Openbare financiën samenvatting
H1 Overheidsfinanciën
Budgetmechanisme
- Via het politieke besluitvormingsproces financiële middelen ter beschikking stellen
voor bepaalde overheidsactiviteiten die tot uitdrukking komen in een begroting.
(Begrotingsrecht).
- Budget geeft aan hoeveel middelen in een bepaalde periode maximaal mogen
worden besteed aan bepaalde taken.
Budgetmechanisme Deel 1
TTVR: 2012, VR. 11a
VR: Welke rol speelt het budgetmechanisme bij overheidsvoorzieningen?
Antw:
- Het budgetmechanisme bepaalt omvang, samenstelling en financiering van
overheidsvoorzieningen.
Budgetmechanisme Deel 2
TTVR: 2012, VR. 11b
VR: Noem 2 argumenten waarom inschakeling van het budgetmechanisme bij collectieve
voorzieningen steeds kritischer moet worden getoetst.
Antw:
1. Het prijsmechanisme (de markt) registreert de voorkeuren van de individuen in het
algemeen beter dan het budgetmechanisme.
2. Bij inschakeling van het budgetmechanisme wordt de band tussen beslissen,
genieten en betalen verbroken.
3. Bij collectieve voorzieningen zijn genieters (= de gebruikers), beslissers (= politici en
bureaucraten) en betalers (= belastingbetalers) niet dezelfde zoals bij een
particuliere persoon.
Wat valt onder de publieke sector
- Collectieve sector = activiteiten die (grotendeels) worden gefinancierd uit belastingen
+ sociale premies. Ruime definitie. Publieke sector is veel ruimer dan alleen het Rijk
en de miljoenennota.
a. Overheid. Centraal: het rijk. Decentraal: lagere overheden, provincies,
gemeenten en waterschappen.
b. Uitkeringsinstanties: Uitvoerders sociale verzekeringen, zoals de gemeenten
die bijstandsuitkeringen doen.
c. Instellingen die gefinancierd en gecontroleerd worden door de overheid. Vb:
onderwijs.
d. Gepremieerde en gesubsidieerde sector. Vb: instellingen in gezondheidszorg,
ziekenhuizen.
Kenmerken publieke sector
- Probleem publieke sector: prijsmechanisme ontbreekt. Geen vraag/aanbod zoals
op de markt. Hoe moet je dan de prijs vaststellen, dat is lastig. Het is moeilijk om
, maatschappelijke baten in kaart te brengen. De uitgaven liggen vast, maar het meten
van maatschappelijke baten is lastig.
- Uitkomsten van marktmechanisme worden ervaren als maatschappelijk niet
optimaal. Overheid wil de zorg niet volledig overlaten aan de markt.
- Belastingen = onvrijwillige betalingen aan de overheid waar geen rechtstreeks
tegenprestatie tegenover staat.
- Beslissingsmacht van belastingen ligt bij de gekozen volksvertegenwoordigers:
Tweede Kamer, provinciale staten, waterschapsbesturen hebben een
begrotingsrecht. Dat is het budgetmechanisme.
Redenen overheidsingrijpen in marktwerking
1. Stabilisatiefunctie: Overheid probeert de invloed van de conjunctuur op de
productie en werkgelegenheid te dempen met macro-economisch beleid.
2. Allocatiefunctie: Overheid beïnvloed de samenstelling van de binnenlandse
productie. Overheid produceert zelf goederen en diensten of draagt daar via
bekostiging aan bij.
3. Verdelingsfunctie: Overheid wil invloed uitoefenen op de redelijke verdeling van
inkomens en vermogens.
BBP
- Structurele bbp = omvang van de economie waarbij evenwicht bestaat op zowel de
goederenmarkt als arbeidsmarkt. Bezettingsgraad van de productiecapaciteit en het
werkloosheidspercentage zijn gelijk aan hun evenwichtswaarden.
- Structurele werkloosheid = evenwichtswaarde van werkloosheid. De omvang van
werkloosheid hangt af van
a. Het inkomensverlies dat mensen leiden wanneer ze hun baan verliezen.
b. Gebrekkige aansluiting van competenties van werkzoekenden bij de eisen die
werkgevers stellen.
- Output gap = kloof in % tussen feitelijke omvang van het bbp en structurele bbp.
a. Negatieve output gap: bezettingsgraad van de productiecapaciteit is lager
dan de evenwichtswaarde en het werkloosheidspercentage is hoger dan de
evenwichtswaarde.
b. Positieve output gap: bezettingsgraad van de productiecapaciteit is hoger
dan de evenwichtswaarde en het werkloosheidspercentage is lager dan de
evenwichtswaarde.
3 Manieren van berekening BBP
- CBS registreert alle productie binnen de landsgrenzen obv. de toegevoegde waarde
door bedrijven (toegevoegde waarde wordt geregistreerd obv. de marktprijzen =
inkoopprijzen + winstopslag) en overheid (toegevoegde waarden worden
geregistreerd obv. de betaalde salarissen. Wat de overheid betaald aan de
ambtenaar is direct de toegevoegde waarde, daar dit geen winst op). Toegevoegde
waarde = verkoopopbrengsten - inkopen. Dit verschil wordt weer toegevoegd aan de
nationale economie.
- Berekening BBP via de toegevoegde waarde. Wat heeft iemand toegevoegd aan de
economie? Verkoop goederen en diensten - aankoop goederen en diensten. Het
verschil wordt toegevoegd aan het BBP.
, 1. Vanuit de productie: toegevoegde waarde = Aankoop goederen en diensten -
verkoop goederen en diensten aan overheid, consumenten, investeringen en
bedrijven.
2. Vanuit de inkomensvorming: lonen + sociale premies (nationale productie).
3. Vanuit de bestedingen: consumptieve bestedingen, investeringen, saldo
uitvoer en invoer (nationale bestedingen).
Ontwikkeling collectieve uitgavenquote
Collectieve uitgavenquote is van belang voor de mate waarin de overheid zich met de
economie bemoeit.
Overheidsuitgaven / BBP x 100%.
- Teller: collectieve uitgaven.
- Noemer: BBP.
Ontwikkeling bij neergaande economie: Noemereffect: alleen al het afnemen van het BBP
leidt tot een hogere collectieve uitgavenquote, ook als de collectieve uitgaven gelijk
blijft, dus sterker ingrijpen van de overheid + collectieve uitgaven gaan omhoog door
meer sociale uitkeringen.
2020: Collectieve uitgaven zijn gestegen, terwijl BBP is afgenomen. De collectieve
uitgavenquote verslechterd, hoger. Lijkt of overheidsbemoeienis met de economie is
toegenomen.
Discretionaire maatregelen = overheidsingrijpen om economische bedrijvigheid bij te
sturen
Automatische stabilisatoren
- Overheidsfinanciën hebben automatisch een stabiliserende invloed op de economie.
a. Bij laagconjunctuur: door tegenvallende economische ontwikkeling valt de
opbrengst van belastingen en premies tegen. Voor extra belastingverlaging
bestaat dus geen aanleiding. De uitgaven stijgen dan toch al, door de
uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen. Dit maakt het doen van aanvullende
stimulerende overheidsuitgaven minder urgent.
b. Bij hoogconjunctuur: door grote economische ontwikkeling meer
belastingopbrengsten en premies. Voor extra belastingverhoging bestaat dus
geen aanleiding. De uitgaven dalen dan toch al, door minder uitgaven aan
werkloosheidsuitkeringen. Dit maakt het snijden in aanvullende, stimulerende
overheidsuitgaven minder urgent.
Oefententamen vraag 13
VR: Leg uit hoe de automatische stabilisatoren werken in een neergaande economie ten
aanzien van de inkomsten van het rijk.
Antw
- Bij gelijkblijvende tarieven vallen de belastingopbrengsten lager uit. Het
begrotingssaldo wordt slechter (overheidstekort) wat positief is voor de bestedingen
waardoor de teruggang van de economie wordt beperkt.
Automatische stabilisatoren
- Zijn eigenschappen van de overheidsfinanciën die fluctuaties in de nationale
bestedingen automatisch - dus zonder speciale ingrepen - afdempen.
, - Bijv. in een recessie blijven de belastinginkomsten achter en verslechtert het
begrotingssaldo, waardoor de teruggang van de economie wordt beperkt.
Stabilisatiefunctie Doelstellingen
- Doelstelling overheid is schommelingen in de conjunctuur te dempen.
- Volledige werkgelegenheid
- Stabiel prijsniveau: (refi)rente
- Evenwichtige betalingsbalans
- Evenwichtige groei van de nationale productie
Hoe?
- De overheid moet ingrijpen in de conjunctuur. In een hoogconjunctuur overtreft de
economische groei de potentiële groei. In een laagconjunctuur is de economische
groei minder dan de potentiële groei. De overheid moet belasting heffen in een tijd
van hoogconjunctuur. In een laagconjunctuur moet de overheid weinig belasting
heffen om de economie te stimuleren. Vaak te laat met belastingmaatregelen die dan
averechts werken en zorgen voor een versterking van de conjunctuurgolf.
Allocatiefunctie
- Invloed overheid op samenstelling binnenlandse productie.
- Overheid produceert zelf goederen of diensten of draagt daar via bekostiging aan bij.
VB: Defensie, rechtspraak, aanleg wegen (zwaarder vervuilende auto’s betalen meer
motorrijtuigenbelasting dan kleine schone auto’s maar iedereen kan die weg
gebruiken), theatervoorstellingen, onderwijs, gezondheidszorg.
- Het liefst ideale markteconomie met prijsmechanisme en pareto-optimum. Productie
gaat net zo lang door tot niemand er meer vooruit kan gaan als er nog 1 extra goed
geproduceerd gaat worden zonder dat dit ten koste gaat van iemand anders.
Gebaseerd op vrijwillige transactie met volledige informatie. Niemand gaat een
transactie aan waardoor zijn welbevinden af gaat nemen.
- In de realiteit zijn er marktimperfecties. Optimale uitkomsten worden niet altijd bereikt
en uitkomsten marktwerking zijn niet altijd gewenst. Daarom moet de overheid
ingrijpen in de markt.
- Marktimperfecties
a. Productie van goederen en diensten kan slechts tegen onevenredig hoge
kosten.
b. Overheid kan schaalvoordelen bereiken. Overheid kan goedkoper inkopen.
c. Asymmetrische informatie (gebrekkige info in de markt).
d. Paternalisme: de overheid weet wat goed is voor je.
e. Negatieve externe effecten marktwerking beperken.
f. Monopolies beperken (prijsvorming reguleren).
g. Onverzekerbare risico’s (Vb: gezondheidszorg aanbieden waar de markt dat
niet zou doen).
Nadelen overheidsingrijpen in de markt
- Beleidsinconsistenties
- Informatietekort
- Free-rider gedrag
- Overheidsmonopolie vs. concurrentie. Doelmatigheid / doeltreffendheid overheid.