Samenvatting
Jeugdrecht begrepen
SOCIAL WORK – HANZE HOGESCHOOL 2021/2022
ISBN: 978 94 6290 759 1 – ZEVENDE DRUK
INHOUDSAMENVATTING: H1 T/M 9 & H16, 17 EN 18
, H1 Inleiding recht
1.2 Omschrijving en doel
Er is veel geschreven over het doel van het recht. Doorgaans gaat het dan om wat men inhoudelijk
wil bereiken met het recht: rechtvaardigheid, gelijkheid, beschermen van de zwaksten en bijv.
conflictbeheersing. Wat er precies moet worden bereikt, welk doel nagestreefd moet worden, is een
zaak van politieke keuzes. Het is de taak van de politiek om antwoord te geven op vragen als: heeft
een alleenstaande ouder met kleine kinderen recht op een bijstandsuitkering of moet hij (meestal zij)
naast zijn zorgtaken zelf inkomen verdienen.
Recht heeft ook een ‘technisch’ doel: het ordenen van de samenleving en het geven van regels om
conflicten te voorkomen. Door de rechtsregels kan het samenleven van mensen ordelijk verlopen. Zo
weten bijv. koper en verkoper, werkgever en werknemer, en de jeugdige en de gemeente wat ze van
elkaar mogen verwachten. Mochten ze toch een meningsverschil krijgen, dan geeft het recht regels
om dit meningsverschil op te lossen.
Gezien vanuit het technische doel van het recht ligt de omschrijving van dit begrip voor de hand: het
recht is het geheel van overheidsregels dat de samenleving ordent.
1.3 Rechtsgebieden
Staatsrecht:
Het staatsrecht geeft de basisregels voor de organisatie van de overheid. Het biedt een beschrijving
van de verschillende organen van de overheid, zoals gemeenteraad en provinciale staten, het
beschrijft hun onderlinge verhouding, en het geeft regels voor de relatie tussen burger en overheid. In
het staatrecht gaat het bijv. over de taken van de regering en van de Tweede Kamer, over de positie
van ons staatshoofd, over het gemeentebestuur en over de rechten van de burgers in de Staat.
De belangrijkste wet op het terrein van het staatsrecht is de Grondwet, die de basis biedt voor onze
staatsinrichting.
Bestuursrecht:
Ook het bestuursrecht houdt zich met de overheid bezig, maar dan met de overheid ‘in actie’. Het
bestuursrecht geeft regels over de bestuurstaak van de overheid. Met ‘bestuurstaak’ bedoelen we de
ordenende taak van de overheid. Bijv.: de zorg voor het milieu, het onderwijs, de jeugdhulp, het
verkeer en de sociale zekerheid. Het bestuursrecht geeft regels voor de uitvoering van die veelzijdige
bestuurstaak.
Bij het uitoefenen van de bestuurstaak komt de overheid vaak met (de belangen van) burgers in
aanraking: burgers die een vergunning willen, een uitkering aanvragen, jeugdhulp eisen voor hun kind,
of zich verzetten tegen een nieuwe weg die dwars door hun tuin is gepland. Wat de overheid in dit
soort contacten wel en niet mag doen, hoe het zich moet opstellen ten opzichte van haar burgers,
staat beschreven in het bestuursrecht. Daarnaast biedt het bestuursrecht burgers die zich tegen
handelingen of besluiten van de overheid willen verzetten, mogelijkheden voor bezwaar en beroep.
Een belangrijke wet, die praktisch voor het hele bestuursrecht geldt, is de Algemene wet
bestuursrecht (Awb).
Strafrecht:
Typerend voor het strafrecht is dat het verboden gedragingen beschrijft, zoals diefstal en moord. Wie
zich toch schuldig maakt aan zo’n verboden gedraging, kan door de rechter gestraft worden. Onder
‘rechtsorde’ verstaan we de rust en de veiligheid in de samenleving. Twee belangrijke wetboeken op
het gebied van het strafrecht zijn het Wetboek van Strafrecht (Sr), dat een groot aantal
strafbepalingen, zoals diefstal, doodslag en dergelijke, bevat, en het Wetboek van Strafvordering
(Sv). Dit laatste wetboek regelt wat er gebeurt als er eenmaal een strafbaar feit is gepleegd. Het
beschrijft de rechten van de verdachten, de bevoegdheden van politie en justitie, en gaat in op de
gang van zaken tijdens het strafproces.
Burgerlijk recht;
Het burgerlijk recht regelt de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling. Deze rechtsrelaties
kunnen heel verschillend van aard zijn. Zo maken we onderscheid tussen rechtsrelaties die van
zakelijke aard zijn, zoals koop en huur, en familierechtelijke rechtsrelaties, zoals de relatie tussen
ouder en kind of tussen echtgenoten.
Het burgerlijk recht bestaat uit drie onderdelen:
1
, 1. Personen- en familierecht: waarin de familierechtelijke relaties tussen mensen worden
geregeld zoals ouderschap, gezag, omgang en (echt)scheidingen.
2. Vermogensrecht: dat de zakelijke relaties tussen personen regelt, zoals koop, huur en
hypotheek.
3. Rechtspersonenrecht: een rechtspersoon is een organisatie of onderneming die een
zelfstandig leven leidt in het recht. Hoe een rechtspersoon, zoals een naamloze vennootschap
(nv), een besloten vennootschap (bv), een stichting of een vereniging, moet worden opgericht
en wie het binnen de rechtspersoon het voor het zeggen hebben, wordt beschreven in het
rechtspersonenrecht.
Twee belangrijke wetboeken in het burgerlijk recht zijn het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin de
rechten en plichten staan beschreven van burgers op het terrein van personen- en familierecht, het
vermogensrecht en het rechtspersonenrecht, en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
(Rv). Dit wetboek bevat het procesrecht met onder andere de gang van zaken tijdens een burgerlijk
proces, de betekenis van een dagvaarding en de rol van de advocaat.
Omschrijving en plaats van het jeugdrecht:
Het jeugdrecht is het geheel van rechtsregels dat de positie van jeugdigen regelt. Dit jeugdrecht is
geen eigen gerechtsgebied en het valt ook niet onder één rechtsgebied. Het jeugdrecht bestaat
namelijk uit onderdelen uit de verschillende rechtsgebieden die over jeugdigen gaan of voor jeugdigen
belangrijk zijn.
Jeugdigen zijn kinderen van 0 tot 18 jaar.
Recht ingedeeld naar onderwerp:
Aan de hand van het jeugdrecht wordt duidelijk dat het recht niet alleen ingedeeld kan worden naar
rechtsgebied, maar ook naar onderwerp. Zo is er niet alleen het jeugdrecht, maar bijv. ook
vreemdelingenrecht, milieurecht, onderwijsrecht en arbeidsrecht.
1.4 Materieel recht en formeel recht
Het materieel recht bevat de rechten en plichten van burgers, het formeel recht geeft het
procesrecht. Zo beschrijft het materieel strafrecht de strafbepalingen, zoals diefstal, brandstichting,
doodslag, aanranding en dergelijke. Het formeelstrafrecht geeft aan wat er gebeurt als er eenmaal een
strafbaar feit is gepleegd: de rechten van de verdachte, de positie van de raadsman, de
bevoegdheden van politie en justitie om de waarheid te achterhalen, de gang van zaken tijdens de
rechtszaak, enzovoort. Het materieel strafrecht staat in het Wetboek van Strafrecht, het formeel
strafrecht staat in het Wetboek van Strafvordering.
Je kunt ook zeggen: het formeel recht regelt de wijze waarop het materieel recht gehandhaafd wordt.
Wat mag en niet mag wordt aangegeven in het materieel recht, wat er gebeurt als het materieel recht
geschonden wordt, staat beschreven in het formeel recht.
Niet alleen het strafrecht, ook het burgerlijk recht kent dit onderscheid. Het materieel burgerlijk recht
bevat de rechten en plichten. Deze staan vooral in het Burgerlijk Wetboek. Het formeel burgerlijk
recht, de gang van zaken tijdens een zitting, de positie van advocaat en die van de procespartijen
vinden we in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Ten slotte ook in het bestuursrecht onderscheid gemaakt tussen materieel en formeel recht. Ook
binnen dit rechtsgebied geldt dat het materieel bestuursrecht de rechten en plichten beschrijft en het
formeel bestuursrecht bijv. de mogelijkheden om beroep in te stellen tegen een besluit van de
overheid, en de gang van zaken tijdens een zitting.
Formeel recht noemt men ook wel procesrecht.
1.5 Nationaal en internationaal recht
Ieder land is vrij om zijn eigen rechtsregels te maken. Deze regels gelden op het grondgebied van dat
land. We noemen dit recht het nationaal recht. Daarnaast is er internationaal recht, dat de
rechtsrelaties tussen verschillende staten regelt. Dit soort rechtsrelaties wordt doorgaans vastgelegd
in internationale verdragen. Deze verdragen bevatten soms regels waarmee de burgers van de
aangesloten lidstaten rechtstreeks te maken hebben. Te denken valt dan bijv. aan de regels van de
Europese Unie. Deze Europese wetgeving heeft steeds meer invloed op onze nationale wetgeving,
denk maar eens aan de invoering van de euro. Ook het Europees Verdrag tot bescherming van de
2
, rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) moet in dit verband worden genoemd.
Het heeft veel invloed op bijv. ons personen- en familierecht en ons strafrecht. En voor het jeugdrecht
wijzen we op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), waarin de overheden
van de lidstaten zich verplichten om de rechten van het kind te respecteren en te bevorderen.
H2 De ouders van de jeugdige
2.2 Juridische moeder
De wetgever kent een tamelijk eenvoudig uitgangspunt voor het juridisch moederschap: moeder is
de vrouw uit wie het kind geboren is. De wetgever laat zich bij de vraag naar het moederschap leiden
door de bevalling: de vrouw die het kind ter wereld brengt, is de moeder. Deze regel geldt ook als er
bij de bevruchting genetisch materiaal van anderen is ingebracht.
Draagmoederschap:
Draagmoederschap kent het BW niet. Draagmoederschap wil zeggen dat een vrouw (‘draagmoeder’)
voor een andere vrouw (‘wensmoeder’) een kind ter wereld brengt. Omdat het BW het
draagmoederschap niet (er)kent, is de kern van de afspraken tussen de draagmoeder en de
wensmoeder over de ‘overdracht’ van het kind voor het recht ongeldig. Moederschap kan namelijk niet
worden ontkend, dus ook een draagmoeder die voor de bevalling duidelijke afspraken maakt met een
wensmoeder dat ze haar kind zal afstaan, wordt door de geboorte van haar kind de juridische moeder.
‘Geeft’ de draagmoeder haar kind af aan de wensmoeder, dan maakt dat voor de juridische positie
van beide vrouwen niets uit. De weg die beide vrouwen moeten bewandelen om van de wensmoeder
de juridische moeder te maken, is tamelijk ingewikkeld.
Is de moeder niet getrouwd, dan kan de wensmoeder het kind erkennen. Vervolgens vraagt zij de
rechtbank om het gezag naar haar over te hevelen. Daarna is in beginsel de weg vrij voor de
wensmoeder om het kind te adopteren als ze het minstens een jaar heeft verzorgd en opgevoegd.
Is de draagmoeder getrouwd, dan zijn zij en haar man de juridische ouders (en is erkenning door een
wensouder niet mogelijk). De rechtbank zal het gezag dat de moeder en haar man na de geboorte
automatisch over hun kind hebben gekregen, moeten beëindigen. Daarna kan de wensmoeder het
kind als pleegkind in haar gezin opnemen. Een jaar later kan de vrouw het kind, eventueel samen met
haar (huwelijks)partner, adopteren.
Naar aanleiding van een advies van de Staatscommissie Herijking ouderschap heeft het kabinet Rutte
III aangekondigd dat het met een wetsvoorstel zal komen, waardoor draagmoederschap van een kind
een wettelijke basis krijgt. In de plannen van het kabinet zouden de wensouders meteen bij de
geboorte de juridische ouders worden. Voorwaarde is dat er in beginsel een genetische band is tussen
het kind en één van de wensouders, dat de draagmoeder en de wensouder(s) hun afspraken vóór de
conceptie vastleggen en deze door de rechter hebben laten toetsen. Een andere voorwaarde is dat de
draagmoeder en minstens één van de wensouders de Nederlandse nationaliteit hebben of als
vreemdeling legaal in ons land wonen.
De plannen van het kabinet voorzien ook in een officieel register, waarin de wensouders verplicht zijn
de ontstaansgeschiedenis, waaronder de persoon van de draagmoeder en eventuele zaad- of
eiceldonoren, vast te leggen, zodat het kind deze later kan achterhalen.
2.3 Juridische vader
De juridische vader is de man:
Die bij de geboorte met de moeder is gehuwd.
Die de jeugdige heeft erkend.
Van wie door de rechter het vaderschap is vastgesteld.
Die de jeugdige heeft geadopteerd.
Met de moeder getrouwd: de hoofdregel over het juridisch vaderschap luidt: vader van het kind
wordt de man die getrouwd is met de vrouw die het kind ter wereld brengt. Baart een getrouwde vrouw
een kind, dan wordt haar man automatisch de juridische vader.
Dezelfde regel geldt voor de man die op het moment van de geboorte de geregistreerde partner van
de moeder is.
Vaderschap ontkennen:
De man, de vrouw en het kind kunnen de rechtbank verzoeken het vaderschap dat door een
huwelijk is ontstaan, te ontkennen. Voorwaarde voor een dergelijk verzoek is dat het duidelijk si dat
de man niet de biologische vader is van het kind. Dit kan bijv. worden aangetoond met een DNA- of
3