Samenvatting Management
en organisatie
Human resource management - Leerjaar 1 kwarti el 1
Inhoudsopgave
H1 manager en management.................................................................................................................2
1.1 organisatie en management..............................................................................................................2
1.2 managementniveaus in organisaties.................................................................................................3
1.3 managers en leiders: geboren of gemaakt?.......................................................................................4
1.4 Te stellen eisen aan een organisatie..................................................................................................7
Hoofdstuk 2 Organisaties en maatschappelijke omgeving......................................................................8
2.1 omgeving: partijen en situaties..........................................................................................................8
2.2 relevante trends in de omgeving en de gevolgen voor organisaties................................................10
Hoofdstuk 3 Strategische bepaling en strategisch management...........................................................11
3.1 strategische bepaling.......................................................................................................................11
3.2 strategieformulering: een proces....................................................................................................12
H4 Besluitvorming en creativiteit.........................................................................................................16
4.2 besluitvorming als proces................................................................................................................16
4.3 besluitvorming en beïnvloedende factoren.....................................................................................17
H5 ontwerp van de organisatiestructuur..............................................................................................18
5.1 arbeidsverdeling en coördinatie......................................................................................................18
H6 Verdeling van taken en bevoegdheden...........................................................................................24
6.1 taakverdeling en functievorming.....................................................................................................24
6.2 F tegenover P groepering.................................................................................................................25
6.4 Organisatiestelsels: relaties en bevoegdheden................................................................................26
H7 Motivatie, werkgedrag en loopbaan...............................................................................................27
7.2 Motivatie: een nadere verkenning...................................................................................................27
7.3 empowerment.................................................................................................................................28
H8 leidinggeven binnen een organisatiecultuur....................................................................................29
8.3 cultuurbeïnvloeding: leiderschap en instrumenten.........................................................................29
H9 Operationele planning en controle..................................................................................................30
9.1 planning en budgettering.................................................................................................................30
1
, 9.2 Besturing van activiteiten................................................................................................................34
9.3 kwaliteitsmanagement en resultaatverbetering..............................................................................35
H1 manager en management
1.1 organisatie en management
Een organisatie is:
Is het resultaat van organiseren
Is een doel realiserend samenwerkingsverband
Maakt deel uit van een netwerk (omgeving)
Met interne en externe belangen
Waar managers en medewerkers doelen realiseren
Op basis van een formule organisatie (gedragsregels)
Door middel van een informele organisatie (daadwerkelijk gedrag)
Organisatie: In bedrijven of instellingen werken mensen samen en worden technische en financiële
middelen gebruikt om doelstellingen te bereiken. Een organisatie is een samenwerkingsverband waarin
mensen bewust relaties met elkaar aangaan om zo gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken.
Een organisatie is een instrument dat door toedoen van mensen ontstaat en waarmee men vervolgens
producten of diensten creëert die in maatschappelijke of individuele behoeften voorzien.
Organisaties als samenwerkingsverband van mensen en middelen zijn altijd het gevolg van doelbewust
handelen. Dit ordenend handelen noemen we organiseren.
--> Bij slecht organiseren merk je dat mensen langs elkaar heen werken, verschillende doelen
nastreven of meer middelen en tijd opofferen dan nodig is. We spreken dan van ineffectief (niet
doeltreffend) en inefficiënt (ondoelmatig) handelen. Gestelde doeleinde worden niet gehaald,
worden ze dat wel dan kost dit meer tijd en middelen dan bij een goede organisatie
--> in een goede organisatie werkt men effectief (doeltreffend) en ook efficiënt (doelmatig).
Doelstellingen worden bereikt volgens plan, tijd, lage kosten, terwijl de betrokkenen er
arbeidsvreugde aan ontlenen.
Belangrijke elementen voor de hedendaagse managementopvattingen/organisatie:
Relatie onderneming-samenleving
Schaalvergroting en internationalisering --> globalisering
Wijziging in machts- en gezagsverhouding
Rol wetenschap en techniek
Marketingfilosofie
Manager: is iemand die processen stuurt, die handelen van anderen op gang brengt. Hij neemt als
leidinggevende voortdurend beslissingen over wat er gedaan moet worden, hoe en door wie. Hij moet
daarbij steeds bereid zijn om uitleg te geven. Een manager is een knooppunt tussen het bedrijf, afdeling,
werkplaats en zijn omgeving.
Een manager is afhankelijk van de bijdrage van anderen.
2
, Is verantwoordelijk voor het creëren en behouden van een goed werkklimaat.
Sturen van mensen en middelen: interpersoonlijke, informerende en besluitvormende
activiteiten.
Plannen, organiseren, opdrachtgeven, coördineren, controleren
1.2 managementniveaus in organisaties
Managementniveaus
In een bedrijf delegeert men taken en bevoegdheden aan leidinggevende in de lijn en aan de
specialistischte in staf- en hulpdiensten. Het topmanagement is verantwoordelijk voor het totale
bedrijfsgebeuren.
Elke laag heeft een eigen taakstelling en verantwoordelijkheid.
Steile organisatie: een organisatie die veel managementlagen heeft
Platte organisatie: een organisatie die weinig managementlagen heeft
Topmanagement (topleiding): bedoelen we eigenaar-leider, directeur. De topleiding moet zo
inhoud geven aan de relatie tussen organisatie en omgeving dat dit het voorbestaan van de
organisatie waarborgt. Dit zijn strategische beslissingen (lange termijn beslissingen). Vervolgens
moet de top alle beslissingen nemen die de uitvoering van de producten en diensten in relatie tot
markten of afnemers mogelijk maken. Hiervoor treft men organisatorische voorzieningen.
Raad van Commissarissen (RVC): Als het topmanagement faalt, moet de RVC ingrijpen.
Bevoegdheden: benoeming en ontslag directeuren., vaststellen jaarrekening en goedkeuren
belangrijke beleidsbeslissingen, investeringen en wijzigingen in de organisatie.
Middle management (middenkader): het middle management neemt vervolgens organisatorische
en operationele beslissingen. Middle management is verantwoordelijk voor de tijdige en juiste
uitvoering van werkzaamheden. Heeft een uitvoerende taak naar boven toe en een leidinggevende
taak naar beneden (zie afb 1.1). Zij hebben de supervisie over de uitvoerende medewerkers en
leggen verantwoordelijkheid af aan het strategisch niveau. = organiseren van de werkzaamheden
voor andere.
Wordt de organisatie groter, dan ontstaat er een nieuw niveau. Zo krijgt het middle-
managementniveau: afdelingshoofd, voormannen etc.
Is onder meer afdelingsbeleid formuleren, afdelingsplanning maken, contacten behouden (intern en
extern), informatie verzamelen om resultaten te beoordelen en rapporteren naar de topleiding.
Lijnmanagement (eerstelijnsmanagement en uitvoerende medewerkers): eerstelijnmanagers zijn
direct verantwoordelijk voor wat uitvoerende doen. Zij dragen er veel toe dat een bedrijf draait. Het
is van belang dat zij de problematiek van leidinggeven en organiseren kennen, situaties kunnen
analyseren, daarover kunnen bespreken met hogere leiding en problemen kunnen oplossen.
Uitvoerende medewerkers zorgen voor de werkzaamheden en moeten een bepaald niveau van
productie en dienstverlening halen. De te behalen aantallen en beste werkwijze kan men in overleg
met de uitvoerenden bepalen. Inzet en motivatie van de uitvoerende hangen af van de
taakverdeling en de wijze van leidinggeven.
3
, Soorten beslissingen
Strategisch: betreffen de vaststellingen van organisatiedoelen, keuze van middelen en de weg
waarlangs ze de doelen willen bereiken. Deze beslissingen raken de totale organisatie, dus horen ze
op het hoogste niveau. Toch moet je hierbij ook de managers op lager niveau betrekken, want zij
zijn nodig als informatiebron. De uiteindelijke beslissing ligt bij de topleiding, deze beslissingen zijn
vaak onzeker en bevatten weinig informatie.
Tactische of organisatorische: betreffen de organisatiebouw en de taak- en bevoegdheidsverdeling.
De noodzaak de organisatiestructuur te veranderen kan voortkomen uit strategische wijzigingen,
maar ook uit problemen in de uitvoeringsfase. Bij het zoeken naar de geschikte organisatiestructuur
kiest men uit diverse vormen van arbeidsverdeling en coördinatie. Taken en bevoegdheden worden
dan misschien opnieuw verdeeld, informatiesysteem wordt opgezet of nieuwe procedures en
richtlijnen worden opgesteld.
Operationele: betreffen de dagelijkse uitvoering. Deze beslissingen worden genomen op
eerstelijnsmangement. Zou de topleiding deze beslissingen moeten nemen, dan zou de hogere
leiding overbelast raken. Je moet uitvoeringsnormen stellen en plannen maken. En ten slotte
zorgdragen voor de regeling en controle door periodieke vastlegging en rapportage, bijvoorbeeld:
voorraadniveau, verkoopcijfers en kostenbudgetten.
1.3 managers en leiders: geboren of gemaakt?
Bij het beoordelen van een manager gaat het steeds om managementeffectiviteit: het benutten en
hanteren van middelen en instrumenten, gerelateerd aan het behalen van de doelstellingen. --> dit geldt
voor alle managers op elke niveau.
Het proces van leidinggeven en organiseren (=management) heeft een sturende functie bij de
uitvoerende processen in een organisatie. In uitvoerende productieprocessen worden de externe
hulpbronnen omgevormd. In productie- en dienstverleningsprocessen vindt technische omvorming
plaats en wordt waarde toegevoegd., waarna producten of diensten worden aangeboden. Zie afb. 4
4