Middeleeuwen
• Periode
Heldenepos: voorgedragen, betrouwbaar, herhaling, vaste elementen, heldenleven centraal, held is
man met bijzonder afkomst, na jeugdfase avontuur, knap en sterk, bijzondere kwaliteiten, gevoelig
voor eer en roem, sterven jong of leven met rijkdom en welvaart, blijven geëerd, elitair publiek,
aristocratische ideologie, theocentrisch.
• Historische context
Het christendom werd verkondigd en er was in Europa één erkende kerk: de rooms-katholieke kerk.
Veel onrust, 800 Karel de Grote keizer, Islam ontstaat.
Geestelijkheid: de eerste groep, je had reguliere (monniken en nonnen) en seculiere (paus,
bisschoppen en pastoors). Triniteitsleer: God is drie personen: God de Vader, de Zoon en de Heilige
Geest.
Adel en ridders: feodale verhoudingen waar ridders de beschermde rol spelen, ridders zijn verplicht
to ‘consilium et auxilium’ (raad en daad). Ridders vormden de groep ridderschap, waar het niet meer
als taak maar als roeping gezien werd, ze leefden volgens een eercultuur (goed gedrag).
Burgerij: Burgerij kwam in opkomst bij de verstedelijking. Burgerlijke mentaliteit ging vooral om
vrede, winst en nuttigheid.
Tot 12e eeuw geschreven door monniken, toen ontstond een schrijfcultuur, meer gaan het leren.
Begin 16e eeuw kom boekdrukkunst op. Handgeschreven boeken noemen we manuscripten
(handschriften).
• Culturele context
Wereldlijke cultuur = cultuur van de adel, vorsten en burgerij.
Geestelijke/ religieuze cultuur = de cultuur van de geestelijken.
In strijd met elkaar, maar konden toch niet zonder elkaar, want ze beïnvloedden elkaar.
Thomas van Aquino scheidde theologie en filosofie. Theologie ging over goddelijke waarheden en
filosofie ging ervan uit dat er waarneembare werkelijkheid achter zit. Wereldlijke kennis betrof de
zeven kunsten (artes liberalis): grammatica, retorica, dialectiek, (<--trivium), wiskunde, muziek,
geometrie en astronomie, (<--quadrivium).
Christelijke deugden: geloof, hoop, liefde, rechtvaardigheid, kracht of moed en voorzichtigheid.
Zonden: hoogmoed, afgunst, gulzigheid, gierigheid, luiheid, toorn en wellust. Er is vooral geestelijke
kunst, maar er is ook wereldlijke kunst.
Hoofsheid, gedragscode ridders, vooral over zelfbeheersing. Wordt in veel literaire werken gebruikt
als aanbevolen leefwijze, trouw, de liefde winnen. Later werd echte liefde tonen er ook een deel
van. De hoofse cultuur ontstaan aan de hoven, compleet wereldlijke cultuur.
• Schrijvers en publiek
, Mecenas = opdrachtgever die literair werk laat schrijven of vertalen. Literaire traditie was dat elk
werk berust op beroemde voorgangers. Er heerste een voorleescultuur, de teksten werden
voorgedragen.
Penninc en Pieter Vostaert —> schrijvers Walewein
Willem —> Van des vos Reynaerde
Hendrik van Veldeke —> Eneasroman (weten we meer over daar later geboren)
Diederic van Assenede —> Floris ende Blancefloer, Ferguut
Jacob van Maerlant --> Der naturen bloeme
Jan van Boenale --> Lekenspiegel
• Literaire stromingen
Ridderromans (eliteliteratuur) een roman die zowel een ontwikkeling laat zien als om ontspanning
gaat, om vooral jonge ridders op het goede spoor te zetten. Ridderromans zijn ingedeeld in twee
groepen:
Karelepiek (komt van chanson de geste --> liederen over echte mannen die trouw en heldendaden
laten zien, het belang van de familie/ groep, geweld) uit de tijd van Karel de Grote. Vaak wordt er
gestreden tegen heidenen of gaat het over spanningen in het feodale systeem (centralisatiepolitiek).
Hoofse roman (het gaat over het vinden van de identiteit van een individu, liefde is niet meer
onmannelijk), je hebt er drie soorten van:
Oosterse roman (floris ende blancefloer) --> ontstond onder invloed van kruistochten, lieten
oosterse cultuur zien.
Trojeroman (eneasroman) --> spelend in Troje, veel gebaseerd op Aeneis van Vergilius.
Aturepiek/ arturromans --> over koning Artur en zijn ridders. Heeft vaste elementen: Hofdag,
queeste (zoektocht), verlaat hoofse wereld, grenzen over, einde terug op het hof en feest. Letterlijk
magische wereld. Vaste figuren: Artur, broer Keye, neef Walewein, vrouw Guinevere, in latere
edities: Lancelot, Ferguut, Eric. Hoofdfiguur maakt identiteits en ridder ontwikkeling, ook door
liefde. Hof van Artur is het ideale hof en er is geen tijd/ plaats aanduiding.
Hoofse lyriek komt van troubadoursliederen. Het begint met een natureingang, beschrijving
ontluikende voorjaar. Een ik-figuur, presenterend als vazal, met onbereikbare liefde (met
herkenbare gevoelens voor publiek. Knielt voor zijn geliefde, topos (vaste formulering).
Van den vos Reynaerde, geschreven door de Willem, is een dierverhaal, een verhaal met dieren als
personages. (Lijkt op arturverhaal, geeft krittiek)
'Hofdag in het dierenrijk; bijna alle dieren klagen bij koning Nobel over de streken die Reinaert de
vos hun heeft geleverd. Maar hoe krijg je een listige vos zover dat hij zich vrijwillig aan een
gerechtelijke procedure onderwerpt? Bruun de beer en Tibeert de kater, die er achtereenvolgens
opuit worden gestuurd om de vos te dagvaarden, ondervinden aan den lijve dat dat niet eenvoudig
is. Nadat beiden meer dood dan levend zijn teruggekeerd, slaagt Grimbeert de das er ten slotte in
Reinaert mee te krijgen naar het hof. Daar wordt hij in staat van beschuldiging gesteld en ter dood
veroordeeld. Zijn aartsvijanden Bruun, Tibeert en Isengrijn de wolf vertrekken om de galg in orde te
maken. Intussen weet Reinaert koning Nobel met een verbluffende leugen wijs te maken dat juist
deze drie dieren gestraft moeten worden, en dat hijzelf onschuldig is. Als hij dan ook nog terloops
een schat ter sprake brengt, is de koning - en vooral de koningin - snel overtuigd: Reinaert wordt
vrijgesproken. In de ontknoping van het verhaal maakt Reinaert opnieuw enkele slachtoffers. Koning
Nobel en zijn hof blijven verslagen en gedesillusioneerd achter.'
https://www.literatuurgeschiedenis.org/teksten/van-den-vos-reynaerde