Tentamenstof Psychologie Arbeid en Gezondheid.
Boek: W. Schaufeli, A. Bakker (2013). De psychologie van arbeid en gezondheid.
Tentamens: 2 CBI tentamens met 30 vragen.
Deel A: thema 1 t/m thema 3.
Deel B: thema 4 en thema 5.
Alles in yOUlearn (thema's, opdrachten) en bronnen (tekstboek, artikelen, video's):
Thema 1 - 30 uur
Thema 2 - 60 uur
Thema 3 - 30 uur
Thema 4 - 55 uur
Thema 5 - 55 uur
Voorbereiden deeltentamens (inclusief oefententamens): 20 uur per deeltentamen.
De cesuur is 19/20 punten, waarbij 20 punten voldoende is. Compenseren mag.
Tentamenstof: H1 t/m H25 van het boek + wetenschappelijke artikelen.
Leerdoelen:
Nadat u deze cursus hebt bestudeerd, kunt je:
- kunt u benoemen en toelichten welke factoren van invloed zijn op het functioneren van
werkenden en kunt u de daarvoor belangrijkste theoretische kaders binnen het
vakgebied omschrijven en toepassen op werksituaties.
- kunt u actuele thema's binnen het werkveld van de psychologie van arbeid en
gezondheid benoemen en toelichten.
- kunt u belangrijke interventies op het gebied van arbeid en gezondheid benoemen en
toelichten.
- hebt u inzicht in de vier fasen van de interventiecyclus en kunt u de fasen van de
interventiecyclus toepassen op voor A&G-psychologen relevante terreinen, dat wil
zeggen: een probleemsituatie systematisch analyseren, aanbevelingen voor interventies
doen en daaraan gekoppeld suggesties voor onderzoek doen.
- kunt u omschrijven wat gezondheidsbevordering op de werkplek (GBW) inhoudt en hoe
een dergelijke interventie planmatig kan worden ontwikkeld en ingezet in de praktijk.
Nadat u de studietaak van Thema 1 hebt doorlopen, kun je:
- benoemen wat arbeids- en gezondheidspsychologie inhoudt, waaruit deze is ontstaan
en wat actuele thema’s zijn.
- de Nederlandse wetten op het gebied van arbeid en gezondheid (onder andere
arbeidsomstandighedenwet, wetten op ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid)
benoemen en toelichten.
- benoemen wat de risico’s zijn voor de gezondheid en het welbevinden van werknemers
van het gebruik van technologie in het werk en de technologische ontwikkelingen.
Daarbij kunt u aandachtspunten benoemen om die risico’s te beperken.
- de paradigmaverandering in het vakgebied benoemen en globaal toelichten, evenals de
gevolgen voor diagnose van arbeid gerelateerde gezondheidsproblemen en interventies.
- kunt u functies binnen het werkveld van de psychologie van arbeid en gezondheid
benoemen en toelichten.
- hebt u enig inzicht in de praktijk en de zienswijzen van enkele professionals op onder
andere de aanpak van ziekteverzuim, actuele issues en uitdagingen voor A&G-
onderzoek en voor de praktijk, en wat nodig is om een werknemer optimaal te laten
functioneren in het werk.
,- aan de hand van een voorbeeld aangeven welke rol de psycholoog kan hebben in het
onderkennen van arbeidsgerelateerde problemen en de aanpak ervan – mede
uitgaande van de interventiecyclus
- (uitgaande van de interventiecyclus) aan de hand van een concreet voorbeeld
arbeidsgerelateerde problemen onderkennen en advies geven voor de aanpak ervan
- van veel gebruikte typen interventieonderzoek en daarbij gebruikte technieken en
hulpstructuren beschrijven hoe die gebruikt kunnen worden in de praktijk.
Nadat u de studietaak van Thema 2 hebt doorlopen, kun je:
- theoretische modellen over werkstress beschrijven en er kanttekeningen bij plaatsen.
- de invloed van arbeidsgerelateerde factoren op mentale inspanning beschrijven en
toelichten.
- psychofysiologie en de meting van werkstress uitleggen (onder andere bloeddruk,
hartslag en stresshormonen adrenaline en cortisol).
- de positief-psychologische benadering van werk en gezondheid uitleggen.
- definities, trends en maten met betrekking tot ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
beschrijven.
- determinanten van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid beschrijven.
- theorie, beleid en wetgeving rond ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid beschrijven.
- theoretische modellen over werkstress toepassen op de casus De startende hbo-docent.
- de (epidemiologie van) de belangrijkste werkgerelateerde (psychische) aandoeningen
en klachten beschrijven.
- risicogroepen voor werkgerelateerde psychische aandoeningen en klachten benoemen.
- determinanten van psychische aandoeningen en klachten in kaart brengen.
- uitleggen wat emotionele arbeid inhoudt.
- functies en consequenties van emotionele arbeid beschrijven.
- toelichten hoe persoonlijkheidskenmerken gerelateerd kunnen zijn aan werkstress en
gezondheid.
- de voorlopige definitie geven van duurzame werkhervatting door werknemers met veel
voorkomende mentale klachten.
- het IGLOO-raamwerk beschrijven.
- tekortkomingen benoemen van de voorlopige definitie van duurzame werkhervatting
door- en het IGLOO-raamwerk voor werknemers met veel voorkomende mentale
klachten.
- een beschrijving geven van het beoordelingssysteem en criteria voor de kwaliteit van
vragenlijsten.
- een overzicht geven van de variabelen die van belang zijn op het terrein van
werkomgeving, gezondheid en welbevinden van werknemers.
- aangeven welke vragenlijsten beschikbaar zijn om variabelen op het gebied van
werkomgeving, gezondheid en welbevinden individueel te meten.
- onderwerpen benoemen voor de inventarisatie van veiligheids- en gezondheidsrisico's.
- methodieken voor een assessment op individueel en organisatieniveau benoemen en
toelichten.
- baanonzekerheid definiëren.
- de prevalentie van baanonzekerheid beschrijven.
- een overzicht geven van antecedenten en negatieve gevolgen van baanonzekerheid.
- theoretische perspectieven op de negatieve gevolgen van baanonzekerheid uitleggen.
- de rol van moderatoren beschrijven in de samenhang tussen baanonzekerheid en de
gevolgen ervan.
- suggesties doen voor interventies ter preventie van het gevoel van baanonzekerheid en
om de negatieve consequenties daarvan te verminderen.
- presenteïsme definiëren.
- negatieve gevolgen van presenteïsme voor werknemers en werkgevers beschrijven.
- een theoretische onderbouwing geven van en onderzoeksbevindingen beschrijven over
de manieren waarop baanonzekerheid kan worden gerelateerd aan presenteïsme.
,Nadat je de studietaak van Thema 3 hebt doorlopen, kun je:
- definities en kenmerken benoemen van pesten en cyberpesten op het werk.
- de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen pesten en cyberpesten
benoemen.
- meetmethoden voor het meten van (cyber)pesten op het werk onderscheiden en
omschrijven
- de gevolgen van (cyber)pesten op het werk voor zowel gepesten, omstanders en de
organisatie beschrijven.
- de antecedenten van (cyber)pesten op het werk benoemen en onderbrengen in een
preventietaxonomie.
- effectieve interventies op het gebied van (cyber)pesten (op niveaus van primaire-,
secundaire-, en tertiaire preventie) benoemen.
- omschrijven wat gezondheidsbevordering op de werkplek (GBW) inhoudt en waarom die
belangrijk is.
- omschrijven hoe een interventie gericht op GBW systematisch kan worden gepland,
ontwikkeld, uitgevoerd en geëvalueerd.
- aandachtspunten benoemen voor het creëren van draagvlak voor GBW en het
bevorderen van participatie van medewerkers aan GBW-interventies.
- een concrete interventie uitwerken: het stimuleren van bewegingsgedrag van
werknemers.
Nadat je de studietaak van Thema 4 hebt doorlopen, kun je:
- burn-out omschrijven aan de hand van drie dimensies en bespreken hoe het denken
over en het onderzoeken van dit begrip zich in de tijd heeft ontwikkeld binnen de
psychologie en de geneeskunde.
- aangeven hoe spanningsklachten, overspanning en burn-out zich tot elkaar verhouden.
- aangeven hoe wetenschappers burn-out meten en hoe psychologen en artsen dit in de
praktijk vaststellen.
- de aspecten van belasting, die als oorzaken van burn-out worden beschouwd,
benoemen
- een aantal psychologische theorieën toelichten die burn-out verklaren.
- de belangrijkste gevolgen van burn-out en overspannenheid benoemen en toelichten.
- omschrijven wat counseling inhoudt, aangeven in welke situaties het wordt toegepast en
waarin het verschilt van coaching.
- aangeven met welke basishouding counselors de cliëntgerichte benadering toepassen
en welke gesprekstechnieken binnen deze traditie werden ontwikkeld.
- de cognitief- en gedragstherapeutische methoden bespreken die bij counseling worden
toegepast, uiteenzetten hoe deze werken en in hoeverre deze in onderzoek effectief zijn
gebleken.
- schetsen hoe een behandeling eruitziet en waar u tijdens een behandeling nog in het
bijzonder op moet letten.
- aangeven hoe effectief zo’n behandeling is en onder welke condities die effectief is (dus
wat moet de behandelaar minimaal doen om de kans op een effectieve behandeling te
verhogen.
- workaholisme definiëren en de symptomen ervan beschrijven.
- enkele instrumenten noemen waarmee workaholisme gemeten kan worden.
- de factoren aanduiden waarmee workaholisme bleek samen te hangen.
- de psychologische benaderingen beschrijven van waaruit workaholisme wordt verklaard.
- aanduiden op welke manier workaholisme met psychologische interventies kan worden
behandeld.
- een definitie geven van het begrip 'coaching' en enkele doelen aangeven van coaching.
- onderscheid maken tussen en benoemen van de expert- en de procesrol van de coach.
- aangeven welke wetenschappelijk aangetoonde effecten coaching heeft.
, - aangeven hoe het onderzoek naar coaching op de werkplek zich in de loop van de tijd
ontwikkeld heeft en de drie fasen daarin benoemen en inhoudelijk omschrijven.
- aangeven over welke competenties een goede coach moet beschikken.
- de theoretische kennis over aard en doel van coaching vergelijken met een concrete
casus uit de praktijk.
- schetsen hoe de arbeidsmarktpositie voor mensen met een arbeidsbeperking in
Nederland eruitziet en de rol van de wetgeving daarbij.
- verwoorden wat arbeidsrehabilitatie (vocational rehabilitation), arbeidsintegratie,
arbeidsre-integratie en disability-management inhouden, wat de uitgangspunten zijn en
waarin ze van elkaar verschillen.
- uitleggen hoe de arbeidsre-integratie met behulp van disability-management aangepakt
kan worden, welke uitgangspunten er gelden en welke voorwaarden hierbij geschapen
moeten worden.
- aangeven welke re-integratie-instrumenten gebruikt kunnen worden bij re-
integratieprojecten en wat ze inhouden.
- aangeven welke verschillen er zijn tussen re-integratie bij mensen met psychische en
met lichamelijke klachten.
- voor praktijksituaties beoordelen in hoeverre de daar gehanteerde arbeidsre-integratie
voldoet aan de uitgangspunten van disability-management en aan de hand hiervan
aanbevelingen formuleren voor het invoeren van disability-management in bedrijven.
- wat cross-sectioneel onderzoek inhoudt, wat de uitgangspunten, de kenmerken en de
sterke en zwakke punten ervan zijn
- wat longitudinaal onderzoek inhoudt, wat de uitgangspunten, de kenmerken en de sterke
en zwakke punten ervan zijn
- wat experimenteel onderzoek inhoudt, wat de uitgangspunten, de kenmerken en de
sterke en zwakke punten ervan zijn
- wat de objectieve en subjectieve benadering van onderzoek naar oorzaken van
werkstress en arbeidsmotivatie inhouden, hoe beide methodieken van elkaar verschillen
en hoe ze elkaar kunnen aanvullen.
- om welke redenen mensen al dan niet doorwerken als ze ziek zijn
- hoe het prestatieproces – vanuit arbeidspsychologisch perspectief – is opgebouwd en
hoe arbeidsactiviteiten worden gereguleerd
- hoe prestatie-uitkomsten bekeken kunnen worden
- hoe ziekte van invloed is op de regulering van het prestatieproces en op de prestatie-
uitkomsten.
Nadat je thema 5 hebt doorlopen, kun je:
- de arbeidsmarktpositie beschrijven van oudere werknemers en aangeven in hoeverre
die afwijkt van die van jongere werknemers.
- uitleggen wat wordt verstaan onder duurzame inzetbaarheid en vitaliteitsmanagement
en waarom die noodzakelijk zijn.
- uitleggen welke factoren duurzame inzetbaarheid en belastbaarheid van ouderen
positief en negatief beïnvloeden.
- aan levensloop gerelateerde kenmerkende veranderingen in het werk beschrijven en die
koppelen aan theoretische achtergronden.
- de kenmerkende aspecten van ouder worden op het werk toelichten.
- maatregelen benoemen ter bevordering van duurzame inzetbaarheid.
- het conceptueel model van Adams et al. (2013) beschrijven over leeftijd in relatie tot
concepten in de literatuur over stress en veiligheid op het werk .
- theorieën en concepten uitleggen die relevant zijn in de context van leeftijd in relatie tot
(antecedenten van) stress/spanning en veiligheid op het werk.
- onderzoeksbevindingen beschrijven over leeftijd in relatie tot (antecedenten van)
stress/spanning en veiligheid op het werk.
- de arbeidsparticipatie van vrouwen beschrijven.