Media en maatschappij: landschap.
BOEK: DE MEDIA EXPLOSIE, KEES VAN WIJK.
Hoofdstuk 1
1.1 Media zijn belangrijk en overal
In deze moderne informatiemaatschappij hebben we media en communicatie hard nodig om bij te
blijven. Zonder massamedia geen informatiewereld/netwerkmaatschappij. Communicatienetwerken
geven maatschappelijke veranderingen weer en maken zelf ook deel uit van deze veranderingen.
Mediaboodschappen en mediaproducten zijn er dagelijks in ons leven. Media ontwikkelt zich enorm,
zowel kwantitatief als kwalitatief. Kwalitatief want het uitwisselen van informatie tussen zender en
ontvanger wordt steeds gemakkelijker. Iedereen kan tegenwoordig zowel zender als ontvanger zijn.
Sinds 2000 steeds meer data ook te vinden op het internet. We krijgen dagelijks steeds meer info.
1.2 Ons mediagebruik in cijfers
Ruim 2 miljard mensen internetten dagelijks. Hiervan zijn 15 miljoen Nederlanders (bijna iedereen
boven de 10 zit dus op internet). Lady Gaga en Trump waren in 2017 de meest gevolgde twitteraars.
Iedere minuut loggen er miljoenen mensen in op Facebook, worden er 156 miljoen e-mails verstuurd,
16 miljoen sms’jes en 2 miljoen foto’s op insta of snap.
Nederlandse jongeren vanaf 15 kijken gemiddeld 4 uur per dag op hun mobiel. 95% op Whatsapp,
83% op YouTube/Facebook, 76% Instagram en 70% Snapchat. Meer sociaal media gebruik leidt niet
tot meer mediawijsheid. Het mediagebruik van Nederlandse volwassenen was in 2015 gemiddeld 7
uur en 23 minuten per dag. Vaak in combinatie met bijvoorbeeld sporten, autorijden etc.
Het meest gebruikte massamedia instrument is nog steeds de TV. In 1990 besteden Nederlandse
volwassenen gemiddeld 12 uur per week, nu is dat 13,6 uur per week. Aan gedrukte media
besteedde men in 1990 gemiddeld 5 uur per week, dit is nu 2,5 uur. Jongeren tussen de 13 en 34 jaar
gaan nu steeds meer over op digitale media zoals een e reader.
1.3 Zes kenmerken van de media-explosie
De media-explosie heeft 6 belangrijke kenmerken:
- Groei van communicatiemiddelen en communicatieaanbod in aantal en verscheidenheid,
zowel het aantal middelen en boodschappen als de diversiteit aan middelen en aanbod is
enorm gegroeid. Deze groei begon met de komst van de printmedia. Hierdoor kwamen er
boeken, dagbladen en tijdschriften die op grote schaal werden verspreid. Nu is de drukpers
minder door de komst van tv, radio, film etc. Sinds 1995 is internet de aanjager van het
informatieaanbod. De diversificatie van het media-aanbod heeft hier ook een hoogte punt
mee bereikt. Sinds 2005 heeft sociaal media de wereld veroverd. Dit levert nog meer media-
aanbod op. In de westerse samenlevingen is het informatieaanbod sinds WO2 jaarlijks met
zo’n 10% gegroeid. De groei van het media-aanbod heeft te maken met de veranderde
opslag van informatiebronnen. De groei van het aantal communicatiemiddelen brengt ook
diversificatie aan mediaproducten met zich mee. Mediaproducten krijgen een kortere
levenscyclus. Ook de kwaliteit verandert. Er worden steeds meer aparte mediaproducten
voor speciale doelgroepen ontwikkeld: voor iedere hobby eigen website etc. Er zijn ook meer
informatiesoorten, dragers en communicatiekanalen gekomen.
,- Digitalisering van de media door toepassing van informatie- en communicatietechnologie
(ICT), 93% van de geproduceerde informatie is digitaal vindbaar en slechts 7% op papier. Het
wordt steeds groter. Digitalisering verwijst naar het elektronisch verwerken van informatie.
De motor van de informatiemaatschappij is de informatie- en communicatietechnologie
(ICT). Digitalisering van onze media heeft grote gevolgen voor productieproces en
verspreidingswijze. Door internet komen dagbladen vaak online te staan. Dankzij de
telematica (het samengaan van computernetwerken en telecommunicatie) kun je waar ook
ter wereld supersnel het laatste nieuws horen en doorgeven. De transporttijd van informatie
hangt niet meer af van de afstand tussen ontvanger en zender.
- Convergentie: ineenvloeien van informatiedragers, informatiekanalen en
communicatiemedia, als gevolg van digitalisering is er convergentie. De grenzen tussen
informatiedragers (computers, telefoons etc.) en communicatiemiddelen (telefoonnet,
satelliet etc.) vervagen. Telefoneren was vroeger afhankelijk van een vast telefoonnet. Radio
en tv waren gebonden aan omroepzenders en kabeltelevisie zat vast aan kabelnet.
Tegenwoordig raken al deze communicatienetwerken door digitalisering aan elkaar
gekoppeld. Door digitalisering standaard zelfde informatieverwerking. Hierdoor steeds
dezelfde codering. In de toekomst wordt het verschuiven van TV en computer in 1 verwacht.
Deze ontwikkelingen kunnen plaatsvinden door economische steun van overheden en
bedrijven. Je kunt zelfs spreken van economische convergentie. Door fusies en overnames
komen 3 soorten communicatiebedrijven bij elkaar: de fabrikanten in de computerbranche,
de aanbieders van telecommunicatie en kabeltelevisie en de leveranciers van informatie-
inhoud als omroepen en uitgeverijen. Deze verschillende bedrijven gaan verbindingen met
elkaar aan om nieuwe mediaproducten te creëren tegen concurrentie. Bedrijven en
consumenten maken steeds meer gebruik van alle mogelijkheden die crossmediale
communicatie biedt.
- Uitbreiding van de zintuigelijke ervaring in multimediale contacten, bij de huidige
ontwikkeling van multimedia zie je dat al onze zintuigen tegelijkertijd worden aangesproken.
Hoe meer zintuigen die door een medium worden aangesproken, hoe rijker het medium is.
De virtuele wereld komt steeds dichter in de buurt van onze gewone zintuigelijke
werkelijkheid. Denk maar aan de virtuele brillen.
- Verdwijnen van scheiding tussen interpersoonlijke communicatie en massacommunicatie.
Kenmerkend voor massacommunicatie is het eenrichtingsverkeer met een grote groep
ontvangers. Erg onpersoonlijk. Bij interpersoonlijke communicatie zijn de ontvangers wel
bekend en is het dus erg persoonlijk. Bij massacommunicatie is gedragsverandering van de
ontvanger moeilijk te realiseren, bij interpersoonlijke communicatie is dit veel makkelijker.
Deze verschillen worden steeds kleiner. Het gaat in elkaar schuiven. Dit proces noemen we
ook wel massa-zelfcommunicatie. Mediazender en ontvanger wisselen steeds af. Dit heeft
ook te maken met veranderde omvang met vraag en aanbod op de communciatiemarkt.
- Professionalisering: groei van het aantal professionele communicatiebanen en beroepen, de
werkzaamheden groeien ook. Denk aan vloggers, mediaplanners, mediamanagers etc.
Specialismen als online marketing, data-onderzoeken en campagnemanagement zorgen voor
verbreding van het professionele vakgebied Communciatie. Journalisten specialiseren zich in
verschillende vormen van nieuwsproductie.
,Hoofdstuk 2
In dit boek worden 3 mediarevoluties besproken: ontwikkeling van het schrift, uitvinding van de
drukpers en tot slot de komst van elektronische en digitale media. We beginnen met de eerste.
2.1 De orale samenleving
In een schriftloze cultuur gaat alles mondeling. Je leert als kind taal door het gedrag van je ouders na
te doen. Door klanken te herkennen en te imiteren leer je luisteren en praten. Je leert informatie op
te slaan in je geheugen, memoriseren. Dit past bij de jagers-landbouwsamenlevingen. De mens is zelf
het medium. Verandering in deze samenleving gaat traag en vaste gewoontes bepalen de
mondelinge omgang met elkaar. Deze orale samenleving noemen we daarom ook wel traditioneel en
niet-modern. Men kan niet zonder taaltekens. Via taaltekens worden gedachten en gevoelens
weergegeven. Je hebt ook visuele tekens. Denk maar aan een rotstekening. De rotstekening is ook
een iconisch teken: afbeelding van een werkelijkheid die vroeger bestaan heeft. Zo’n rotstekening
was het begin van massacommunicatie, de eerste stap was gezet.
2.2 Het ontstaan van beeldtekens
Zesduizend jaar geleden begonnen mensen beeldtekens te gebruiken om hun gevoelens weer te
geven. In Syrië begon dit. Een veehouder zetten een paar krassen in een stuk klei. Elke streep stond
voor een dier. Dit zijn visuele tekens: niet de werkelijkheid zelf, maar ernaar verwijzen. Dit noemen
we ook wel een pictografisch schrift. Dit schrift was een enorme stap, want je moest begrijpen wat
de streepjes betekende. De volgende stap vond tweeduizend jaar later plaats in het Mesopotamische
rijk, het ontwikkelen van het spijkerschrift. Beeldtekens werden gekoppeld aan gesproken taal. Een
streepje werd nu neergezet voor een lettergreep, niet voor dieren. Hiermee begon de schriftcultuur.
Teksten konden worden geschreven. In het gebied Irak, Syrië en Iran bleef het spijkerschrift lang
bestaan. Schrijvers legden de wetten van de regering vast, schreven medische recepten op en
hielden oorlogskronieken bij. Om te kunnen schrijven moest je goed worden opgeleid. Hierna kreeg
je wel veel voorrechten. De laatste stap was het combineren van beeldtekens en lettertekens. Er
kwam een visuele weergave voor afzonderlijke letters. Dat lukte door de komst van het alfabet. De
eerste werd ontwikkeld rond 1500 voor Christus in het Midden Oosten, nog zonder klinkers. 800 voor
Christus voegde de Grieken er klinkers aan toe. Hiermee werd de basis voor ons alfabet gelegd.
2.3 Het alfabetisch schrift
In de loop van 5000 jaar slaagde de mens erin een eigen schriftcultuur te ontwikkelen. De eerste
mediarevolutie was een feit. De invoering van het schrift liep niet soepel. Denk maar aan de
komma’s, hoofdletters, spaties etc. Die moesten allemaal langzaam nog worden ontwikkeld. De
Romeinen namen het alfabet van de Grieken over en verspreidde het door heel Europa. In de
middeleeuwen zorgde de kloosters voor de verbreiding van het schrift. De omgang met het schrift
veranderde. Eerst lazen mensen hardop, maar geleerden gingen in rust lezen. Dit gaf vaak verkeerde
intenties, want je kon bijvoorbeeld ketterse gedachten krijgen. Het nieuwe schriftmedium werd
eerste lange tijd niet geaccepteerd. De Griekse filosoof Plato had zich al verzet tegen de introductie
van het handgeschreven boek. Volgens hem kon je ware kennis pas verwerven in mondelinge dialoog
met een inspirerende leraar. Dat een nieuw medium in het begin als gevaar wordt gezien, zien we
straks vaker terug. Het schrift werd als gevaarlijk gezien omdat men zelf toegang kreeg tot de bijbel
en een priester minder nodig had. Ze konden zelf een mening gaan vormen. In plaats van
memoriseren: eigen initiatief en zelfstandig rationeel denken. Christendom werd ook verspreid via
schrift.
, 2.4 Documentatie
In de orale cultuur wordt de directe persoonlijke communicatie door het gehoor gedomineerd. De
communicatie is in de orale cultuur interpersoonlijk. Deelnemers kunnen ingrijpen en de rollen
verwisselen. Dit is kenmerkend voor menselijke communicatie. Tegelijkertijd is tijd en ruimte
belangrijk. Er is gelijktijdige communicatie met veelal bekende ontvangers. Er was een local village,
vaak op dezelfde plekken communicatie. Met het schrift werd dit anders. Bij de orale cultuur was de
waarheid voorbehouden aan de macht van het gesproken woord en van de spreker. In de
alfabetische samenleving kregen de producenten van de geschreven teksten meer macht. Kapitaal
zat niet meer in het geheugen, maar werd opgeschreven op papier. Deze geschreven teksten vormen
het collectieve geheugen van onze cultuur. Mondelinge nieuwsberichten hebben een klein bereik,
worden makkelijk vervormd. Schriftelijk anders. Als lezer verwerk je de inhoud van geschreven
boodschappen ook vrij actief en rationeel. Zo kun je je beter informeren, vergelijken etc. Lezen
veronderstelt een actieve en selectieve geest. De menselijke beleving veranderde met het schrift.
2.5 Ongelijktijdige communicatie
Door de alfabetisering en de invoering van het schrift werd ongelijktijdige communicatie mogelijk.
Orale communicatie is connection-oriented. Schriftelijke communicatie is connectionless
communication. Want de lezer kiest zelf wanneer hij het bericht leest. Dit is de eerste stap naar een
moderne belevingswereld en een nieuwe denkwijze. Maar er is nog geen massacommunicatie. De
schriftelijke briefwisseling is tijdens de middeleeuwen gebonden aan de sociale regels van de
interpersoonlijke communicatie. Tot aan de broekdrukkunst blijven schrijver en lezers gebonden aan
de point-to-point communication. De informatie blijkt beperkt tot een ontvanger. Later in de
middeleeuwen verandert dit als de eerste soort kranten komen.