Internationaal publiekrecht opdrachten
Week 1
1. A. Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van gezag (tussen gelijke partijen) in
de internationale gemeenschap door bevoegdheden, binnen een juridisch kader, toe te
kennen aan entiteiten.
B. Nationale rechtssystemen hebben veel meer bevoegdheden om ervoor te zorgen dat
wetgeving gehandhaafd wordt binnen de nationale rechtsorde terwijl internationaal
recht zijn legaliteit voor het grootste deel vindt in de overtuiging en naleving van staten.
2. A. Gewoonterecht, verdragen, en algemene rechtsbeginselen
B. Billijkheid, eenzijdige rechtshandelingen en bindende besluiten van internationale
organisaties
C. 1) Wel, verdrag
2) Niet, geen binding
3) Wel, verdrag
4) Wel, bindend besluit van internationale organisatie
3. A. Gewoonterecht moet omvangrijk en uniform worden overgenomen door staten waar
dit in het bijzonder voor van toepassing voor is, dus verschilt het per onderwerp. In casu
landen omringend aan de een zee/oceaan.
B. Stemgedrag, uitlatingen in AV en ondersteunde verklaringen
4. Er is wel degelijk gewoonterecht ontstaan aangezien vrijwel unaniem door stemgedrag,
uitlatingen in AV en ondersteunende resoluties hieraan bijdragen. Hierdoor is of een
staat er nou mee ingestemd heeft of niet deze toch verbonden aan deze
internationaalrechtelijke onthouding van cyber beïnvloeding.
5. A. Het moet door zo goed als alle staten aanvaard zijn en kan slechts gewijzigd worden
door een latere norm
B. Gewoonterecht, ius cogens zegt iets over de status ervan
6. Nee, het internationale recht is in die zin gescheiden van de nationale rechtsorde
waardoor de nationale orde zelf bepaalt op welke manier de regels van het
internationaal publiekrecht doorwerking vinden op nationaal niveau.
7. Bekijken wat partijen hebben beoogd vervolgens stellen dat het eenieder verbindend,
voldoende duidelijk, objectief en beschermt belangen individu
, Week 2
1. A. Een schriftelijke overeenkomst van bindende aard tussen twee of meer staten of
volkenrechtelijke instellingen.
B. 1 Geen, namelijk een eenzijdige verklaring
2 Geen, besluit van internationale organisatie
3 Geen, verdrag wordt niet gesloten met private partijen
4 Wel, verdrag is vormvrij (aegean)
5 Geen, niet bindend
2. A. Ondertekening, uitwisseling van akte, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. In
geval van de bijlage werd het verdrag ondertekend door de minister van buitenlandse
zaken.
B. Ja, in artikel 7 sub c wordt een uitzondering op deze goedkeuring en bekendmaking
gemaakt als er geen geldelijke verplichtingen aan het Koninkrijk worden toegelegd en
het duurt zoals beschreven in de reactie van de minister maar een jaar.
C. Ondanks in strijd met nationale wetgeving kan dit niet als verweer gebruikt worden art
46 WVV
3. Bepalen wat met de tekst bedoeld is en wat de wil geweest moest zijn (art 31 jo. 32 jo.
33 WVV).
4. A. art 19 sub c. Niet verenigbaar met het doel van het verdrag
B. Door dit bezwaar komt de verdragsrelatie tussen Australië en Italië in gevaar. Art 21
sub aWanneer geen bezwaar gemaakt zou worden wordt dus automatisch goedgekeurd
met voorbehoud.
C. Ondanks dat het nog niet in werking is getreden is het al wel verboden aan Zuid-Afrika
en Chili om acties te ondernemen die ervoor zorgen dat de overeengekomen punten van
het verdrag niet meer bereikt kunnen worden. art 18 WVV
D. Toetreding art 15 WVV
5. A. Unilaterale beëindiging
B. Het hof oordeelde dat het verdwijnen van communisme als voorwerp niet essentieel
was voor de uitvoering omdat ook het onder controle hebben van waterpeil en
opwekking van energie drijfveren waren.
C. Bij opzegging verdwijnt het verdrag voor alle partijen en bij opschorting is er een partij
die zich onttrekt waarna het verdrag nog voort kan gelden voor overige partijen. Art 70
en 72 WVV