Voorbereiding AFPF - week 7 - les 7
- de vier typen allergie beschrijven en hierbij voorbeelden geven van enkele
aandoeningen.
Bij een allergie is sprake van een overmatige afweerreactie van het lichaam op stoffen
die normaal gesproken onschuldig zijn. De stoffen die deze allergische reactie
veroorzaken, worden allergenen genoemd. Voorbeelden daarvan zijn huisstofmijt,
honden- en kattenharen, pollen en voedingsmiddelen. Een voedselallergie moet niet
verward worden met voedingsintolerantie. Bij voedingsintolerantie speelt het
afweersysteem geen rol. Allergieën worden volgens de classificatie van Gell en Coombs
ingedeeld in vier typen:
1. allergie van het onmiddellijke typen > komt vaak voor, ontstaat vrij snel na contact
met een allergeen. De reactietijd is ongeveer 15 tot 30 minuten. Een voorbeeld is
hooikoorts of galbulten
2. cytotoxische allergie > vrij zeldzaam. IgG en IgM immunoglobulinen binden zich
aan allergenen en bevorderen daarmee de celvernietiging voor fagocytose. Is de
reactie als gevolg van incompatibiliteit bij een bloedtransfusie, of
resusincompatibiliteit gedurende de zwangerschap. Ook bij verschillende
auto-immuunziekten is sprake van deze type allergie.
3. immuuncomplex allergie > vrij zeldzaam. Wanneer immuuncomplexen van
(oplosbare) antigenen een allergische reactie veroorzaken, spreken we van een
immuuncomplex gemedieerde allergie. Immuuncomplexen slaan neer in de
kleine bloedvaten, onder andere in de glomeruli en de synoviale membraan. Ze
activeren vervolgens het complementsysteem en trekken neutrofiele
granulocyten aan, met ontsteking en weefselbeschadiging als gevolg. Een
voorbeeld van een dergelijke reactie is acute glomerulonefritis na een
streptokokkeninfectie. Een ander voorbeeld is extrinsieke allergische alveolitis,
een ontsteking van de longblaasjes.
4. allergie van het vertraagde type > komt vaak voor. Bij een eerste contact met een
allergeen worden T-lymfocyten gesensibiliseerd. Deze hebben tijd nodig om zich
te delen en differentiëren. Als het lichaam weer wordt blootgesteld aan het
allergeen scheiden deze T-lymfocyten cytokinen uit. Er worden macrofagen
aangetrokken die de T-lymfocyten ondersteunen in hun reactie tegen de
allergenen en gezamenlijk een ontstekingsreactie veroorzaken. Voorbeelden zijn
contacteczeem ofwel contact dermatitis, als gevolg van nikkel in sieraden,
parfum, chromaat, of het dragen van latex handschoenen.
- de basis van auto-immuunziekte beschrijven.
Bij een auto-immuunziekte werkt je afweer niet goed. Dan valt je afweer niet alleen
ziekteverwekkers aan, maar ook gezonde delen van je lichaam. Dat wordt gedaan door
de autoreactieve T-cellen. De antistoffen die worden aangemaakt tegen het
lichaamseigen weefsel, noemen we autoantistoffen.
Je afweer beschermt je tegen ziekteverwekkers. Die kunnen soms voor ontstekingen
(infecties) zorgen. Ziekteverwekkers zijn bijvoorbeeld bacteriën, virussen, schimmels of
parasieten. Bij auto-immuunziekten valt de afweer gezonde delen van je lichaam aan,
waardoor die weefsels en organen kunnen beschadigen. Omdat het nog niet bekend is
waarom bij deze aandoening het lichaam zichzelf aanvalt, is het ook nog niet mogelijk
preventieve maatregelen te treffen.
, - de definitie van immuundeficiëntie en de oorzaken van verworven
immuundeficiëntie benoemen.
Immuundeficiëntie: het tekortschieten van het afweersysteem. Verworven
immuundeficiëntie komt vaker voor dan aangeboren immuundeficiëntie en is het gevolg
van:
- behandeling met immunosuppressiva(remmen de werking van het
afweersysteem)
- blootstelling aan radioactieve straling
- diabetes mellitus
- ernstige ondervoeding
- hiv-infectie > meest voorkomend op dit moment
- de risicogroepen, etiologie, pathofysiologie, symptomen, fasen, diagnostiek,
behandeling, complicaties, prognose en preventie van hiv-infectie beschrijven.
Risicogroepen: met name zorgvragers die onveilige seks hebben en zorgvragers die
vuile naalden gebruiken tijdens het inspuiten van drugs. Daarnaast lopen ook
zorgprofessionals een risico in verband met prik- en snijaccidenten.
Etiologie en pathofysiologie: Hiv is een retrovirus, waarvan het erfelijk materiaal uit RNA
bestaat. Het RNA van het virus wordt gekopieerd naar het DNA nadat het de gastheercel
is binnengedrongen, waardoor het virus zich snel kan vermenigvuldigen. De
immuundeficiëntie wordt veroorzaakt door het lage aantal T-helpercellen. Hiv heeft
namelijk een voorkeur voor deze T-helpercellen, die door de virusvermenigvuldiging zo
beschadigd raken, dat ze afsterven. Hierdoor wordt de afweer verzwakt en ontstaat een
cellulaire immuundeficiëntie.
Hiv kan worden overgedragen door bloed, bloedproducten, weefsel van transplantatie
materiaal, vaginaal vocht, sperma en moedermelk.
Er zijn twee typen Hiv:
1. hiv-1
2. hiv-2 > komt minder vaak voor dan hiv-1, en verloopt minder agressief en trager
Symptomen en fasen: Bij een hiv-1 infectie worden uiteenlopende ziektebeelden gezien.
Het varieert hoe snel zorgvragers klachten ontwikkelen en hoe ernstig deze klachten zijn.
In het algemeen doorlopen zorgvragers drie fasen:
1. Acuut retroviraal syndroom: een deel van de geïnfecteerde zorgvragers krijgt na
de besmetting milde, aspecifieke vaak griepachtige verschijnselen zoals algehele
malaise, koorts, hoofdpijn, spierpijn en diarree.
2. Latente infectie: kan enkele maanden tot jaren duren. Niet alle zorgvragers zijn in
deze fase helemaal klachtenvrij. Symptomen die voor kunnen komen zijn
hoofdpijn, diarree, gewichtsverlies, vermoeidheid, lymfadenopathie, neuropathie
en spier- en gewrichtsklachten. Ook andere infecties zoals hepatitis B of C,
herpes zoster en orale candidiasis kunnen voorkomen. In deze fase blijft het virus
zich vermenigvuldigen.
3. AIDS: dit is een nauw omschreven ziektebeeld waarbij sprake is van
opportunistische infecties, neurologische ziektebeelden en maligniteiten zoals
cervixcarcinoom, kaposisarcoom en non-Hodgkinlymfoom