Ontwikkelingspyschopathologie
Psychopathologie komt bij kinderen tussen 7 en 11 jaar bij 1:7 voor, tussen 12 en 18 jaar is dit zelfs
1:4. Zo hebben jonge kinderen vooral problemen met slapen, eten, zindelijk worden en zich op een
veilige manier hechten aan hun ouders. Tevens kunnen ze vanuit de erfelijkheid bijvoorbeeld ADHD
en/of ASS ontwikkelen. Pathologie heeft een belemmerende invloed op het aanleveren van schoolse
vaardigheden en kan een normale sociale en emotionele ontwikkeling bemoeilijken. In de
adolescentieperiode spelen vooral agressie- en angststoornissen, eetstoornissen, wisselende
stemmingen en stemmingsproblemen een rol.
Of in een leeftijdsfase sprake is van pathologie wordt bekeken vanuit de wetenschappelijke
disciplines. Er zijn leeftijdsgebonden criteria ontwikkeld voor een normale ontwikkeling en voor
afwijkende ontwikkelingen. De kenmerken van psychische stoornissen worden beschreven in de DSM
(Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). Dit handboek is vertaald in het Nederlands.
Momenteel is de DSM-5 beschikbaar. Deze is in Nederland in 2014 geïntroduceerd en zal vanaf 1
januari 2017 worden geïmplementeerd in de GGZ. Naast deze criteria dient rekening gehouden te
worden met zaken die het gedrag van het kind beïnvloeden als de opvoeding van ouders, de invloed
uit de sociale omgeving en culturele en maatschappelijke opvattingen. Hulpverleners dienen met al
deze facetten rekening te houden en moeten vaak breed onderzoeken om tot de goede diagnose,
behandeling en adviezen te kunnen komen.
Een psychodiagnostisch onderzoek naar (een vermoeden van) pathologisch gedrag wordt uitgevoerd
door een hoofdbehandelaar uit de GGZ, te weten een gezondheidszorgpsycholoog (GZ-psycholoog),
een orthopedagoog-generalist NVO en/ of een kinder- en jeugdpsycholoog NIP. Dit zijn post-master
opgeleide academici met een psychologische en/ of een (ortho)pedagogische achtergrond. Vaak
worden hoofdbehandelaars bijgestaan door medebehandelaars. In deze hoedanigheid is ook een rol
voor de toegepast psycholoog weggelegd.
,Pathologie = wetenschappelijke discipline die onderzoekt hoe psychische stoornissen
ontstaan en zich ontwikkelen
Psychiatrie = medisch specialisme > onderzoek, diagnose, behandeling; kliniek/ medicatie
1.Ontwikkelingspsychologie normale ontwikkeling (vorige module)
2.Klinische psychologie afwijkende ontwikkeling
3.Pedagogiek opvoedkunde (omgevingsfactor)
4.Kinderpsychiatrie psychiatrisch ziektebeelden
5.Biologie erfelijkheid/ aanleg en rijping
6.Sociologie maatschappelijke processen
7.Antropologie culturele normen en waarden
8.Epidemiologie het voorkomen (hoe vaak komt het voor) van ziekten en stoornissen onder de
bevolking
1. Ontwikkelingspsychopathologie de wetenschappelijke discipline die onderzoekt hoe
psychische stoornissen ontstaan en zich ontwikkelen.
2. Diagnosticeren het verklaren van het ontstaan van psychische stoornissen
3. Comorbiditeit het samengaan van stoornissen
4. Prevalentie het percentage van een groep kinderen dat een bepaalde stoornis heeft op een
bepaald moment in de tijd. Kan per 5 of 10 jaar veranderen.
5. Risicofactor een negatieve invloed op de normale ontwikkeling van een kind die de kans op een
stoornis kan vergroten
6. Symptomen observeerbaar gedrag die een stoornis beschrijven
Kenmerken psychopathologie
De mate van abnormaal gedrag wordt beïnvloed door actuele verwachtingen en herinneringen
waardering van bepaalde ervaringen
Afwijkend gedrag is dynamisch > afhankelijk van leeftijd en omstandigheden
ADD’er heeft meer last van concentratieproblemen bij een chaotische leerkracht
overdreven angst in de kinderleeftijd, kan afnemen naarmate het kind de puberteit bereikt
Abnormaal gedrag is nooit gemiddeld, ieder kind is uniek en kent unieke ervaringen
1.Kindgebonden factoren; sekse, leeftijd en intelligentie
2.Ouders en gezin; opleidingsniveau, inkomen, opvoedingsvaardigheden en gezondheid
3.Maatschappij en omgevingsfactoren; onderwijs, televisie, sociale media, buurt, normen en
waarden
, Classificeren v.s diagnosticeren
Classificeren = gedrag van kinderen beschrijven, van elkaar te onderscheiden en in te delen in
verschillende categorieën
Diagnosticeren = het proberen te begrijpen en te verklaren van het gedrag door gespecialiseerde
hulpverleners arts, psychiater, kinder-en jeugdpsycholoog of orthopedagoog-generalist en
worden ondersteund door ouders, leerkrachten, maatschappelijk werkers of verpleegkundigen
het aanleveren van waardevolle informatie.
Classificatiesysteem = DSM-V een handboek / classificatiesysteem die kan helpen bij het stellen
van diagnoses en de symptomen van stoornissen in kaart brengt, maar het is geen diagnostisch
handboek!
21 hoofdgroepen beschrijving van bijvoorbeeld ADHD, ASS, PTSS, depressie of Borderline
Een voorbeeld/ de essentie van het verschil tussen classificatie en diagnostiek
Een kind dat rondrent, overal doorheen praat, niet stil kan zitten, zich niet kan concentreren en
continu met zijn voeten beweegt.
Is volgens classificatie / DSM-V per definitie een kind met ADHD
Is volgens diagnostiek / dynamische benadering niet per definitie een kind met ADHD, als is er zeker
een verhoogde kans, omdat er voldaan wordt aan de classificatie; er wordt alleen verder gekeken >
bijvoorbeeld omgevingsfactoren, misschien is het kind wel altijd rustig en beheerst, maar heeft hij
net te horen gekregen dat zijn ouders zijn gescheiden.
Conclusie classificatie ADHD
Conclusie diagnostiek geen ADHD
Diagnostiek
Waarom heeft het kind deze klachten op dit moment gekregen?
Waarom blijven juist deze problemen en klachten bestaan?
Wat zegt het over het kind en zijn gezin dat deze problemen zijn ontstaan en blijven bestaan?
Diagnostisch gesprek; anamnese (voorgeschiedenis in kaart brengen), interview stellen van
gestandaardiseerde vragen
Observeren; doelgericht, opzettelijk en systematisch waarnemen
Psychodiagnostiek; vragenlijsten, (functie)tests, beoordelingsschalen, zelf-invullijsten, projectieve
tests
Lichamelijk onderzoek geen psychodiagnostiek, wel diagnostiek; alleen door een arts
zindelijkheid, voeding en eetstoornissen.
Ontwikkeling en gedrag zijn de speerpunten binnen de diagnostiek; ze worden o.a. beschreven,
onderzocht, geobserveerd, bevraagd, verklaard, geclassificeerd en beargumenteerd.
Er zijn verschillende theorieën over ontwikkeling en gedrag. Deze theorieën leggen de basis over hoe
diagnostiek in zijn werk gaat.