin tot meer slijm en hoesten, als de prikkeling in de luchtwegen (roken)
doorgaat, raakt het longweefsel beschadigd en kan de longfunctie sterk afnemen.
Symptomen specifiek longemfyseem: Intense dyspneu, laag lichaamsgewicht, getuite lippen, tonvormige thorax,
hoesten maar weinig sputum, luchtweginfecties, ernstige luchtweg obstructie en verminderd ademgeruis (mensen
zijn vaak wat dunner)
4