Jurisprudentie belastingrecht.
Week 1 Geen jurisprudentie
Week 2 HR 24 juni 2011, 10/01299, NTFR Om te bepalen of sprake is van een bron
2011/1705 van inkomen waardoor je recht kan hebben
op een aftrek van een ondernemingsverlies
en de zelfstandigenaftrek, kan gelet worden
op de verliezen en of deze in latere jaren
niet redelijkerwijs worden verwacht
positieve opbrengsten te zullen zijn.
De objectieve voordeelsverwachting i.b.
moet worden beoordeeld op basis van
feiten en omstandigheden van het jaar,
maar dat feiten en omstandigheden uit
latere jaren daarop licht kunnen werpen en
dus mogen worden meegenomen.
Rechtbank Den Haag 7 april 2016, nr. De rechtbank oordeelt vervolgens dat
16/430 belanghebbende niet aannemelijk heeft
gemaakt dat in de toekomst uit de
activiteiten een positieve opbrengst is te
verwachten. Het door belanghebbende
gestelde maatschappelijke belang is geen
criterium waaraan in dit verband betekenis
toekomt. De activiteiten vormen geen bron
van inkomen.
Rechtszaak Uber Uber ontkent dat er een gezagsverhouding
is tussen hen en de rijders, hierdoor bestaat
er geen dienstbetrekking tussen Uber en de
rijders (ofwel ze worden gezien als zzp-ers).
Rechtbank zegt echter dat er een moderne
gezagsverhouding is, omdat de chauffeurs
zich alleen kunnen aanmelden voor de app,
Uber kan de voorwaarden stellen en die
moet je accepteren anders mag je niet
rijden, daarbij kan Uber eenzijdig aan de
knop van de app draaien. De chauffeurs
hebben dus geen tot nauwelijks vrijheid en
de rechtbank zegt daarom dat er wel een
gezagsverhouding is. Echter staat wel in de
ovk dat de chauffeurs zzp-ers zijn.
Rechtbank zegt hierop dat dit de schijn wekt
dat er geen gezagsverhouding is, maar die
is er dus wezenlijk wel.
Rb Den Haag 7 juli 2010, 09/01452, Voor het al of niet aanwezig zijn van een
NTFR 2010/2118 privaatrechtelijke dienstbetrekking is niet
doorslaggevend hoe de arbeidsverhouding
door partijen zelf wordt gekwalificeerd, maar
moet worden gelet op de werkelijke aard
van die verhouding en de feitelijke
omstandigheden waaronder de
desbetreffende arbeid wordt verricht.
, Hof Den Bosch, 16 september 2010, Sekswerkers treden volgens het hof wel zelf
nr. 08/00466 op. Dus geen gezagsverhouding.
Hof Den Haag 28 mei 2014, NTFR Belanghebbende had niet aan de
2014/2134 administratieplicht voldaan en had verder
op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt
dat enkele van zijn Poolse arbeidskrachten,
gegeven de vereisten die daarvoor gelden,
zoals zelfstandig deelnemen aan het
economisch verkeer, streven naar
naamsbekendheid, het hebben van
meerdere opdrachtgevers, en het lopen van
vermogens- en debiteurenrisico, als
ondernemers moesten worden aangemerkt.
De naheffingsaanslag is dan ook terecht
opgelegd.
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 05 juni Hof komt tot het oordeel dat de zich als vof
2015, nr.13/00607 presenterende groep Poolse bouwvakkers
feitelijk geen vof is, maar een groep
werknemers. De Poolse firmanten hebben
niets in te brengen en zijn zodoende in
dienstbetrekking bij belanghebbende.
Daarmee is belanghebbende
inhoudingsplichtige en had hij aangiften
loonheffingen moeten doen.
Rechtbank Noord-Nederland 29 april Verpleegkundige die AWBZ-zorg verleent is
2014, nr.13/01734 geen ondernemer. Er is sprake van
dienstbetrekking tussen de zorgaanbieder
en belanghebbende gelet op de
gezagsverhouding, de verplichting tot het
persoonlijk verrichten van arbeid en de
rechtstreekse betaling van de vergoeding
door de zorgaanbieder aan
belanghebbende.
Rechtbank Amsterdam 23 juli 2018 + Maaltijdbezorging die door de bezorgers
Rechtbank Amsterdam 15 januari 2019 voor Deliveroo worden uitgevoerd, valt
(de Deliveroo casus) onder de werkingssfeer van de cao.
HR 6 november 2020, nr. 19/0369 Partijen hadden uitdrukkelijk schriftelijk
afgesproken dat er géén sprake was van
een dienstbetrekking. Een dergelijke
afspraak is niet van belang indien partijen
met hun overige afspraken en in de
uitvoering hebben gehandeld alsof er wél
sprake is van een arbeidsovereenkomst. In
wezen is er dan sprake van een
schijnhandeling.
Hof Arnhem-Leeuwarden 1 juli 2014 Bij aankoop van het pand was voorzienbaar
dat hij bij verkoop voordeel zou genieten.
Dit heeft hij niet verwerkt in de aangifte en