Samenvatting boek gedragswetenschappen
Hoofdstuk 1.
Frenologie (phrenology) = een 18e eeuwse theorie waarbij men dacht dat bepaalde
capaciteiten beoordeeld konden worden adhv de vorm van iemands schedel.
Psychologie = de wetenschappelijke studie van gedrag en ervaringen.
Gedrag = observeerbare reacties, innerlijke ervaringen (gedachtes, gevoelens, etc.) of beide.
Psychologie heeft 4 uitdagingen die uniek zijn aan deze discipline:
Complexiteit (=een kenmerk van systemen die zijn samengesteld uit grote aantallen
op elkaar inwerkende eenheden (zoals neuronen in de hersenen), wat resulteert in
nieuwe patronen of fenomenen die niet worden gevonden in individuele eenheden.)
o Een psycholoog die bijvoorbeeld het brein bestudeerd, krijgt te maken met
biljoenen intern verbonden cellen. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor het
bestuderen van gedrag, omdat er veel van invloed kan zijn op gedrag moet er
ook naar veel data worden gekeken.
Zelfbewustzijn (= de capaciteit van individuen of andere levende organismen om
bewust hun eigen gedrag te kunnen observeren.)
o Psychologen die gedrag bestuderen, produceren op datzelfde moment ook
gedrag. Dit kan voor fouten zorgen, zoals bijvoorbeeld vooroordelen of
misinterpretaties.
Reactiviteit (= de neiging van mensen om hun gedrag aan te passen wanneer ze
geobserveerd worden).
Causaliteit (= de studie van hoe acties of gebeurtenissen tot een bepaald resultaat
leiden (veroorzaken).
o Veel verschillende factoren kunnen gedrag beïnvloeden, dus hoe kun je zeker
weten welke factor de doorslaggevende was?
De complexiteit van gedrag houdt in dat geen enkele theorie op zichzelf alle aspecten van
gedrag kan verklaren. De natuur van theorievorming betekent dat verschillende benaderingen
ontwikkeld zijn als reactie op die complexiteit, maar ook als resultaat van persoonlijke en
culturele factoren.
Perceptie = het proces van het selecteren, organiseren en interpreteren van informatie over de
wereld die we hebben verworven door onze zintuigen.
Perceptie is een actief proces, niet het passief spiegelen van de buitenwereld. Het wordt
bepaald door zowel stimulansen (gefilterd door selectieve aandacht) en interne factoren
(zoals ervaringen en verwachtingen).
, Selectieve aandacht (selective attention) = het perceptuele proces van selectief
focussen op bepaalde stimulerende elementen.
o Bijvoorbeeld als je een gesprek hebt met iemand, en dan alle
achtergrondgeluiden en gesprekken op de achtergrond weg filtert.
Dubbelzinnige figuren (ambiguous figures) = een plaatje of andere visuele stimulans
die op meer dan 1 manier waargenomen kan worden.
o Deze illustreren goed dat onze perceptie niet alleen gebaseerd is op 'wat er is',
maar dat het ook wordt beïnvloed door interne processen. Wanneer er 'gaten'
zijn in informatie, vullen wij die gaten met wat voor ons logisch lijkt.
Deze visie over perceptie is ontwikkeld door de bedenkers van de Gestalt theorie (= een
gedragstheorie die in het begin van de 20e eeuw werd ontwikkeld door Kohler, Wertheimer
en anderen, die de nadruk legde op de actieve, creatieve aard van waarneming en leren
(Gestalt is Duits en betekent ruwweg 'georganiseerd geheel). De onderzoekers kwam erachter
dat wij geneigd zijn om kleinere objecten samen te groepen (het principe van gelijkenis
(similarity)) en we objecten die dicht bij elkaar liggen, als een groep zien (het principe van
nabijheid (proximity)). We creëren ook een betekenisvol patroon uit een complexe set van
niet verbonden elementen, zelfs als dit betekent dat we de originele informatie uit
stimulansen een beetje moeten aanpassen > sluiting (closure). Dit verklaart ook waarom
sommige taken zoals 'proofreading' moeilijk zijn: we neigen te zien wat we verwachten (het
goede woord), in plaats van wat er echt op de pagina staat (een fout).
Gelijkenis (similarity) = een Gestalt principe van perceptuele organisatie, gebaseerd
op het samen groeperen van vergelijkbare elementen (bijvoorbeeld vorm of grootte).
Nabijheid (proximity) = een Gestalt principe die stelt dat elementen die dicht bij
elkaar liggen meestal als groep worden gezien.
Sluiting (closure) = in perceptie, de neiging om onvolledige patronen in te vullen om
een samenhangend geheel te vormen.
Vanaf jongs af aan wordt onze perceptie beïnvloed door onze omgeving en ervaringen.
Terwijl onze ervaring en kennis groeit, vormen we een complexere structuur genaamd
schemata (= (schema enkelvoud) een mentaal kader dat kennis, geloof en verwachtingen
organiseert, en gebruikt wordt om ons gedrag te leiden.
Stereotype = een te vereenvoudigde en vaak onnauwkeurige perceptie van een individu op
basis van generalisatie van schema's die verband houden met het groepslidmaatschap van het
individu.
Confirmation bias = een vorm van cognitieve fout die gebaseerd is op de neiging om
informatie op te zoeken die iemands overtuigingen ondersteunt en tegenstrijdige informatie te
negeren.
Complementariteit = een concept ontwikkeld door natuurkundigen om om te gaan met het
bestaan van twee modellen die beide nuttig maar niet direct verenigbaar zijn.
De verschillende visies op gedrag die worden besproken in dit boek zijn ook complementair
aan elkaar; er zijn geen goede of foute visies, maar ze zijn ook niet allemaal compleet. Ze zijn
allemaal correct, maar kunnen op zichzelf niet gedrag als een geheel verklaren.
, Psychologie komt voort uit zowel filosofie als natural sciences. Filosofie omdat het zoekt
naar verklaringen en betekenissen voor menselijke ervaringen, waardoor ze ook kijken naar
gedrag en motieven van gedrag. Natural sciences omdat je ook kunt kijken naar de
biologische en fysieke factoren van psychologie om gedrag te verklaren.
Key thinker: William Wundt
Wordt vaak gezien als de oprichter van moderne psychologie.
Diploma in medicijnen, maar zijn interesses lagen in fysiologie. Dit leidde tot een
interesse in psychologie en hij is daarmee het eerste laboratorium van experimentele
psychologie begonnen (1879, Leipzig).
Hij onderzocht vooral zintuiglijke processen en de invloed daarvan op mentale
processen.
Hij heeft het structuralisme bedacht binnen de psychologie.
Structuralisme = een benadering van psychologie ontwikkeld door Wundt waarin een poging
wordt gedaan om de inhoud van de geest te analyseren d.m.v. de introspectionistische
methode.
Key thinker: William James
Een student en later professor in medicijnen, maar eindigde zijn carrière in de
filosofie.
Zijn boek, Principles of Psychology, is nog steeds een van de meest gebruikte
tekstboeken over psychologie.
Hij heeft het functionalisme bedacht binnen de psychologie.
Functionalisme = een benadering van het bestuderen van gedrag ontwikkeld door William
James, waarin de nadruk ligt op de analyse van de processen waarmee de geest werkt.
Wundt was meer van de specifieke en zorgvuldige observaties, terwijl James minder gaf om
het laboratorium en meer gewoon de juiste vragen stelde. Geen van beide visies zijn
tegenwoordig compleet geaccepteerd, maar ze vormden wel een startpunt voor moderne
theorievorming.
Psychologie is empirisch (= gebaseerd op observaties). Maar niet elke observatie is
wetenschappelijk. Om wetenschappelijk te zijn moet het een georganiseerde observatie zijn.
Theorie = een gestructureerde set van principes bedoeld om een set van fenomenen te
verklaren.
Inductie = het vormen van algemene principes vanuit specifieke observaties.
Deductie = het proces van specifieke conclusies trekken uit een set van algemene
principes.