Voorbereiding AFPF - week 5 - les 5
- De structuur van de huid beschrijven:
De huid is het grootste orgaan van het lichaam en heeft bij een volwassenen een
oppervlakte van 1,5-2 vierkante meter. Op bepaalde plaatsen bevat de huid bijkomende
structuren zoals klieren, haar en nagels. De huid kun je onderscheiden in 2 hoofd lagen
namelijk de buitenste laag de epidermis (de opperhuid) en de laag eronder de dermis
(lederhuid). Op de voeten en handen is de epidermis het dikst, maar verder varieert de
epidermis in dikte. Tussen de dermis en de onderliggende structuren ligt en onderhuidse
laag die bestaat uit areolair weefsel.
- Epidermis: Bestaat uit meerlagig, verhoornd plaveiselepitheel. Er zijn geen
bloedvaten of zenuweinden in de epidermis, maar de diepere lagen ervan liggen
in interstitieel vocht van de dermis dat zuurstof en voedingsstoffen levert en wordt
afgevoerd als een lymfe.
De epidermis heeft diverse lagen strata (cellen). De diepst liggende is het basale
epitheel en het buitenste is het stratum corneum(hoornlaag). De cellen worden
gemaakt in de basale laag. Deze zijn zeer actief en delen voortdurend. Wanneer
er nieuwe cellen worden gemaakt worden ze naar boven gedrukt, ze veranderen
van vorm en worden hoe dichterbij de oppervlakte platte, dunne, kernloze dode
cellen of schilfers waarin het cytoplasma is vervangen door keratine. De
oppervlakte cellen schilferen af en worden vervangen door nieuwe. Volledige
vervanging van de epidermis duurt een maand. Haren, afscheiding uit talgklieren
en buisjes van zweetklieren passeren de epidermis op weg naar de
huidoppervlakte. De uitstekende cellen in de dermis, de papillaire laag vormt een
verbinding met de epidermis en de dermis en zorgen voor doorgang/uitwisseling
van voedings- en afvalstoffen naar het lagere gedeelte van de epidermis. Blaren
ontstaan wanneer bij een verwonding de dermis van de epidermis scheidt, en er
sereus vocht tussen beide lagen loopt. Huidskleur wordt bepaald door melanine,
zuurstofsaturatie en hoeveelheid circulerend bloed en overmatige hoeveelheden
galpigmenten in bloed en cacroteen in onderhuids vet geven een gelige kleur.
- Dermis: Taai, elastisch en wordt gevormd uit bindweefsel met een matrix van
collageenvezels die doorvlochten is met elastische vezels. Collageenvezels
kunnen water vasthouden en dat geeft de huid zijn spankracht, deze verminderd
tijdens het ouder worden. Fibroblasten, macrofagen en mestcellen komen het
meest voor in de dermis. De structuren in de dermis zijn:
- Kleine bloed- en lymfevaten
- Sensorische zenuweinden
- Zweetklieren en afvoerbuisjes
- Haren, haarspiertjes en talgklieren
- De hoofdfuncties van de huid uitleggen
De huid heeft verschillende functies, namelijk:
- Bescherming: als belangrijk niet-specifiek afweermechanisme fungeert de huid
als barrière tegen:
- binnendringende micro-organismen
- chemicaliën
- fysieke invloeden, bijvoorbeeld klein letsel of ultraviolet licht
- uitdroging
, - Regulering van de lichaamstemperatuur: de lichaamstemperatuur blijft tamelijk
constant op 36,8 C. Om deze constante temperatuur aan te houden moet de
warmte die het lichaam produceert in evenwicht zijn met de warmte die het
lichaam aan de omgeving verliest. Dit gebeurt via een systeem van negatieve
feedback waarbij we kijken naar warmteproductie, warmteverlies,
lichaamstemperatuur (zweetklieren, bloedvat verwijding of vernauwing, koorts,
onderkoeling).
- Vorming van vitamine D > speelt samen met calcium en fosfaat een rol bij de
aanmaak en het onderhoud van bot
- Gevoel in de huid > sensorische receptoren in de dermis kunnen gevoelig zijn
voor aanraking, druk, temperatuur of pijn. Prikkeling werkt impulsen op in
sensorische zenuwen die worden overgebracht naar de sensorische cortex.
- Absorptie > de huid heeft een beperkt vermogen om stoffen te absorberen. Dat
omvat onder anderen de absorptie van sommige medicijnen ( hormoonpleisters,
nicotinepleisters ), en bepaalde giftige stoffen ( kwik ).
- Uitscheiding > de huid is een secundair uitscheidingsorgaan voor bepaalde
stoffen, waaronder natrium chloride in zweet, ureum en aromatische stoffen.
- De fasen van de wondgenezing beschrijven
De fasen van wondgenezing zijn:
- Reactiefase: omvat de hemostase en ontstekingsreactie. Bij hemostase wordt de
bloeding gestopt of zo veel mogelijk beperkt. Hierbij wordt fibrine gevormd,
waarvan de buitenste laag opdroogt en een ‘korst’ vormt. Hemostase kan worden
bevorderd door dichtdrukken van de wond, hechten van de wond en het
aanleggen van verband. Er kan een ontstekingsreactie ontstaan. Er kan necrose
aanwezig zijn. Dit heeft vaak een zwarte kleur, maar kan ook bruin, grijs of geel
zijn. Het gelig beslag bestaat uit celresten en eiwitten. Eventueel aanwezig
wondvocht noemen we ook wel exsudaat.
- Regeneratiefase: macrofagen stimuleren de vermenigvuldiging van fibroblasten
en de aanleg van nieuwe bloedvaatjes. De fibroblasten produceren collageen. Dit
noemen we granulatieweefsel. Het ontstaat uit het onderste deel van de
fibrinelaag en is rood van kleur. Kort na de verwonding verplaatsen de
epitheelcellen vanuit de epidermis bij de wondranden zich langs de wond.
- Rijpingsfase, inclusief littekenvorming: dit is de laatste fase. Hierbij is de wond al
volledig gesloten, maar worden er nog extra verbindingen in het weefsel
gemaakt, waardoor het weefsel in het eerste jaar in sterkte toeneemt. Het litteken
wordt langzamerhand minder rood. Soms ontstaat er hypertrofie van het litteken.
Dit noemen we keloïd en komt vaker voor bij zorgvragers met meer melanocyten
( pigmentcellen ) in de huid.
- De structurele relatie tussen chromosomen, genen en DNA beschrijven.
Chromosomen: Bijna elke lichaamscel bevat in zijn kern een kopie van het gehele
erfelijke materiaal van het individu. Wanneer een cel zich gaat delen, heeft het materiaal
in de cel zich verzameld in goed zichtbare worstvormige structuren: chromosomen. Een
cel met 23 paar chromosomen noemen we een diploïde. Gameten ( spermacellen,
eicellen ) die 23 chromosomen in totaal bevatten noemen we een haploïde.