Systemisch en contextueel werken
Contextuele hulpverlening : Hfst. 1, 2, 4 en 6
Systeemgericht werken in sociale beroepen: Hoofdstukken 1 t/m 6 & Hoofdstuk 8
Met nieuwe ogen : paragraaf 7.7
Systeemgericht werken brengt een andere manier van kijken met zich mee. Je richt je niet op mogelijke
oorzaken, maar kijkt naar de situatie als geheel. Alle betrokkenen ervaren situaties vanuit hun eigen
perspectief, op hun eigen manier. Aandacht voor sociaal-maatschappelijke context, structuur in systemen,
diversiteit, het DNA van de eigen Family Tree, intergenerationele overdracht, communicatie, ervaringen en
betekenis die aan de ervaringen wordt gegeven… het maakt deel uit van de systemischcontextuele benadering.
Verschillende zienswijzen aanvaarden en legitimeren kan bijdragen aan inzicht in betrokkenen, onderling
begrip en samenwerking. Het systeemgericht perspectief ziet gedrag als logische reactie op wat zich afspeelt in
het systeem als geheel. Systeemgerichte interventies richten zich op het geheel: wat er in de persoon gebeurt,
wat er in de omgeving gebeurt en de betekenis die dat voor alle betrokkenen heeft.
CONTEXTUELE HULPVERLENING
H1. Het begrip context
De contextuele benadering ziet een mens nooit als een opzichzelfstaand individu. Ieder mens is verworven met
de mensen om hem heen.
Context = verwijst naar deze mensen of terwijl dit netwerk van betekenisvolle relaties.
Directe familierelaties; een kleine kring van het gezin waarin iemand is opgegroeid of waar hij op dit
moment deel van uitmaakt (vader/moeder/broer/zus)
Intergenerationele familieverband; de samenhang tussen de verschillende generaties waaruit iemand
is voortgekomen. De verbondenheid in 4 generaties zoals ( grootouders, ouders, kinderen en
kleinkinderen)
Gegeven relaties = familierelaties ze maken deel uit van iemands leven door het simpele feit dat hij in dit
gezin en in deze familie geboren is. De relatie is hem gegeven en kunnen niet verbroken worden.
Verworven relaties = relaties die iemand In de loop van zijn leven opdoet, die je verwerft. Deze relaties kunnen
wel verbroken worden. (klasgenoten, buren, collega’s, partner)
In het contextuele denken wordt ervan uitgegaan dat een groot deel van de pijn en de vreugde In het
persoonlijke leven en in de levensgeschiedenis van de persoon wordt bepaald door de (intergenerationele)
context waarbinnen hij geboren is. Er zijn 4 aspecten wat binnen de context van de cliënt (gezin/ familie) kan
spelen en wordt overgedragen.
1. Erfelijke aanleg = erfelijkheid/ nature: de eigenschappen van iemand die door genetische aanleg is
vastgesteld. Kleur haar/ grote neus / dyslexie
2. Sociale omgevingsfactoren = nurture: de eigenschappen die niet genetisch bepaald zijn, maar waarbij
de opvoeding en leefomstandigheden een grote rol bij spelen. Karaktereigenschappen en talenten zijn
niet alleen genetisch bepaald, maar worden ook in de sociale omgang gevormd.
3. Gewoonten en gebruiken; de eigenschappen die binnen de persoonlijke omgang tussen ouders en
kinderen worden overgedragen. Bij het ene gezin moet je je schoenen uit in huis en bij het andere
gezin niet. Wanneer iemand geconfronteerd wordt met heel andere gewoonten dan in het eigen gezin
gelden, worden die niet zelden als raar of vreemd beleefd.
4. Normen en waarden: ieder gezin heeft zijn eigen omgangregels en zijn eigen opvattingen over wat wel
of niet hoort. Je mag nooit iemand tegenspreken als je het er niet mee eens bent / Je mag voor jezelf
opkomen als je het er niet mee eens bent.
Ieder gezin heeft te maken met zijn eigen genetische bepaalde familie-erfgoed en ontwikkelt op zijn eigen
manier de andere 3, door sociale omgang gevormde aspecten.
,H2. Rationele ethiek en de vier dimensies
Rationele ethiek – benadering van Nagy = gaat ervan uit dat de basis van menselijke relaties wordt gevormd
doordat mensen aan elkaar geven en van elkaar ontvangen. Gaat ervan uit dat het rechtvaardig is dat je in
relaties mag geven en ontvangen.
In de eerste levens- en ontwikkelingsfasen heeft een kind meer zorg nodig en ontvangt hij dus. Het kind heeft
zelf weinig om te geven. Gedurende het opgroeien gaan kinderen steeds meer geven. Denk maar aan het
eerste glimlachje, tekeningen, kusjes, helpen in het huishouden, koken etc. Door te geven wat bij jou past,
groei je in je zelfvertrouwen en in eigenwaarde, daarnaast zorg je er ook voor dat iemand groeit tot een
evenwichtige volwassene die in staat is betrouwbare en veilige relaties aan te gaan met andere mensen.
Ook kan het gebeuren dat een kind niet ontvangt van zijn ouders wat hij nodig heeft, enkele oorzaken hiervan
zijn:
Ouder is zelf tekort gekomen als kind zijnde, waardoor hij het moeilijk zal vinden om het kind van deze
behoeften te laten voorzien
Omstandigheden die ervoor zorgen dat ouders tekortschieten in ouderlijke zorg en liefde
spanningen binnen ouders / zorgen in leefomstandigheden
De 4 dimensies van de rationele werkelijkheid
1. Eerste dimensie; de feiten
2. Tweede dimensie; psychologie
3. Derde dimensie; interacties
4. Vierde dimensie; relationele ethiek
Eerste dimensie; de feiten
Je kunt pas de manier waarop iemand in het leven en in relaties staat goed begrijpen, als je zicht hebt op de
feiten die iemands leven kleuren.
Feiten: objectieve gegevens die echt waar zijn en gebeurtenissen die in de werkelijkheid hebben
plaatsgevonden. Worden door individuele mensen op een verschillende manier verwerkt en geïntegreerd in
hun leven. geslacht, plaats in de kinderrij, adoptie, ziekte, overlijden, scheiding, sociaaleconomische
omstandigheden.
Deze feiten hebben invloed op wat er tussen mensen gebeurt en op wat mensen wel of juist niet voor elkaar
kunnen betekenen – Rationele consequenties
Sommige feiten worden onrecht genoemd. Dit zijn gebeurtenissen of omstandigheden die een beschadigend
effect op het leven van een mens hebben gehad.
Verdelend onrecht/ toedelend onrecht = onrecht waar niemand direct schuld heeft of
verantwoordelijk voor is. Het overkomt je en heeft consequenties voor je leven en voor de volgende
generatie ziekte of overlijden gezinslid, werkloosheid, vluchten, oorlog
Vergeldend onrecht = onrecht/leed wat mensen elkaar bewust/onbewust aandoen. Iemand is
verantwoordelijk voor wat er is gebeurd of iemand is aangedaan misbruik, mishandeling,
verwaarlozing
Verdelend onrecht kan zelfs weer leiden tot vergeldend onrecht.
Nagy noemt het ook onrecht als een kind niet van zijn ouders heeft kunnen ontvangen wat het nodig had.
Hetzelfde geldt voor situaties waarin een kind ongezien heeft gegeven of wanneer het geven en zorg dragen te
zwaar waren, gezien de leeftijd, ontwikkeling en persoonlijkheid van het kind.
Tweede dimensie; psychologie
Inzicht krijgen in de wijze waarop de feiten het leven van een persoon hebben beïnvloed en de gevolgen
daarvan voor de persoonlijkheidsontwikkeling. Karakter en persoonlijkheid, verlangens, behoeften en
overlevingsmechanismen zijn ook belangrijk binnen deze dimensie. Voor deze dimensie is het van belang dat je
kennis hebt van psychologische theorieën en benaderingen.
Hoe heeft iemand die feiten beleefd? Wat hebben deze met iemand gedaan?
, Derde dimensie; interacties
Bij deze dimensie gaat het om het onderkennen van patronen van waarneembaar gedrag. Interactie- en
communicatiepatronen binnen een gezinssysteem staan dan ook centraal. Iedereen binnen het gezin reageert
op elkaars gedrag.
Wie bepaalt de regels op welke manier? Hoe is de relatie tussen de kinderen? Hoe is de relatie met
kind/ouder? Hoe communiceren ze met elkaar?
Vierde dimensie; relationele ethiek
Oog krijgen voor de manier waarop de eerste 3 dimensies invloed hebben of hebben gehad op de balans
tussen geven en ontvangen.
Heeft het kind van zijn ouders ontvangen wat het nodig had, of stonden er allerlei feiten, psychologische
factoren en relatiepatronen in de weg?
Al deze 4 dimensies hangen nauw samen met elkaar, en zijn onderling verbonden. Als een vader lijdt aan een
ziekte (1) heeft dat invloed op het geven en ontvangen van ieder lid van het gezin (4). Wat de invloed is kan per
kind verschillen. Dat is gedeeltelijk afhankelijk van andere feiten zoals de plaats in de kinderrij en het geslacht.
Maar ook individuele psychische factoren (2) spelen een rol. Tenslotte is het zo dat er binnen het gezin
bepaalde interactie- en communicatiepatronen (3) zijn, die mede bepalen op welke manier de chronische
ziekte van de vader de balans tussen geven en ontvangen beïnvloedt.
H4. De dialoog
Een contextueel hulpverlener zal proberen binnen de context het gesprek op gang te brengen over wat er is
gebeurd of wat er tussen de betrokkenen speelt.
Een dialoog aangaan = in gesprek gaan van een cliënt met andere belangrijke personen uit de context.
Door deze dialoog aan te gaan, probeert de hulpverlener te bewerkstelligen dat betrokkenen uit context elkaar
erkenning gaan geven voor geleden onrecht en voor verdiensten.
Dit draagt bij cliënten bij aan hun zelfafbakingen (Ik ben ik – anders dan iemand anders) en zelfvalidatie (ik ben
waardevol) en dat betekent dat zij op een andere, vrijere manier in hun leven en hun relaties komen te staan.
Om een dialoog aan te kunnen gaan, is verwachting van wederzijds respect noodzakelijk. Het gaat niet om de
waarheid maar om wat een situatie voor iemand heeft betekend.
H6. Meerzijdig gerichte partijdigheid
Een goede hulpverlener moet niet alleen over parate kennis, verschillende vaardigheden en technieken
beheersen, maar de houding van de hulpverlener ten opzichte van mensen/cliënt is van uiterste belang. Dit is
ook wel de grondhouding van de hulpverlener.
Grondhouding van meerzijdige partijdigheid = gebaseerd op de overtuiging dat het van belang is niet alleen de
individuele cliënt, maar ook de andere betrokkenen uit de context recht te doen. (Je bent niet neutraal of
onpartijdig) Je benoemt het onrecht dat iemand is aangedaan, en geeft daar erkenning aan. Dus als contextueel
hulpverlener heb je oog en hart voor iedere betrokkene die wordt beïnvloed door zijn interventies.
Je staat met een meerzijdige partijdigheidse grondhouding, wisselend naast iedere betrokkene. Je geeft eerst
erkenning en steun aan degene die dat op dat moment het meest nodig heeft.
Contextuele benadering – wordt vanuit gegaan dat een mens nooit op zichzelf staat, maar altijd verbonden is
met de mensen om hem heen.
Mogelijke valkuilen m.b.t meerzijdige partijdigheid:
o Tempo - je kunt gemakkelijk te snel naast de betrokkenen in de context gaan staan, waardoor de het
individu in het systeem tekortschiet.
o Jezelf en thema’s uit je eigen leven - moeizame relatie met moeder, je kunt je beter in leven in de
cliënt en hebt misschien grotere behoefte om haar te steunen.
o Cliënten of personen uit hun context kunnen een enorme appel op je doen om je aan hun kant te
krijgen – je dient aan te geven dat je geen partij wilt kiezen, maar dat je voor iedere betrokkene wilt
zoeken naar wat het beste is.