De psychologie van arbeid en gezondheid
Thema 1: inleiding in de psychologie van arbeid en gezondheid
Leerdoelen:
- benoemen wat arbeids- en gezondheidspsychologie inhoudt, waaruit deze is ontstaan en
wat actuele thema's zijn
- een schets geven van het werk van praktijkprofessionals en wetenschappers op het terrein
van de psychologie van arbeid en gezondheid.
- aan de hand van een voorbeeld beschrijven welke rol een psycholoog kan hebben in het
onderkennen van arbeidsgerelateerde problemen en de aanpak daarvan – mede uitgaande
van de interventiecyclus
- op basis van de interventiecyclus in een concreet voorbeeld arbeidsgerelateerde problemen
onderkennen en advies geven over de aanpak daarvan.
Hoofdstuk 1
Wat is A&G
Het is een van de jongste psychologie die er is, het is een samensmelting van klinische, gezondheids -
en A&O-psychologie. Het houdt zich bezig met het disfunctioneren van mensen in de
arbeidsorganisatie. Het vergroten van effectiviteit, het bevorderen van welzijn en gezondheid en het
verhogen van motivatie en prestatie zijn van belang.
De A&G-psychologie, ook wel bekend als 'occupational health psychology', heeft een korte
geschiedenis sinds de term voor het eerst in 1990 werd gebruikt. Het ontstond op het snijvlak van
klinische en gezondheidspsychologie, A&O-psychologie en public health. In 1990 bundelden de
American Psychological Association (APA) en het National Institute of Occupational Safety and
Health (NIOSH) hun krachten om dit vakgebied te bevorderen. De eerste postdoctorale cursussen
begonnen in de Verenigde Staten in 1993, gevolgd door predoctorale opleidingen in 1998.
Vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften en beroepsverenigingen werden opgericht, met
Europa als pionier in 1987 en de Verenigde Staten die in 2005 volgden. Nederland liep voorop in de
ontwikkeling van het vak, met de oprichting van de Commissie Klinische A&O-psychologie in 1987,
later omgedoopt tot Sectie A&G-psychologie.
De A&G-psychologie is een discipline die welzijn en gezondheid op het werk bestudeert en
bevordert, met de focus op de optimale afstemming tussen individu en organisatie. Hier volgt
verduidelijking op vijf punten:
1. De A&G-psychologie is zowel een wetenschapsgebied als een praktijkveld. Welzijn omvat
zowel individueel welbevinden als objectieve kenmerken van arbeid die welzijn bevorderen,
zoals regelmogelijkheden en sociale contacten.
2. Veiligheid wordt niet expliciet genoemd, omdat dit in Nederland het exclusieve domein van
veiligheidskunde is. Niettemin werken A&G-psychologen en veiligheidskundigen samen,
omdat veiligheid op het werk verbonden is met menselijk gedrag.
3. Gezondheid omvat lichamelijke en geestelijke gezondheid, gezondheidsgedrag en een
multidimensioneel begrip van geestelijke gezondheid met aspecten als affectief
welbevinden, competentie, autonomie en aspiratie.
4. 'Werk' verwijst niet alleen naar betaalde arbeid, maar naar gestructureerde, doelgerichte
activiteit met verplichtend karakter, inclusief vrijwilligerswerk. 'Organisatie' omvat diverse
vormen, inclusief kleine familiebedrijven.
, 5. A&G-psychologie overstijgt het werkgebied en behandelt de wederzijdse invloed van werk
op andere levenssferen, zoals vrije tijd en thuissituatie. Het streeft naar een optimale
afstemming tussen werknemersbelangen en organisatiedoelen.
In de eerste plaats heeft de A&G een signalerende functie, een primaire, een secundaire en tertiaire
preventie. Primaire preventie wordt doormiddel van aanpak bij de bron geprobeerd te voorkomen
dat er gezondheids- of welzijnsproblemen ontstaan. Bij secundaire preventie is er sprake van
beperking van schade door adequaat en tijdig op te treden bij de eerste symptomen. Bij tertiaire
preventie wordt er gekeken hoe de problemen niet nog groter kunnen worden. Het bevorderen van
welzijn en gezondheid hoort ook tot de taken, door het inzetten van positieve interventies.
Waarom psychologie van A&G
1. Intensivering van de arbeid: Het is pas later ontwikkeld door de sociaal culturele
veranderingen in Nederland. Volgens het CDS is het werktempo tussen 1977 & 1997 ieder
jaar maar 1,5% gestegen. Vanaf daar is het stabiel gebleven. Het intensief werken zorgt voor
gezondheidsproblemen.
2. Verandering van de arbeidsinhoud: door technologische veranderingen en verandering in de
beroepsbevolking. Zoals steeds hoger opgeleiden mensen en technologie. Er is meer
mentale belasting, daardoor zijn er nu meer psychische klachten ipv lichamelijke.
3. Organisatieverandering: De enige constante factor is verandering. Allerlei ontwikkelingen
zoals globalisering, informatisering, flexibilisering en de 24 uurseconomie. En de constante
veranderingen binnen organisaties. Saneren (downsizing), Afstoten (outsou rcing),
wegsnijden van middenmanagement (delayering) en tijds- en plaats onafhankelijk werk.
Deze veranderingen brengen onzekerheden mee, dus psychische belasting.
4. Moderne bedrijfsvoering: Laag in de organisatie worden verantwoordelijkheden gelegd. Dus
teams moeten een grote mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid hebben. Mensen
worden ook steeds meer op hun individu aangesproken. Door bepaalde doelen te ste llen.
Resultaatgericht management. Legt een druk, dus psychische belasting.
5. Aantasting van het psychologisch contract: Naast een contract is er ook een ongeschreven
psychologisch contract. Dat betekent dat zij verwachtingen koesteren over een verhouding
tussen inspanning en de beloning. Mensen willen voor hun inzet worden beloond en doen
hier steeds meer voor, alleen bedrijven lonen steeds minder. Mede door platte organisaties,
protocollen en de aanstellingen die schaars zijn.
Sociaal-culturele veranderingen
1. Arbeidsparticipatie: Is jaren 60 werkte 25% van de vrouwen, tegenwoordig 63%. Er werkt
73% van de mannen. Alhoewel hij met 20% is gestegen, ligt hij alsnog lager dan de rest van
andere westerse landen. Kenmerkend is het hoge parttime werken onder de vrouwe n.
Vrouwen werken gemiddeld 26 uur per week, mannen 10 uur meer. En het heeft ook
gezorgd voor een verhoogde instroom van arbeidsongeschikte wegens psychische klachten.
Ook meer oudere mensen werken door de pensioen verhoging en meer niet-westerse
allochtonen. En de overheid voert een participatiebeleid voor mensen die een steuntje nodig
hebben via de participatiewet.
2. Opkomst van de dienstensector: begin van 20e eeuw 30% van de mensen agrarisch, nu nog
maar 2%. In de industrie is er ook een daling van 8%. Maar een groei in de dienstensector en
, publieke sector. Met name in de gezondheidszorg en onderwijs is er veel psychische
problematiek.
3. Verruiming van het ziektebegrip: Steeds meer hulpverleners gebruiken medische en
psychologische vaktermen, die bij het grote publiek komt en deze mensen gebruiken die
termen om hun eigen problemen te labelen. Het wordt steeds meer herkend en dus
gebruikt.
4. Toegenomen verwachtingen: verwachtingen aan het werk en in het algemeen worden
steeds hoger. Het moet je helpen ontwikkelen, uitdagend, zinvol zijn, leuke collega's,
carrière maken, sympathieke baas hebben. Nederlanders zijn de hoogstopgeleiden
werknemers.
5. Individualisering: vroeger maakte men meer deel uit van een groep, dit is veel minder. Men
moet zelf zijn boontjes doppen, dit vraagt veel spanning. Er waren in 2017 22%
alleenstaande huishoudens, een van de hoogste landen in EU.
6. Uitholling van professionele autoriteit: de positie van beroepen gaan verloren, artsen,
leerkracht etc. Onder deze beroepen komen ook steeds meer psychische klachten. Respect
moet tegenwoordig verdiend worden. Er is plaats gemaakt voor een democratisch
onderhandelingshuishouden. Dit wordt ook van leidinggevende verwacht.
Ontwikkelingen in Nederland
1. Arbowetgeving: in 1983 is de Arbowet gekomen. Hierin komen werkdruk, agressie, geweld,
seksuele intimidatie en pesten ook in voor sinds 2017. Volgens de Arbowet is iedere
werkgever verplicht een veilige werksfeer te creëren.
2. Psychische arbeidsongeschiktheid: Sinds de WAO in 1967 in het arbeidsongeschikte
toegenomen tot 10%. Maar die is nu weer afgezwakt tot 6%. De meeste mensen worden
vanwege psychische klachten afgekeurd, 40%. Hoger dan in andere EU-landen.
3. Gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers, werknemers en overheid: het
verbeteren van de omstandigheden en verlagen van ziekteverzuim is een gezamenlijke
verantwoordelijkheid. De overheid trekt zich wel steeds meer terug. In de arboconverante
staan bepaalde doelen die de werkgevers en werknemers als rode draad kunnen gebruiken.
Ze moeten op eigen initiatief kunnen laten zien hoe zij zich aan de eisen voldoen.
4. Hoge kosten: de totale maatschappelijke kosten voor ziekteverzuim is 8,7 miljard in 2017. En
voor psychische klachten werd het op 5,3 miljard geschat.
5. Lange tradities: in Nederland is er een lange traditie van het diagnosticeren van
overspannenheid.
De psychologie van arbeid en gezondheid als praktijkveld
De A&G-psychologie als praktijkveld heeft zijn wortels in de beide wereldoorlogen. Tijdens de Eerste
Wereldoorlog trok de vermoeidheid van industriearbeiders de aandacht, wat leidde tot de oprichting
van de Industrial Fatigue Research Board. Beide oorlogen brachten ook traumatische stress onder de
aandacht. Tot de laatste decennia van de vorige eeuw was er weinig aandacht voor
werkgerelateerde psychische klachten. Een uitzondering was de Tavistock Clinic in Londen, die
psychoanalytische benaderingen gebruikte. Het Tavistock Institute of Human Relations was ook
betrokken bij het ontwikkelen van organisatiegerichte methoden, zoals de sociotechnische
, benadering, om welzijn en gezondheid op het werk te bevorderen. In de 2e decenia van de vorige
eeuw is A&G tot volle wasdom gekomen en vervult het verschillende taken:
1. Assessment: het gaat om het identificeren van een ziekte, symptoom of syndroom. Op een
systematische en methodische wijze, op verschillende niveaus.
2. Individuele begeleiding en behandeling
3. Training: individueel en groep
4. Advisering
5. Onderzoek
Hoeveel A&G psychologen er zijn in Nederland is niet scherp. Je kan op verschillende plekken
werken. Zij hebben te maken met 4 arbeidsdisciplines: de bedrijfsarts, veiligheidskundige, A&O -
deskundige en arbeid hygiënist. De verschillen tussen HRM en A&G psycholoog worden steeds
kleiner.
De psychologie van arbeid en gezondheid als onderzoeksveld
Het onderzoek op het gebied van A&G-psychologie vindt zijn oorsprong in studies naar
vermoeidheid, mentale belasting en fysiologisch stressonderzoek. De Duitser Emil Kraepelin en de
Italiaan Angelo Mosso worden beschouwd als pioniers in het arbeidspsychologische
belastingsonderzoek. In de late negentiende eeuw voerden zij laboratoriumonderzoek uit naar de
aantasting van de prestatiecapaciteit. Dit omvatte het laten maken van rekensommen door
proefpersonen gedurende drie tot vier uur, waarbij het aantal fouten tegen de tijd werd uitgezet om
vermoeidheid te meten.
In de jaren 1920 voerde de Amerikaanse fysioloog Walter Cannon de eerste stressexperimenten uit.
Hij blootstelde mensen en dieren aan diverse belastende omstandigheden, zoals kou,
zuurstofgebrek en een laag bloedsuikergehalte, en observeerde de fysiologische reacties. Hans Selye
kwam later tot de conclusie van het algemene aanpassingssyndroom (GAS), een gefaseerd
reactiepatroon van het organisme op belasting, wat hem de titel 'vader van het stressonderzoek'
opleverde.
Het stressonderzoek evolueerde van een puur fysiologische benadering tot de integratie van
psychologische aspecten. Richard Lazarus, bekend als de grondlegger van de stress- en
copingtheorie, voerde in de jaren vijftig van de vorige eeuw de eerste laboratoriumonderzoeken
naar psychologische stress uit. Organisatiepsychologie richtte zich vooral na de Tweede
Wereldoorlog op stressonderzoek in organisaties. Het Michigan Model, geïntroduceerd door Robert
Kahn, benadrukte de rol van sociale rollen in arbeidsorganisaties en vormde de basis voor onderzoek
naar werkstress.
In Nederland kreeg A&G-psychologie na de Tweede Wereldoorlog een impuls, gesteund door
onderzoekssubsidies van onder andere het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Het Nederlandse onderzoek op
het gebied van arbeid en gezondheid behoort wereldwijd tot de top, mede dankzij een uitgebreid
praktijkveld waar wetenschappelijke inzichten kunnen worden toegepast.
A&G-psychologie kent verschillende benaderingen van onderzoek, waaronder theoriegestuurd,
probleemgestuurd en ontwerponderzoek. Theoriegestuurd onderzoek volgt de empirische cyclus,
waarbij hypotheses worden geformuleerd en getoetst. Probleemgestuurd onderzoek volgt
regulatieve cycli, waarbij problemen worden geformuleerd en interventies worden ontworpen en
geëvalueerd. Ontwerponderzoek richt zich op het maken van wetenschappelijk onderbouwde