Eerste 17 Ka’s – Hoofdstuk 1 tot met 4
Hoofdstuk 1 – tijd van jagers en boeren – KA 1 tot met 3
KA 1: levenswijze van jagers en verzamelaars
Jagers en verzamelaars, mensen die leven van de jacht, de visserij en het verzamelen van voedsel. Ook wel
nomaden genoemd, ze reisden achter hun eten aan. Ze maakte geen huizen of voorwerpen die te zwaar
waren om mee te nemen. Er is daarom ook weinig over de immateriële cultuur bekend, er is niets van over
omdat er geen schrift was in de prehistorie. Wat we weten halen we uit de weinige grafgiften die er zijn
gevonden.
Economie: wat zijn de middelen van bestaan?
Jagen en verzamelen.
Politiek: hoe wordt de samenleving bestuurd?
Kleine nomadische groepen, dus geen georganiseerd bestuur.
Sociaal: hoe zijn de verhouding in de bevolking?
Weinig sociale verschillen, wel een strikte rol verdeling tussen man en vrouw.
Cultuur: wat denken en voelen de mensen en hoe uiten ze dit?
Magische jacht- en vruchtbaarheidsrituelen en grafgiften.
Kenmerken zijn bijvoorbeeld:
-leven van jacht en verzamelen
-kleine groepen
-trekken rond van plaats naar plaats
-strikte taakverdeling
KA 2: landbouw en ontstaan landbouwsamenleving
Begin neolithische revolutie in de vruchtbare maan, gebied met een goed klimaat. Omdat er in dit gebied
veel te eten was hoefde ze niet meer rond te trekken ze begonnen van akkerbouw hun eigen gewassen
verbouwen, later begonnen ze ook hun eigen vee te houden.
Economie: wat zijn de middelen van bestaan?
Landbouw: akker en veeteelt.
Politiek: hoe wordt de samenleving bestuurd?
Dorpen werden Bestuurd door dorpsoudsten en priesters
Sociaal: hoe zijn de verhouding in de bevolking?
Sedentaire revolutie: vaste woonplaats. Toename van sociale verschillen, omdat mensen spullen gingen
houden. Strikte rol verdeling tussen man en vrouw
Cultuur: wat denken en voelen de mensen en hoe uiten ze dit?
historie genoemd maar de historie want mensen begonnen met het vast leggen van dingen, aan de hand
van schrijven.
Kenmerken zijn bijvoorbeeld:
-landbouw is het belangrijkste middel van bestaan.
-het overgrote deel van de bevolking woont en werkt op het platte land, slechts een klein deel in steden.
-boeren zijn bijna zelfvoorzienend (autarkie).
KA 3: het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Door nieuwe uitvindingen bij de landbouw, dit zorgde voor verhoging van de voedsel productie. Dorp
groeide. Hierdoor hoefde niet iedereen zich meer bezig te houden met de landbouw, zo ontstond er
ambacht en dit zorgde voor handel. Zo ontstonden er steden. Mesopotamië en Egypte waren de eerste
stedelijke samenlevingen
Stedelijke beschaving in Mesopotamië en Egypte:
Economie: wat zijn de middelen van bestaan?
Landbouw: akkerbouw en veeteelt. Ambachten en handel
Politiek: hoe wordt de samenleving bestuurd?
Steden werden bestuurd door koning en priesters.
Steden groeide uit tot rijken, stadstaten. (Mesopotamië)
Boven- en beneden-Egypte vormen een natiestaat met farao als leider.
Sociaal: hoe zijn de verhouding in de bevolking?
Grote groepen, gemiddeld 10.000 mensen. Sociale verschillen: hiërarchische opbouw van de samenleving
in sociale klassen.
Cultuur: wat denken en voelen de mensen en hoe uiten ze dit?
Polytheïstische godsdienst. Magische rituelen in tempels. Veel uitvindingen
, Hoofdstuk 2 – de tijd van Grieken en romeinen – KA 4 tot met 8
KA 4: de ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de
Griekse stadstaat
850 v. Chr. Opkomst Griekse stadstaten. een stadstaat (polis), kun je herkennen aan:
-Een “stad” met omringend platteland.
-Klein in oppervlakte en inwonersaantal.
-Autarkisch (zelfvoorzienend).
-Autonoom, eigen bestuur en eigen regels.
Iedere polis had zijn eigen staatsvorm:
-Monarchie, staatsvorm waarbij de macht bij een persoon ligt.
-Tyrannie, staatsvorm waarbij de macht niet bij een persoon licht
-Aristocratie: regering van de adel (aristocraten)
-Oligarchie, regering van een kleine groep mensen die niet perse van adel zijn.
-Democratie, regering door de bevolking met burgerrecht. burgerschap: het feit dat je burger bent met
alle politieke en maatschappelijke rechten die daarbij horen. Alleen mannen die in de stad zijn geboren
hadden het recht om te stemmen.
Filosofen: proberen de wereld te verklaren op een rationele manier. Begin van de wetenschap: opdoen
van kennis/theorie op basis van experimenten, waarneming en gebruik van het verstand.
Naar mate het Griekse vaste land steeds bevolkte werd, besloten Grieken kolonies te stichten. Door deze
kolonisatie groeiden de Griekse handel en welvaart. Koning Philipos viel Griekenland binnen en veroverde
die stadstaten. Zijn zoon Alexander de grootte zette zijn werk door. Hij verspreide die Griekse cultuur naar
het oosten, ook wel hellenisme genoemd.
KA 5: de klassieke vormentaal Griekse-romeinse cultuur
Grieks-romeinse cultuur = klassieke cultuur
Klassiek: voortreffelijk voorbeeld. Iets dat blijvende waarde heeft (beeldhouwend en architectuur)
Griekse beeldhouwkunst en architectuur was een voorbeeld voor latere generaties. Romeinen keken er op
tegen de Grieken dus namen dan ook veel over.
KA 6: de groei van het romeinse imperium waardoor de Grieks-romeinse cultuur zich in Europa
verspreide.
Bestuur van het romeinse rijk:
-Koningstijd: 753 v. Chr. tot 509 v. Chr.
Rome was in feiten toen een monarchie, de laatste koning had misbruik gemaakt van zijn macht.
-Republiek: 509 v. Chr. tot 27 v. Chr.
Macht verdeeld over meerder functies. Functionarissen voor een jaar gekozen. Senaat heeft de meeste
macht. Belangrijkste functie: consul. In 49-27 v. Chr. brak er een burgeroorlog uit tussen consuls. Na
aanleiding van die burgeroorlog kreeg caesar de macht. Kort daarna werd hij vermoord. Een nieuwe
burgeroorlog brak uit die gewonnen werd door caesars neef Octavianus. Deze maakte een einde aan de
republiek en stichtte een keizers rijk op, waarin in hij alle macht had.
-Keizertijd: 27 v. Chr. tot 476 n. Chr.
De macht was in de handen van de keizer. Senaat en consuls bleven bestaan, maar hadden weinig macht.
Enorm groei van het romeinse rijk:
Stadstaat imperium romanum (een groot rijk onder macht van een keizer of volk).
Oorzaken:
-sterke en gedisciplineerd leger
-goed verdedigbare grenzen (muur van Hadrianus, rivieren/limes, bergen, woestijnen)
-goede infrastructuur, zo kon hele land met elkaar in contact komen, ook handig voor de handel
-goed bestuur, hele rijk de zelfde regels
als veroverde vorsten meewerkten behielden zij hun macht en kregen zij het romeinse burgerschap.
romanisering, het overnemen van de romeinse cultuur door andere volken. Zij keken zelf op tegen de
Grieken. En als dan de Romeinen Griekenland in nemen, zo namen ze heel veel van hun cultuur over, zo
ontstond er een Grieks-romeinse cultuur. Wat zich verspreide over de rest van Europa.
KA 7: de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-
Europa.
Romeinen in Noordwest Europa:
In 58-51 v. Chr. had caesar de Galliërs veroverd. Later 12 v. Chr. hadden de Grieken ook de Bataven
veroverd, dit was Germaans volk. Romeinen dachten; Germanen zijn barbaren onbeschaafde