Orthopedagogiek
SAMENVATTING BLOK 2.7
Marie Ooms
,Praktijkprobleem 1: Stoorn-IS?
- Prins & Braet (2014): Hoofdstuk 1 & 9
- Verhulst et al. (2014): Hoofdstuk 21
- De Pauw & Mervielde (2010)
- Shiner & Caspi (2003)
1. Is er een verschil tussen Temperament en Persoonlijkheid en zo ja, wat is het
verschil?
1.1 Onderzoek van De Pauw & Mervielde (2010)
Dit is een review waarin de persoonlijkheidsdimensies en de dimensies onderliggend aan
de modellen van temperament onderzocht worden. Beiden hebben gemeenschappelijke
inhoud en deze moeten samen ondergebracht en geïntegreerd worden in een alomvattende
taxonomie (= classificatie). Ze geven een overzicht van belangrijke onderzoeksbevindingen
over de rol van temperament en persoonlijkheid in de ontwikkeling van angst, depressie,
ADHD, proactief en antisociaal gedrag. Vroeger dacht men dat temperament de basis was
voor de persoonlijkheid in de volwassenheid. Nu wordt onderzocht op persoonlijkheid altijd al
in het kind zit.
→ Nog veel discussie over exacte definitie en model van temperament
→ Nog veel discussie over beste manier om temperament te meten
1.2 Temperament
Temperament= Eigenschappen die vroeg in de ontwikkeling observeerbaar zijn en een
sterke genetische of neurobiologische basis hebben
= Temperament is de eenvoudige ontwikkelingsvoorloper van persoonlijkheid. Temperament
vormt samen met de omgeving persoonlijkheid (die bevat ook gedachtes, vaardigheden,
waarden en normen, cognities).
- Negatieve emoties en doorzettingsvermogen zijn voorlopers van neuroticisme en
consciëntieusheid.
- Sociabiliteit en activiteit → extraversie.
Vroeger werden individuele verschillen tussen kinderen toegewezen aan temperament.
Definitie bevat belangrijke componenten, zoals de manifestatie vanaf de vroege kinderjaren,
de sterke genetische of neurologische basis en de relatieve consistentie tussen situaties en
tijd. Temperament heeft multidimensionaal karakter en omvat verschillende dimensies van
gedragsbeïnvloedende eigenschappen die de basis vormen voor een later ontwikkelende
persoonlijkheid.
Individuele kenmerken van kinderen en adolescenten worden traditioneel beschreven als
temperament en zijn sinds de jaren zestig bestudeerd, vooral door
ontwikkelingspsychologen. Gedurende deze halve eeuw van onderzoek is er veel moeite
gedaan om de structuur en betekenis van temperamentverschillen bij kinderen te ontdekken.
Temperamentmodellen
1. Gedragsstijlbenadering (Thomas & Chess) = Behavioral styles approach
Longitudinale studie van Thomas en Chess: 6 jaar lang onderzochten ze 141 baby’s door
interviews uit te voeren met de ouders. Ze vonden 9 dimensies die potentieel significant
waren voor psychologische ontwikkeling:
1. Activiteit (fysiek)
2. Regelmatigheid (voorspelbaarheid van gedrag)
,3. Aanpassingsvermogen (reactie op veranderingen in omgeving)
4. Terugtrekken bij nadering (reacties op nieuwe dingen)
5. Drempel van responsiviteit (hoeveelheid stimulatie nodig om een reactie uit te lokken)
6. Intensiteit van reactie (energielevel van een reactie)
7. Kwaliteit humeur (hoeveel positieve en negatieve gevoelens)
8. Afgeleidheid/ distractibility (effectiviteit van externe stimuli in het veranderen van het
gedrag van een kind)
9. Taak volharding (lengte tijd en behoud van activiteit voortgezet door het kind)
Thomas en Chess zagen temperament als de hoe van gedrag (hoe intens huilt een baby) en
NIET de inhoud (wat doet een baby tijdens huilen) of de motivatie van het gedrag (waarom
huilt het kind). Ze zeiden ook dat wederzijdse interactie tussen kinderen en hun omgeving
grote invloed heeft op de aanpassing van kinderen. Hierbij betrokken ze het goodness of fit
concept, die suggereert dat opvoeden op maat moet zijn voor het unieke temperament van
het kind om een gezonde psychologische ontwikkeling te verzekeren.
Ze introduceerden ook moeilijk temperament→ een cluster van gedragsstijlen die uitdagend
zijn voor opvoeders en dit kan kinderen kwetsbaar maken voor probleemgedrag.
Uit onderzoek blijkt dat er eerder 4 i.p.v. 9 trekken zijn:
1. Prikkelbare stress
2. Sociale remming
3. Activiteit
4. Aandacht
2. Kritische benadering (Buss & Plomin → reactie op Thomas en Chese)
Zij veranderden het model van T&C door temperament te vormen als voorloper van de
ontwikkeling van volwassen persoonlijkheid. Ze zeiden dat een trek alleen als
temperamentvol gezien kon worden als het aan 5 criteria voldeed:
A. Erfelijk
B. Relatief stabiel tijdens kindertijd
C. Behouden tot in de volwassenheid
D. Evolutionair aanpasbaar
E. Aanwezig in onze fylogenetische verwanten( geschiedenis van een groep)
Gebaseerd op deze criteria hebben ze 4 temperamentdimensies gecreëerd:
1. Emotionaliteit (intensiteit van emotie)
2. Activiteit (kwantiteit van motorische activiteit)
3. Sociabiliteit (nabijheid met anderen)
4. Impulsiviteit ( snelheid versus remming)
3. Psychobiologische benadering (Rothbart):
Dit model geeft temperament weer als constitutioneel gebaseerde individuele verschillen in
reactiviteit en zelfregulatie en breidt het oorspronkelijke temperament construct uit om
emotie, motivatie en aandacht gerelateerde processen mee te nemen. Fundamenteel is de
aanname dat temperamentverschillen grotendeels bepaald zijn door de responsiviteit van
onderliggende psychobiologische processen.
1. Reactiviteit verwijst naar de psychologische prikkelbaarheid van neurale systemen.
Emotionaliteit (de reactieve neiging om emoties te ervaren en uit te drukken) &
activiteit (de aanwezigheid van motorische activiteit, zoals tempo, bewegen, praten
en denken). Bij emotionaliteit is er onderscheid tussen ervaring van negatieve en
positieve emoties.
, 2. Zelfregulatie verwijst naar de proces die het mogelijk maken om dit automatisch aan
te passen, onvrijwillige reactiviteit. Aandachtsregelende processen (vaardigheid om
te focussen en aandacht te veranderen wanneer dat nodig is) & onderdrukken van
gedrag wanneer dit nodig is.
Dit model was eerst ontwikkeld om temperament te beschrijven tijdens het 1e levensjaar
maar werd later uitgebreid om oudere leeftijdsgroepen ook bij te voegen. Voor elke
leeftijdsgroep zijn er specifieke gedrag en emotionele beschrijvingen van onderliggende
neurale processen.
Bewijs is er dat de structuur van temperament in elke leeftijdsgroep bedekt kan worden door
3 dimensies:
1. Surgency(reactiviteit)→ sociale oriëntatie en combineert aspecten van motorische
activiteit en ervaring van positieve emoties. Dit wordt gekenmerkt door positieve
anticipatie (verwachting), hoge intensiteit van plezier, lachen, activiteitsniveau,
impulsiviteit en lage niveaus van verlegenheid.
2. Negatief affect(reactiviteit)→ algemene neiging om negatieve emoties te ervaren en
wordt gekenmerkt door discomfort, angst of stress voor nieuwe dingen, woede, verdriet
en lage soothability (niet kunnen kalmeren nadat er iets stressvols is gebeurd)
3. Effortful control(zelfregulatie)→gemeten door kenmerken van onderdrukkende
controle en aandacht focussen, maar bevat ook perceptuele sensitiviteit en plezier
krijgen van activiteiten met lage intensiteit.
4. Goldsmith en Campus
Variabiliteit in ervaren en uitdrukken van de 6 basisemoties: blijdschap, droefheid, interesse,
angst, verrassing en afkeer
5. Vijf-factor model
= tweepolig model
1. Extraversie (vs. introversie)
2. Altruïsme (Vriendelijkheid) VS competitief
3. Zorgvuldigheid (vs. verwaarlozend)
4. Neuroticisme (emotionele instabiliteit vs. stabiliteit)
5. Openheid voor ervaringen (intellect) (vs. geslotenheid)
Mervielde en Asendorpf
Minstens 4 dimensies nodig om de inhoud van de bovenstaande modellen vast te leggen.
→ Anders dan Buss en Plomin. 4 dimensies:
1. Emotionaliteit: de neiging om emoties te ervaren met name met het kwalificeren van
negatieve emoties.
2. Extraversie: gezelligheid vs sociale remming
3. Activiteit
4. Persistentie (Effort control):
Componenten wijzen naar intensiteit en snelheid waarmee gereageerd wordt, duur van
reactie.