INTRODUCTION TO ABNORMAL CHILD AND ADOLESCENT PSYCHOLOGY 1
Samenvatting Introduction to Abnormal Child and Adolescent Psychology
(Robert Weis, 2021)
Hoofdstuk 12, Trauma-Related Disorders and Child Maltreatment
Vertaling titel: Trauma-gerelateerde stoornissen en kindermishandeling
12.1. Social-Emotional Deprivation in Infancy (Sociaal-emotionele deprivatie in de
kinderjaren)
Ouders en andere zorgverleners zijn een bron van troost, steun en geruststelling. Kinderen vertrouwen
op bescherming, verzorging en leiding van hun ouders. Circa 15 miljoen kinderen hebben beide ouders
verloren en hierdoor leeft 1/3 in een weeshuis. In weeshuizen is de verhouding tussen kind en
verzorger tussen de 1:8 tot 1:31. Ook zijn er veel medewerkers, waardoor ze geen vast gezicht hebben,
wat ten nadele is voor een hechtingsrelatie.
De DSM-5 identificeert 2 stoornissen die zich kunnen ontwikkelen bij zuigelingen en jonge kinderen
wanneer ze in hun vroege leven geen passende zorg voor ouders of primaire verzorgers hebben:
reactieve gehechtheidsstoornis (RAD) en ongeremde sociale contactstoornis (DSED)
12.1.1. What is Reactive Attachment Disorder? (Wat is een reactieve
gehechtheidsstoornis?)
Description (Beschrijving)
Reactieve gehechtheidsstoornis = een zeldzame aandoening die bijna alleen bij zuigelingen wordt
gezien en leidt tot extreme deprivatie. Jongeren met een reactieve gehechtheidsstoornis tonen
verstoorde of ontwikkelingsongeschikt gehechtheidsgedrag en zoeken geen troost bij verzorgers als ze
van streek zijn en reageren ook niet effectief als ze getroost worden. Ze lijken emotioneel afwezig
(missen sociale wederkerigheid). Een reactieve gehechtheidsstoornis komt het vaakst voor bij
internationale geadopteerden die hun eerste 12 tot 24 maanden van hun leven in weeshuizen van lage
kwaliteit hebben doorgebracht. Het mag niet bij kinderen jonger dan 9 maanden worden
gediagnosticeerd of ouder dan 5 jaar.
DSM-5 stoornissen veroorzaakt door deprivatie in de kindertijd
Reactieve gehechtheidsstoornis Ongeremde sociale contactstoornis
Essentiële functie Geremd en emotioneel teruggetrokken gedrag Willekeurig benaderd en interactie met onbekende
jegens verzorgers: (1) zoekt zelden troost bij volwassenen, geassocieerd met een gebrek aan sociale
stress, en (2) reageert minimaal op troost van remming
anderen
Bijbehorende Weinig sociale en emotionele reactie op Gebrek aan angst bij interactie met onbekende
functies anderen volwassenen
Beperkte positieve emoties Te vertrouwd verbaal of fysiek gedrag (gebrek aan
Onverklaarbare perioden van verdriet, angst of grenzen)
prikkelbaarheid Niet terugkomen met verzorger in een onbekende
omgeving
Bereidheid om met vreemden rond te dwalen
Oorzaak Extreem gebrek aan voldoende zorg in de kindertijd en vroege kinderjaren:
Sociale en emotionele verwaarlozing of ontbering
Herhaalde veranderingen van primaire zorgverleners, of
Opgegroeid in instellingen met een hoge verhouding tussen kind en verzorger
Prevalentie zeldzaam bij geïnstitutionaliseerde kinderen, soms gezien bij geïnstitutionaliseerde kinderen,
bijna nooit gezien bij geadopteerde kinderen geadopteerde kinderen die zijn blootgesteld aan meerdere
pleeggezinnen en mishandelde kinderen
Gehechtheidskwalitei Kind heeft geen duidelijke gehechtheidsrelatie Kind is gehecht aan verzorgers, gehechtheid kan veilig zijn
t
Prognose De prognose is goed als het kind al vroeg in Willekeurig vriendelijk gedrag houdt vaak aan tot in de
het leven wordt geadopteerd door gevoelige kindertijd en adolescentie
ouders
,INTRODUCTION TO ABNORMAL CHILD AND ADOLESCENT PSYCHOLOGY 2
History (Historie)
Psychologen zoals Anna Freud (dochter van Sigmund Freud) raakten geïnteresseerd in de
ontwikkeling van zuigelingen en jonge kinderen die tijdens WO II wees werden of van hun ouders
werden gescheiden. De kenmerken van reactieve gehechtheidsstoornis werden voor het eerst
beschreven door John Bowbly en andere onderzoekers die wezen en andere kinderen bestudeerden
die tijdens de Tweede Wereldoorlog van hun ouders waren gescheiden. Bowbly omschreef ze als
lusteloos, stil, ongelukkig en niet-responsief. Hij concludeerde dat een warme, intieme en continue
relatie tussen ouders en kinderen essentieel is.
12.1.2. What Causes Reactive Attachment Disorder? (Wat veroorzaakt een reactieve
hechtingsstoornis?)
An Absence of Attachment (Een afwezigheid van gehechtheid)
Bowbly’s observaties van kansarme kinderen leidde tot de ontwikkeling van de hechtingstheorie.
Bowbly stelde dat baby’s de biologische neiging hebben om gedurende de eerste levensjaren een
relatie aan te gaan met 1 of 2 primaire verzorgers. Gehechtheid is evolutionair adaptief, het brengt het
kind dicht bij de verzorger in tijden van gevaar of onzekerheid. Sommigen geloven dat kinderen
interne werkmodellen (= schema’s of mentale representaties) van zichzelf en hun verzorgers vormen.
Dit kan op basis van veiligheid van gehechtheid zijn (ze verwachten troost) of op basis van
hechtingsonzekerheid (ze verwachten geen troost). Tevens ontwikkelen sommige baby’s
gedesorganiseerde gehechtheidsmodellen.
Volgens Bowbly’s hechtingstheorie:
Is de ontwikkeling van gehechtheid ervaringsgericht: Mensen zijn biologisch vatbaar voor het
vormen van gehechtheid in de kindertijd.
Is de kwaliteit van gehechtheid ervaringsafhankelijk: Het hangt af van de gevoeligheid en het
reactievermogen van de verzorger.
Een reactieve hechtingsstoornis treedt op wanneer baby’s deze gevoelige periode van zorg van een
primaire verzorger worden onthouden. Het wordt veroorzaakt door een gebrek aan aandacht van een
enkele verzorger in het leven. Het moet niet verward worden met een onveilige of gedesorganiseerde
gehechtheid, waarin kinderen wel gehechtheidsrelaties vormen, maar deze zijn niet optimaal.
The Bucharest Early Intervention Project (Het Boekarest Early Intervention
Project)
Het Bucharest Early Intervention Project (BEIP) was een gerandomiseerde, gecontroleerde studie die
was opgezet om de effecten van vroege deprivatie op de ontwikkeling van kinderen te onderzoeken.
Caeusescu, de communistische leider van Roemenië, dwong mensen om meerdere kinderen te krijgen,
met als gevolg dat er later veel kinderen in weeshuizen terecht kwamen omdat hun ouders niet voor
hen konden zorgen. De BEIP vonden adoptieouders in de VS en Engeland. De kinderen werden
willekeurig toegekend. De onderzoekers ontdekten dat de ernst van de reactieve gehechtheidsstoornis
evenredig was met de kwaliteit van de zorg voor zuigelingen. Weeskinderen die tot 24 maanden oude
waren geadopteerd ontwikkelden geen reactieve gehechtheidsstoornis. Tevens ontdekten ze dat
pleegplaatsing hielp bij het verminderen van de reactieve gehechtheidsstoornis in de loop van de tijd.
12.1.3. What is Disinhibited Social Engagement Disorder? (Wat is een ongeremde sociale
contactstoornis?)
Description (Beschrijving)
Jonge kinderen met een ongeremde sociale contactstoornis (DSED) vertonen een patroon van cultureel
en ontwikkelingsongepast, overdreven vertrouwd gedrag met vreemden. Vanaf 6 a 7 maanden zijn
kinderen op hun hoede bij vreemden, behalve kinderen met DSED. Ongeremde sociale contactstoornis
kan alleen gediagnosticeerd worden als er sprake is van een voorgeschiedenis met ernstige
verwaarlozing of deprivatie.
, INTRODUCTION TO ABNORMAL CHILD AND ADOLESCENT PSYCHOLOGY 3
History (Historie)
Bowbly beschreef een kleine groep kinderen die niet-onderscheidende en oppervlakkige
vriendelijkheid vertoonden. Barbara Tizard en collega’s voerden de eerste systematische, longitudinale
studie uit naar deze kinderen. Tizard beschreef kinderen met DSED als 'willekeurig vriendelijk', omdat
ze niet op hun hoede waren voor vreemden. Ze schreef hun gedrag toe aan hun geschiedenis van
achterstand of inconsistente zorg in kinder- of pleeggezinnen.
12.1.4. What Causes Desinhibited Social Engagement Disorder? (Wat zijn de oorzaken van
een ongeremde sociale contactstoornis?)
A Lack of Social Inhibition (Een gebrek aan sociale inhibitie/remming)
Later in de kinderjaren vertoonden zuigelingen met DSED moeite met aandacht en sociale inhibitie
(= het beheersen van impulsen in sociale situaties). Ouders spelen een centrale rol bij het helpen van
zuigelingen en jonge kinderen bij het reguleren van hun sociaal gedrag.
Empirical Studies (Empirische studies)
Geadopteerden vertonen meer problemen met sociale remmingen dan niet-geadopteerde kinderen.
Bovendien vertonen kinderen die meer tijd in instellingen of meerdere pleeggezinnen doorbrachten,
meer willekeurig vriendelijk gedrag op 7-jarige leeftijd. Echter, willekeurig vriendelijk gedrag is niet
gecorreleerd aan het gedrag van kinderen, het is alleen geassocieerd met tekortkomingen in sociale
inhibitie.
Kortom, ongeremde sociale contactstoornis (DSED) is geen hechtingsstoornis. Het is geassocieerd met
onderliggende problemen met sociale inhibitie. Gebrek of inconsistente zorg in de kindertijd of vroege
kinderjaren lijkt de ontwikkeling van remmende controle bij sommige kinderen te verstoren. Deze
kinderen lopen risico om DSED te ontwikkelen.
12.1.5. What Treatments Are Effective for RAD and DSED? (Welke behandelingen zijn
effectief voor een reactieve hechtingsstoornis en ongeremde sociale contactstoornis?)
Treatment for Reactive Attachment Disorder (Behandeling voor reactieve
gehechtheidsstoronis)
Dozier ontwikkelde een interventie om de veiligheid van hechting te bevorderen tussen baby’s die
risico lopen op hechtingsproblemen en hun pleegouders. De Attachment and Biobehavioral Catch-
Up (ABC) interventie bestaat uit 10 sessies van 1 uur voor de ouder-kind duo’s.
ABC-interventie: Wordt gebruikt om de kwaliteit van de gehechtheid tussen verzorgers en
jonge kinderen te verbeteren. Mantelzorgers leren de behoeften en signalen van hun kinderen
te lezen en zorg te verlenen op een gevoelige, niet-opdringerige manier.
- Eerste doel: Koesteren cultiveren. Ouders worden geleerd om aan de behoeften van
hun baby te voldoen en hoe belangrijk het is om warme, gevoelige zorg te bieden.
- Tweede doel: Synchronie verbeteren. Het natuurlijke geven en nemen van ouder-
kind interacties. Ouders worden aangemoedigd om hun baby’s meer autonomie te
geven en tijdens het spelen gevoelig te zijn voor en te reageren op hun behoeften en
signalen. Zo leren baby’s controle te krijgen over hun omgeving.
Voordelen ABC-interventie:
Lange termijn: Verbeteringen tot 3 jaar na behandeling in fysiologische stressrespons, op de
kleuterschool vertonen ze meer effectieve copingstrategieën en betere executieve functies.
Beter in reguleren van negatieve emoties bij een moeilijke of frustrerende taak.
Tevens helpen therapeuten verzorgers om aspecten van hun eigen zorggeschiedenis te identificeren die
de zorg die ze aan hun kinderen geven, zouden kunnen belemmeren.
Treatment for Desinhibited Social Engagement Disorder (Behandeling voor
ongeremde sociale contactstoornis)
Het beste is om kinderen voordat ze 6 maanden oud zijn, in een pleeggezin te plaatsen. Baby’s die na
de leeftijd van 6 maanden in instellingen blijven of meerdere pleegplaatsingen zijn ondergaan, lopen
een verhoogd risico op willekeurig gedrag. Een aantal onderzoeken tonen aan dat sociaal ongeremd
gedrag bij peuters en kleuters vaak aanhoudt, zelfs nadat de kinderen zijn geadopteerd in