Arbeids- & gezondheidspsychologie college 1: hoofdstuk 1, 5 en 6
Bespreken onderwijseenheid. Inleiding arbeid en gezondheid Assessment van risicofactoren.
Wat is arbeids- en gezondheidspsychologie?
Nieuwe stroming. Tot stand gekomen na de 2 e wereldoorlog, toen hadden veel mensen psychische
klachten. Het is een psychische discipline ze kijken naar welzijn en welbevinden van mensen binnen
het werk en ze kijken ook naar hoe ze dit kunnen bevorderen. Wat is de optimale afstemming tussen
persoon en organisatie?
- Veranderingen in en rondom arbeid
Werk is intensiever geworden (werkdruk is veel hoger geworden, we moeten steeds meer
werk doen met minder mensen)
Inhoud van het werk is veranderd (technologie is veranderd, robots, computers etc.)
Organisaties zijn veranderd (globalisering, wat er in de wereld gebeurd, opkomst van China,
laaggeschoold werk is in Nederland schaars geworden, er wordt steeds meer verlangd van
mensen)
Bedrijfsvoering is veranderd, is moderner geworden (zelfregulerende teams, dat de teams
zelfstandig te werk gaan)
Aantasting van psychologisch contract (als werknemer geef je iets aan je werkgever en je
verwacht dat je er iets voor terug krijgt, dit is veel minder geworden)
- Sociaal-culturele veranderingen
Arbeidsparticipatie (steeds meer vrouwen nemen deel aan arbeid)
Opkomst dienstensector (vroeger veel werken met de handen, nu werken we bijna alleen
nog maar met ons hoofd, contact met klanten wat stress kan opleveren, we verlenen veel
diensten aan andere mensen)
Verruiming ziektebegrip (er waren geen diagnoses, nu wel, het begrip ziek zijn was vroeger
veel smaller dan dat het nu is)
Toegenomen verwachtingen (onze generatie staat anders in het werk dan dat generaties
voor ons erin staan, wij stellen andere verwachtingen dan vorige generaties)
Individualisering (vroeger viel je terug op een sociaal netwerk, tegenwoordig hebben mensen
kleinere sociale netwerken, kan niet altijd alles met andere bespreken)
Uitholling professionele autoriteit (het respect naar elkaar toe is veranderd)
, - Ontwikkelingen in Nederland
ARBO-wetgeving (psychosociale arbeidsbelasting, o.a werkdruk, agressie)
Psychische arbeidsongeschiktheid (toename van met name psychische klachten)
Gezamenlijke verantwoordelijkheid: overheid, werkgevers én werknemers (terugtrekkende
overheid, bedrijven moeten risico’s in kaart brengen waardoor werknemers overspannen
kunnen blijven, het is nu voor 3 partijen de verantwoordelijkheid)
Hoge kosten (hoe meer mensen ziek zijn, hoe meer kosten dat met zich mee brengt)
Lange traditie overspannenheid (burn-out)
Psychologie A&G als praktijkveld
Je kan in een bedrijf werken of in een organisatie. Je helpt mensen om eigenlijk zo snel mogelijk weer
aan het werk te kunnen. Preventief maar ook gericht op ‘’genezen’’.
- Assessment
- Individuele begeleiding en behandeling
- Training
- Advisering
- Onderzoek
Onderscheid tussen:
Theoretisch georiënteerd verklaren en begrijpen van welbevinden en gezondheid
Praktisch georiënteerd verbeteren van welbevinden en gezondheid
Theorie gestuurd onderzoek (empirische cyclus)
Je doet bepaalde voorspellingen, die ga je toetsen, je gaat de resultaten evalueren en vervolgens stel
je daarover een nieuwe hypothese. Vanuit de theorie kijken naar problemen binnen het werk.
Probleemgestuurd onderzoek (regulatieve cyclus)
Regulatieve cyclus, interventies inzetten en kijken of die werken. Wanneer je andere problemen
tegen komt begint de regulatieve cyclus opnieuw. Probleem proberen op te lossen.
Assessment
Hoe meet je psychosociale arbeidsbelasting
Individueel assessment
- PMO (Periodiek Medisch Onderzoek) werd steeds specifieker op je functie. Nu wordt het
alleen aangeboden als er vragen zijn of iemand een bepaalde functie kan uitvoeren.
en RI&E gaat vooraf aan een PMO, situatie op werkvloer meten
- COTAN (7 punten van COTAN) Commissie Testaangelegenheden Nederland
1. uitgangspunten van de testconstructie
2. kwaliteit van het testmateriaal
3. kwaliteit van de handleiding
4. normen
5. betrouwbaarheid (herhaalbaarheid)
6. begripsvaliditeit (meet de test wat je wilt weten)
7. criteriumvaliditeit (voorspeld de test goed)
, - Stressmodellen
Moderator variabelen (deze reactie verschilt voor groepen, mannen en vrouwen is een moderator
variabel, beïnvloed de relatie tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabelen)
Stressoren (stress veroorzakende factoren ) onafhankelijke variabelen kan je beïnvloeden
Stressreacties/ STRAINS (gevolgen van stress) afhankelijke variabelen
Mediërende variabelen
Mediërende variabelen Beïnvloeden de uitkomst, de verschillende tussenstappen tussen het
begin en het ziekteverzuim. De manier waarop je dingen beleefd. Stel je bent buschauffeur en je
kan niet naar de wc, het kan dan per buschauffeur verschillen of je daar ziek van wordt of niet.
, Onderscheid objectieve en psychologische arbeidsomstandigheden
Aantal klantcontacten objectief (kan je tellen)
Waarneming individu psychologisch (subjectief)
Relatie stressoren ziekteverzuim = laag (correlatie is hoger dan 0.30)
Relatie stressoren ervaren gezondheidsklachten ligt hoger (correlatie tussen 0.30 en 0.40)
Moderatorvariabelen
- Demografische variabelen (bijvoorbeeld mannen/ vrouwen , jongen/ouderen)
- Sociale ondersteuning (groepen)
- Persoonlijkheidskenmerken (type A/type B)
Organisatieassessment
- Uitganspunten
- Risico-inventarisatie-en evaluatie (RI&E) houd in dat je in kaart gaat brengen dat je kijkt wat
voor risico’s je werknemers lopen.
- Onderwerpen
- De praktijk
Uitgangspunten organisatie assessment
- Werkbelasting optimaliseren
- Werkomgeving zo inrichten dat er een afstemming is tussen werkbelasting en eisen van het
werk
- Vergroten belastbaarheid werknemers
Onderwerpen (wat kunnen organisaties doen om risico’s van het werk in beeld te brengen)
- ARBO-zorgsysteem en organisatiekenmerken
Documenten (rapporten)
Checklists (bepalen van risico’s, turven)
Interviews
- Arbeidsgebonden oorzaken Veiligheid & Gezondheid
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsvoorwaarden
Arbeidsinhoud- en organisatie
Arbeidsverhoudingen
- Indicatoren V&G
Administratieve gegevens/documentenonderzoek
Vragenlijsten
Interviews
- Relatie kenmerk personeel V&G
Demografische kenmerken (leeftijd, geslacht, opleidingsniveau)
Persoonskenmerken (coping hoe je met dingen omgaat, beheersingsoriëntatie, type A-
gedrag sneller geïtereerd, competitief, prestatiegericht )