Samenvatting van het vak Internationaal Privaatrecht RGMPR00506
Rijksuniversiteit Groningen
INCLUSIEF STOF STUDIEJAAR 2022/2023
De stof is hetzelfde, de indeling is iets veranderd t.o.v. studiejaar 2021/2022.
Literatuur:
M.H. ten Wolde, Handboek Internationaal Privaatrecht, Zutphen: Uitgeverij Paris,
2021.
ISBN: 9789462512849
Verschijningsdatum: 8 november 2021
De volgende hoofdstukken worden in deze samenvatting besproken. Dit zijn ter
verduidelijking de voorgeschreven hoofdstukken van het vak Internationaal
Privaatrecht:
HC1A Inleiding in het IPR / Geschiedenis van het IPR H1 & H2
HC1B Beginselen van het conflictenrecht H3
HC2A Idem / Beginselen van internationale H3, H22, H23.1 - H23.5,
bevoegdheidsrecht, Brussel I bis H24.6 & 25.1 - 25.2
HC2B Brussel I bis: Onrechtmatige daad, bevoegdheid H23.6.2, 23.7, 23.8 & 23.10
HC3A Onrechtmatige daad, toepasselijk recht H21
HC3B Overeenkomsten, bevoegdheid H23.6.1, 23.9.2 - 23.9.5
HC4A Overeenkomsten, toepasselijk recht H20
HC4B Huwelijk, echtscheiding en geregistreerd partnerschap H6, H9, H10 & H24
HC5A Huwelijksvermogensrecht H7 & H8
HC5B Afstamming en alimentatie H11 & H14
HC6A Ouderlijke verantwoordelijkheid en kinderbescherming H13
HC6B Erfrecht H15
HC7A Corporaties, goederenrecht en trusts H16, H18 & H19
HC7B Commune rechtsmacht, erkenning, tenuitvoerlegging H25 & H26
,HC 1A: Inleiding in het IPR / Geschiedenis van het IPR
Hoofdstuk 1
In grensoverschrijdende situaties moet worden bepaald of de Nederlandse rechter in geval van een
geschil bevoegd is, Nederlands dan wel buitenlands privaatrecht van toepassing is, en of een
buitenlandse rechterlijke beslissing voor erkenning / executie in aanmerking komt. Deze kwesties
worden geregeld door het IPR dat bestaat uit drie onderdelen:
1. Het internationaal bevoegdheidsrecht, dat regels geeft m.b.t. de vraag onder welke
voorwaarden een rechter bevoegd is kennis te nemen van vorderingen of verzoeken
betreffende grensoverschrijdende privaatrechtelijke situaties.
2. Het conflictenrecht, dat regels geeft m.b.t. de vraag welk recht van toepassing is op een
internationale privaatrechtelijke rechtsverhouding.
3. Het erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht, dat bepaalt onder welke voorwaarden
buitenlandse rechterlijke beslissingen hier te lande voor erkenning en tenuitvoerlegging in
aanmerking komen.
Het eerste en laatste onderdeel duidt men samen ook wel aan als het formele internationaal
privaatrecht, het tweede onderdeel als het materiële internationale privaatrecht.
1.2 De voorwaarden voor toepassing van het internationaal privaatrecht
Behoefte aan IPR-regels bestaat alleen wanneer het recht van land tot land verschilt of dit
verschillend wordt toegepast. Rechtsverscheidenheid is dan ook het eerste vereiste voor de behoefte
aan regels van IPR. Een tweede vereiste is grensoverschrijdend rechtsverkeer.
1.3 Karakter van het IPR
Het verschil tussen IPR en het volkenrecht is dat voor het IPR wel een universele gemeenschappelijke
grondslag geldt. Een en ander betekent dat ieder land zijn eigen IPR-regels heeft. Ieder land bepaalt
dus zelf de regels inzake toepasselijk recht, internationale bevoegdheid en erkenning en
tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen. Deze IPR-regels worden vanuit de in dat
land aanwezige waarde- en doelvoorstellingen, de eigen nationale waarden en normen, opgesteld.
Het NLse IPR kan derhalve geheel andere regels bevatten dan bijv. het Italiaanse, Russische of
Amerikaanse IPR.
Aangezien het IPR geen ‘internationaal recht’ is en IPR-regels van land tot land verschillen, is
internationale unificatie van IPR-regels uitsluitend te bereiken via het tot stand brengen van
specifieke regelingen op internationaal niveau. Zo brengt de Haagse Conferentie, een wereldwijde
organisatie die zich toelegt op unificatie van IPR-regels, IPR-verdragen op wereldniveau tot stand.
Binnen de EU wordt IPR geünificeerd d.m.v. verordeningen en losse bepalingen in richtlijnen.
Het internationale privaatrecht is geen privaatrecht. Het geeft namelijk geen directe antwoorden op
concrete privaatrechtelijke rechtsvragen. De IPR-regels wijzen een bevoegde rechter aan, verwijzen
de rechtsvraag naar een bepaald rechtsstelsel aan de hand waarvan deze vragen moeten worden
beoordeeld, of betreffen de vraag onder welke voorwaarden een buitenlandse beslissing hier te
lande kan worden erkend of kan worden ten uitvoer gelegd.
2
,Internationaal privaatrecht kan worden gedefinieerd als het geheel van nationale rechtsregels met
een privaatrechtelijke karakter die handelingen en feiten met een grensoverschrijdend karakter
betreffen en die zien op de volgende vragen:
1. Is de rechter in een internationaal geval bevoegd?
2. Welk recht is in een internationaal geval van toepassing?
3. Kan een buitenlandse rechterlijke beslissing worden erkend, en, zo nodig, worden
geëxecuteerd?
Het gegeven dat ieder land zijn eigen IPR-regels heeft, betekent in de rechtspraktijk dat in een
internationaal geval een onderzoek naar het IPR van alle betrokken landen noodzakelijk is om vast te
stellen of die landen hetzelfde recht als toepasselijk aanwijzen. Als dat niet zo is, dan zal de
IPR-practicus moeten zoeken naar mogelijkheden om deze verschillende uitkomsten op elkaar af te
stemmen.
1.4 Doel en functie van het IPR
Het doel van het IPR is het op een zo doelmatig en rechtvaardig mogelijke wijze reguleren van het
internationale rechtsverkeer. Algemeen wordt aangenomen dat partijen bij een rechtsverhouding
alleen rechtskeuzebevoegdheid en forumkeuzebevoegdheid toekomt wanneer het betrokken geval
een internationaal karakter heeft. In het algemeen kan worden gezegd dat er sprake is van een
internationaal geval wanneer een feitelijk-geografisch element in de rechtsverhouding betrokkenheid
weergeeft met meer dan één rechtsstelsel. Dergelijke elementen zijn: de woonplaats, de gewone
verblijfplaats, de nationaliteit, de ligging van vermogen, de plaats van handeling, etc. Ook bijv. i.h.k.v.
een internationale markt gesloten overeenkomst of een overeenkomst m.b.t. buitenlandse aandelen
op naam kunnen een internationaal karakter geven aan de rechtsverhouding.
1.5. Aanverwante rechtsgebieden
Er zijn diverse rechtsgebieden die op het internationaal privaatrecht lijken of ermee te maken
hebben, maar die daar volgens Nederlandse opvattingen niet toe behoren. Het gaat om het
interregionaal privaatrecht, het intergentiel privaatrecht en het intertemporeel privaatrecht, de
rechtsvergelijking, het eenvormig privaatrecht, het volkenrecht en het Europees recht.
Zowel de rest van 1.5 als 1.6 (Bronnen van IPR) spreekt voor zich.
Hoofdstuk 2
In de historische ontwikkeling van het conflictenrecht spelen twee vragen telkens een rol:
1. De vraag naar de grondslag van het conflictenrecht: Waarom moet het eigen recht soms
wijken voor ander recht?
2. De vraag naar de methode: Als wordt aangenomen dat het eigen recht moet worden
ingeruild voor ander recht, aan de hand van welke regels en beginselen moet dat dan
plaatsvinden?
Het huidige Nederlandse en Europese IPR-regels zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de leer
van Von Savigny. Deze leer is echter terecht ook bekritiseerd. Het neutrale systeem van
verwijzingsregels werkt alleen optimaal wanneer de rechtsstelsels die voor toepassing in aanmerking
komen van min of meer dezelfde waarden en normen uitgaan en de rechtspraak in de andere landen
3
, van goede kwaliteit is. Onderhand zijn er moderne varianten van de statutenleer ontwikkeld, waarbij
het zoeken naar het ruimtelijk toepassingsgebied van de interne rechtsregels opnieuw centraal staat.
Deze herleving van de statutenleer vinden wij bij de Amerikanen Brainerd Currie en Robert Leflar.
Currie zoekt hierbij vooral naar de bedoelingen van de wetgever, de inhoud en strekking van de
rechtsregels, om aan de hand daarvan het ruimtelijk toepassingsgebied en het statelijk belang bij
toepassing van die rechtsregels te bepalen. De theorie van Currie heeft vooral invloed gehad op het
huidige conflictenrecht in de vorm van het leerstuk van de voorrangsregels en in de vorm van het
beschermingsbeginsel. In de visie van Leflar dient de rechter altijd het betere recht toe te passen. Dit
kan de rechter bepalen door vergelijking van de interne rechtsregels van de betrokken landen. Zijns
inziens behoort het recht dat materiële rechtvaardigheid het beste dient te worden toegepast.
Uitwerking van deze theorie treft men aan in het huidige conflictenrecht in de vorm van het
begunstigingsbeginsel. Een derde theorie die sporen heeft nagelaten in het huidige conflictenrecht is
de lex fori-theorie van Albert Ehrenzweig. Volgens deze theorie dient als uitgangspunt te worden
genomen dat de bevoegde rechter zijn eigen recht toepast. Slechts bij uitzondering komt vreemd
recht voor toepassing in aanmerking.
4