Hoofdstuk 1
Descartes:
- Aanhanger van het dualisme: scheiding tussen lichaam en geest. De animale ziel
(percpetieve ziel) was volgens Descartes fout. Hij dacht namelijk dat er sprake was van een
mechanisme van het lichaam, in samenwerking met de rationele ziel.
- Twijfel ‘ik denk dus ik besta’
- Innate ideas: ervaringen van de geest. ‘Perfectie’ was een innate gedachte waardoor
Descartes ging geloven dat er een perfecte God bestaat.
- Oorsprong ervaringen: alle zintuiglijke stimuli zijn materiële deeltjes in beweging die tegen
het oog en/of de huid aandrukken. Descartes maakte onderscheid tussen aangeleerde –en
aangeboren reflexen. Ervaringen kunnen niet mechanisch geanalyseerd worden omdat ze
bij de ziel horen. Deze ligt in de pijnappelklier.
Hoofdstuk 2
Locke:
- Rationialisme was niet voldoende, de ervaring en de reflectie daarop waren belangrijk.
- Passieve geest, kennis komt van buitenaf.
- Werd beïnvloedt door Zeitgeist (Cooper en Boyle).
- Inductie (Descartes was van deductie).
- Zag de geest als een tabula rasa (leeg vel).
- Empirisme: Begintpunt van kennis is zintuiglijke waarneming
- Tegen innate ideas (aangeboren ideeën).
Ideeën representeren de geest, je hebt ideeën over primaire kwaliteiten (grootte, vorm,
aantal), deze hebben een directe overeenkomst met de vertegenwoordiging. Maar je hebt
ook secundaire ideeën (smaak, kleur, temperatuur), deze hebben geen overeenkomst en
bestaan alleen in het bewustzijn. Samen zijn ze een enkelvoudig idee.
- Meerdere enkelvoudige ideeën vormen een samengesteld idee: rood + rond + zoet = appel.
Drie soorten kennis: intuïtieve, demonstratieve en sensitieve .
1. Intuïtieve kennis is logische kennis ‘een cirkel is geen vierkant’.
2. Demonstratieve kennis is afgeleid van intuïtieve kennis (deductie).
3. Sensitieve kennis werd een probleem, omdat dit kennis is die voorkomt uit waarnemingen
die niet altijd zuiver hoeven te zijn.
Kennis kan verstoord worden doordat je bijvoorbeeld niet alles in je leven kan waarnemen.
Sommige dingen maak je niet mee, maar leer je over door associatie. Bij associatie passen de
begrippen continguity (dingen die vaak dicht bij elkaar of samen voorkomen zoals donder en
bliksem) en similarity (gelijkenis) omdat je zo kan associëren.
,Leibniz:
- Pantheïsme: God is overal en er is continu beweging en leven op alle niveaus, de wereld is
niet statisch maar dynamisch.
- Monaden: Zijn deeltjes, maar geen materialistische. Het is een stukje geest. Fundamentele
bouwstenen van de wereld, een ondeelbare eenheid, een kracht die iets in beweging zet.
Wat typisch is voor monaden, is dat ze dingen waarnemen. Je hebt drie soorten monaden:
1. Simpele: Maken de ‘lichamen’ van alles in de wereld. Levenloze toestand.
2. Sentient: Perceptie, waarnemend zoals dieren. Bewuste toestand.
3. Rationele: Apperceptie, zelfbewuste toestand. Staan het dichts bij God.
- Tegen tabula rasa, de geest heeft bijvoorbeeld van nature neigingen.
- Minute perception: Onbewuste waarneming.
- Psychofysische parallelisme: Naam voor de geest-lichaam relatie waarbij er geen interactie
is tussen lichaam en geest.
Zijn invloed:
- Apperceptie (en de onafhankelijkheid van de psyche).
- Onbewuste processen.
- Ontwikkeling van intelligentie.
Hoofdstuk 3
Gall:
- Richtte zich vooral op hersengrootte: ‘hoe groter de hersenen, hoe complexer het gedrag’.
- Frenologie: Psychologische functies zijn gelokaliseerd in de hersenen. Verschillende stukjes
in de hersenen houden zich met hun eigen functies bezig. Bij de frenologie werden vooral
hersenen (schedels, en bepaalde plekken op de schedels) gemeten. Deze theorie werd
vrijwel direct verworpen en heeft nooit invloed gehad op de wetenschap.
Flourens:
- Verwierp frenologie door middel van ablatie: systematisch stukjes hersenen kapot maken.
- Snijden in het cerebellum beschadigt vooral motorische functies, geen cognitieve.
- Snijden in de cortex beschadigt de hogere psychische vermogens: ‘met het verlies van de
cortex, lijkt het wel of ook de wil verloren gaat’.
- Nadeel van zijn ablatie: je kan niet op specifieke plekken snijden, je snijdt altijd iets mee.
Ondanks dat frenologie verworpen werd, was er wel een vorm van onderzoek naar
lokalisatie die populair bleef, en wel die van de lokalisatie van spraak en taal;
Gebied van Broca: Mensen die hier hersenschade hebben, hebben last van taal produceren.
Ze begrijpen wel taal, maar kunnen zelf niet meer normaal praten. Motorische afasie.
Gebied van Wernicke: Wel taal produceren, geen taalbesef. Sensorische afasie.
- Paraphasias: Verkeerd gekozen en/of vreemde woorden.
, Lokalisatie van het gebied van Broca
en Wernicke, motorische schors,
sensorische schors, visuele/auditieve/
interpretatieve gebieden.
Franz & Lasley:
- ‘Geheugen is niet gelokaliseerd’
- Bewezen dit d.m.v. ablatie; vonden
geen geheugenplek.
- Hersenen hebben equipotentialiteit:
(meerdere plekken voor geheugen,
vandaar:) Als er een stukje kapot gaat,
kunnen andere delen het overnemen.
- Law of mass action: Hoe efficiënt een complexe functie nog kan werken, kan verminderd
worden door de grootte van hersenbeschadiging.
Penfield:
- Hersenonderzoek bij o.a. epilepsie; stimuleerde locaties d.m.v. elektroden.
- Vond de interpretatieve cortex, die twee psychische reacties kan geven:
Interpretatieve reacties, zoals déjà vu of het gevoel dat alles buitenaards lijkt.
Ervaringsgerichte reacties, dromen/flashbacks/scènes die je echt ervaart.
- Zijn onderzoekt maakte het begrijpen van neuronen ingewikkelder, want hoe reageren
neuronen nu precies op elektroden? Zoals ze normaal ook reageren op stimuli?
- Koos uiteindelijk voor dualisme; de hersenen zijn iets anders dan de geest, ze zijn beide
zelfstandig maar zijn in staat samen te werken.
Milner & Scoville: Zonder hippocampus, geen langetermijngeheugen. Soort lokalisering.
- Bij H. Molaison deed het procedurele geheugen het nog wel, hij kon nieuwe motorische
dingen leren. Het leren van deze vaardigheden kon hij zich niet herinneren, maar wel
uitvoeren: Declarative memory impaired, procedural memory intact.
- Dit bewees dus dat geheugen niet één ding is maar uit verschillende soorten bestaat en
verdeeld zit over de hersenen.
Recente ontwikkelingen op het gebied van de hersenen:
- Cognitieve neurowetenschap: De biologie van denken, taal en bewustzijn. Hoe werken
hersencellen en wat/waar is hun functie?
Tomografie: CAT scans, MRI scans etc.
- Sociale neurowetenschap: Onderzoek naar hoe de hersenen sociale informatie verwerken.
Hoofdstuk 4
Gaat over de vraag: ‘Hoe leiden externe prikkels tot interne ervaringen?’