Dans
DANS! Praktisch handboek voor het basisonderwijs: Hoofdstuk 1, par. 2.4, par. 2.5
hoofdstuk 4, par. 5.1 t/m 5.7, par. 8.3.3 & 8.4, hoofdstuk 9 & hoofdstuk 10
Hoofdstuk 1 Wat is dans?
Paragraaf 1.1: Inleiding
Dans is een manier om jezelf uit te drukken.
Paragraaf 1.2: De contexten van dans
3 contexten waarin dans kan plaatsvinden:
1. Artistieke: Dans als kunstvorm. Wordt uitgevoerd door professionele dansers die daarvoor
zijn opgeleid. Achter zo’n voorstelling zit een boodschap die ontvangen wordt door het
publiek. Je ervaart bewegings-en belevingsaspecten van de dans.
2. Sociale: Het gezelschap waarmee je danst. Dit gebeurt in clubs, dansen op feestjes of hiphop
battles op straat. Je haalt er plezier uit, krijgt er een groepsgevoel van en versterkt de
onderlinge verbondenheid.
3. Educatieve: Om van dans te leren, over dans te leren en door dans te leren. In een creatief
proces ontdekken, onderzoeken en maken vorm te geven aan hun ervaringen, gevoelens en
ideeën. Leren door te kijken naar, te praten over wat dans oproept aan emoties, betekenis
en gevoel van schoonheid.
Paragraaf 1.3: Omschrijvingen van dans
Betekenis van dans in de Van Dale: ritmische beweging van het lichaam op de maat van de muziek.
Betekenis van dansen in de Van Dale: zich ritmisch bewegen op de maat van de muziek & (vrolijk)
springen en huppelen.
Dansen gaat over (zich) bewegen en de beleving / emotie daarbij.
Paragraaf 1.4: Dans in het basisonderwijs
2 varianten hoe dans in het basisonderwijs terugkomt:
1. De school biedt dansactiviteiten en werkvormen aan, zoals musicals, dansspelen, projecten
of het bijwonen van een dansvoorstelling.
2. De school biedt gericht dansonderwijs aan door groepsleerkrachten en vakdocenten dans.
Doelen van korte dansactiviteiten: Ontspanning, samen plezier maken, even er tussenuit. Denk aan
een energizer tussen 2 vakken door.
Doelen van thema- of weekafsluitingen: Kinderen leren een dansje te presenteren en verwerken.
Doelen van een eindmusical: Podiumervaring opdoen, gevoel van saamhorigheid.
Doelen dansvoorstellingen: Te reflecteren op een voorstelling, onder woorden brengen hoe ze de
voorstelling vonden.
Paragraaf 2.4 De vermogens van de leerling
Voor de leerlingen gebruiken we het begrip ‘vermogens’, omdat dit aansluit bij het uitnodigen tot
het gebruik van hun mogelijkheden. Onder vermogens verstaan we vaardigheden die gekoppeld zijn
aan kennis, inzicht, houding en handeling.
Voor dans zoveel mogelijk vermogens, plezier, belevingen, kennis en sociale vaardigheden op te laten
leveren, zijn er een aantal uitgangspunten:
- Dansen is voor leerlingen zowel aan leerproces als een creatief proces;
- Het zelf ontdekken, creëren en evalueren in dans door de leerlingen staat centraal binnen de
structuur van een dansactiviteit en een les dans;
- Leerlingen ontwikkelen nieuwe en eigen dansbewegingen, of leren bestaande dansbewegingen
toepassen’
- Het dansonderwijs kan de band met je leerlingen verstevigen;
, - Leerlingen kunnen in dans een andere kant van zichzelf ontdekken en laten zien.
Door vakinhoudelijk met dans te werken op de basisschool doe je eigenlijk twee dingen:
1. Je leert een geheel aan vakinhoud aan de leerlingen;
2. Tegelijkertijd werk je impliciet aan meer algemene vermogens, zoals creëren en reflecteren.
De verschillende indicatoren:
Paragraaf 2.5 Doelen
Competenties kun je zien als de einddoelen van een
opleiding. Er zijn hier ook tussenstappen/doelen in.
Je hebt:
- productdoelen (algemene of uiteindelijke doelen)
- procesdoelen (voorlopige doelen)
De competenties in DANS! zijn de productdoelen
van het leerproces, net als de te ontwikkelen
vermogens van leerlingen. De bij de vermogens genoemde indicatoren bieden een instrument
(criterium) om een prestatie (een vermogen) te meten of te beoordelen.
Productdoelen zijn zichtbare en meetbare einddoelen van het leerproces. Bijv. ‘De leerlingen dansen
door de ruimte zonder een ander aan te raken.’ Een goede doelstelling is SMART geformuleerd:
Specifiek: is de doelstelling eenduidig?
Meetbaar: is het doel waarneembaar en meetbaar?
Acceptabel: past het doel bij de vaardigheden van de leerling(en)?
Realistisch: is het doel haalbaar voor de leerling(en)?
Tijdgebonden: wanneer moeten de leerling(en) het doel bereiken?
Procesdoelen zijn tussentijdse processen waarmee de leerlingen de productdoelen bereiken.
‘Werken aan het creëren en ontwerpen van een dans.’ Dit is een voorbeeld van een procesdoel.
Hoofdstuk 4 Leerinhouden en leerlijn dans
Paragraaf 4.2: De educatieve context van dans
De educatieve context is onder verdeeld in 3 middelen: