Vak: onderzoeksmethodologie
Hoorcollege 1
Wetenschap is de basis van je universitaire opleiding.
Leerdoelen
Kennis
Bijvoorbeeld: je kunt de behandelde onderzoekdesigns opsommen. Het begrijpen en reproduceren.
Begrip
Bijvoorbeeld: je kunt uitleggen wat een operationalisatie is
Toepassen
Bijvoorbeeld: je kunt een geschikte manier van steekproeftrekken bepalen
Evalueren
Bijvoorbeeld: je kunt bepalen of ethische principes worden geborgd
Kennisclips: daar wordt de stof verder uitgelegd. Het is interessant ter verdieping.
Hoorcolleges
- 13 hoorcolleges + responsiecollege
- Ter motivatie en verduidelijking
- Dekken niet alle stof
Voortgangstoetsen
- Wekelijks, 6 in totaal
- Formaties toetsdoel: monitioren voortgang
- Inspanningsverplichting
- Resultaten naar werkgroepdocent
- Een uur de tijd
- Verschillende versies van vragen
- Toetsen staan open van dinsdag tot dinsdag 18:00
- Via canvas: toetsen / quizzes via startpagina
Toetsing
Voorwaarden om te slagen voor onderzoeksmethodologie:
- Tentamencijfer 5,5; 30 multiple choice vragen plus een open vraag. Open vraag is al jaren hetzelfde.
Die vraag is wat de drie voorwaarde voor causaliteit zijn volgens John Steward Miller.
- Alle 6 voortgangstoetsen op tijd gemaakt
- Voldaan aan aanwezigheidsverplichting werkgroepen
- Opdrachten werkgroepen op tijd ingeleverd en cijfer 5,5 (cijfer: 80 procent tentamen, 20 procent de
werkgroep opdracht)
- Digitale toetsing (TestVsion), wel op locatie bij de UvA
Op discussion board op canvas kan je je vragen stellen.
Bij het boek lezen: kijk achterin het hoofdstuk. Kijk die eerst even door, dan heb je een idee waar het heen gaat.
Die key terms and the summery die helpen daarbij om dat beter te begrijpen.
Artikel van A.D. de Groot: hij is een van de grondleggers van de Cito toetst. Het is nog steeds een zeer actueel
verhaal, hij heeft een soort basis beschreven met welke methode de wetenschap met betrouwbare resultaten kan
komen.
Verwerven van kennis
Het uiteindelijke doel van wetenschap is het verwerven van kennis. Om antwoord te krijgen op je vragen.
Beschrijven, ordenen, registreren, begrijpen, verklaren.
Voorspellen, beheersen / beïnvloeden.
,Stel dat je pedagoog bent en je verdiept je in het probleemgedrag van kinderen, als je goed kunt begrijpen en
voorspellen hoe het gedrag werkt kun je een interventie ontwikkelen waarbij je het probleemgedrag vermindert.
Belangrijk doel van wetenschap: hoe kunnen we met de kennis die we opdoen de wereld een beetje beter maken.
Er zijn diverse wetenschapsfilosofische stromingen: die zeggen hoe je op de beste manier de wetenschap
bedrijft. Een soort kompas hoe te handelen. Al die stromingen denken daar iets anders over.
Bekende manieren van kennis vergaring
Ped. wetenschappen, onderwijswetenschappen maken deel uit van de sociale wetenschappen en deels ook van de
gedragswetenschappen. Om kennis te maken met onderzoek doen vergelijken we de sociale wetenschappen met
twee bekende manieren van kennis vergaren
Twee kapstokken
Vergelijking Sociale en Gedragswetenschappen met twee bekende ‘ways of knowing’:
1 Natuurwetenschappen
- Vergelijkbare logica, maar actieve rol onderzoeksobject. In de sociale wetenschap hebben we niet met
deeltjes te maken, maar met mensen. Grote verschil: er wordt onderzoek gedaan met mensen
(menselijke deelnemers), daarom moeten we nadenken over sociale en ethische waarden.
2 Informele observatie
- Vergelijkbaar doel, begrijpen van menselijk daar
Wat we in het dagelijks leven doen dat lijkt ook op wetenschap; we denken na over fenomenen die we
zien, we proberen ze te verklaren, we proberen gedrag te begrijpen, maken een soort informele
hypotheses. Deels lijkt dat een beetje op de sociale wetenschap.
Positivisme
Positivisme betekent dat het gebaseerd is op waarneembare zaken.
Positivisme volgde op Metafysica (niet toetsbaar aan werkelijkheid / filosofische stroming; ging juist niet over
toetsing. Doormiddel van denken kwamen ze tot allerlei inzichten, bijvoorbeeld over de vraag wat is identiteit en
hoe ziet de hemel eruit. Kan niet onderzocht worden met een experiment en kan dus niet getoetst worden) en
prepositivisme (empirisch, maar slechts beschrijvend. Wel naar de buitenwereld kijken, maar slechts alleen
beschrijven en niet toetsen). Daarna kwam het positivisme op, vooral in de tweede helft van de 19e eeuw en een
opleving na de eerste wereldoorlog rond 1920.
- ‘Alle kennis dient empirisch gefundeerd te zijn’
Empirisch gefundeerd: op basis van gegevens die we in de wereld om ons heen registreren
- ‘De sociale wereld kan net als natuurlijke wereld bestuurd worden’ (opvatting van positivisme)
- Nadruk op voorspellen en ingrijpen (i.t.t. beschrijven)
Erg strikte benadering, waar geen ruimte is voor interpretatie door de onderzoeker.
Constructivisme
Tegenreactie op positivisme: je onderzoekt mensen en dat zijn niet zomaar dingen, die hebben ideeën en
perspectieven op de wereld daar moet je rekening mee houden. Positivisme streeft naar causale wetten (wetten
over oorzaak-gevolg). Die constructivisten die zeiden dat iedereen de werkelijk op zijn eigen manier ziet dus je
kan niet zomaar objectieve wetenschap bedrijven. Je hebt het over mensen, die zijn verschillend.
Constructivisten hadden kritiek over positivisme. Iedereen kijkt door verschillende brillen: iedereen ziet het
anders. Het is wat vrijer, er is wat meer interpretatie mogelijk.
- Perspectief deelnemer centraal
- Theorievorming tijdens data verzamelen
- ‘streven naar causale wetten misleidend’
- ‘Nadruk op voorspelen en controle beperkt wetenschap’
Kritiek op positivisme:
- Determinisme: miskent vrije wil en alternatieve relatie
- Reductionisme: simplificeert teveel
Een mens in een onderzoek werd niet meer dan een getal in een databestand. Een mens is zoveel meer
dan alleen een getal in een onderzoek
, - Egocentrisch: onderzoeker gaat uit van eigen realiteit
De onderzoekers gingen vooral uit van hun eigen ideeën en hielden geen rekening met de participanten
van het onderzoek.
- Ontmenselijkt
Deelnemers voelde zich niet meer zichzelf, maar slecht een van de vele deelnemers in zo’n strak
onderzoek.
- Opdringerig en onnauwkeurig
Dat had te maken met dat ze zo duidelijk met dat onderzoek bezig waren en geen rekening hielden met
dat de deelnemers allerlei ideeën daarover kregen. Dat beïnvloed je resultaten, mensen gaan anders
reageren dan je zou willen.
Moderne opvatting
Neemt kritiek op positivisme serieus. Eigenlijk een soort mengvorm van positivisme en constructivisme, wordt
post-positivisme genoemd.
- Erkennen waarden van onderzoekers
- Respecteren van deelnemers
Rekening houden met
- Situationele factoren
- Diverse perspectieven
- Toepasbaarheid in echte wereld
- Effect van onderzoeker
Er wordt tegenwoordig veel meer rekening gehouden met de context.
Mixed methods: complementaire methoden. Gebruik maken van voordelen van allerlei verschillende
onderzoeksmethoden. Bijvoorbeeld (diepte)interviews waarbij je echt naar perspectief van de deelnemers
luistert. Je krijgt een rijker beeld van de werkelijkheid. Methoden kunnen elkaar aanvullen. Dus tegenwoordig
wordt er veel genuanceerder tegenaan gekeken.
Waarden
Belangrijker in sociaalwetenschappelijk onderzoek dan bij natuur-wetenschappen.
Verschillende perspectieven over de wereld. Daarom:
Bestaat objectieve wetenschap?
- Onderzoekers hebben waarden en perspectieven
- Interpretatie, verwachtingen, keuze van onderwerp
- Waardediscussie lastig wetenschappelijk te beslechten
- Perspectief zit in de weg: evaluatie bewijs hangt ervan af
Iedereen bekijkt dingen vanuit zijn eigen perspectief en daarom is die discussie ook heel lastig op te lossen, want
iedereen kijkt er anders tegenaan.
Publieke aandacht voor onderzoek
- Onderzoek naar mensen trekt aandacht
- Bepaalde onderwerpen trekken meer aandacht
- Framing van vraagstelling bepaalt mede aandacht; een vraag stellen op een bepaalde manier.
Bijvoorbeeld over homoseksualiteit, dan krijg je veel gedoe over je heen. Hoe je je vraag stelt (de
framing) van je vraag bepaalt of je er veel gedoe over krijgt.
- Implicaties voor maatschappij, personen en groepen.
De sociale wetenschap staat veel meer in de aandacht, daar moet je rekening mee houden en voorzichtig mee
zijn.
Covariation principle: onderzoekers vereenzelvigd met onderzoeksresultaten. Het is jouw schuld als er iets
uitkomt wat ze niet aanstaat.
Negatieve aandacht voor onderzoek
- Rind et al. (1998): effecten seksueel misbruik. Uit het onderzoek kwam naar voren dat het meeviel.