Samenvatting Brein en manipulatie toets: 19-1-2022
0. Anatomie:
Kwabben: Bepaalde taken/cognitieve functies
zijn gelokaliseerd in bepaalde
hersenkwabben.
Occipitaalkwab: Visuele cortex. Ook wel
achterhoofd kwab genoemd. Visuele
waarneming: V1 t/m V5.
Temporaalkwab: auditieve cortex.
Geheugen, fantasie, verbeelding, spiritualiteit,
hallucinaties, wat is nou van jou van belang
enz. werkt samen met de parientaalkwab om
bijvoorbeeld plaatjes van godsgeloof zien. Dit
is het zwakste stukje van het brein. Daarom ga
je ook out op het moment dat je daar een klap krijgt. Audio zit hier ook.
Parietaalkwab Links zie je de details (alle sterren stukjes op een hoop) Taal, rekenen en detail waarneming
Parietaalkwab Rechts het globale geheel, het globale geheel is als de stukjes een beetje op zn plek. Samen zie je
dat het een sterretje is. Ruimtelijke waarneming, globale vorm, Wat & waar route.
Senso-motorisch gebied: voelen ruiken en proeven. Dus het sensomotorische deel.
Primary motor cortex: Motorische gedeelte van het brein.
Frontaalkwab: de cockpit. Executieve functies: Planning, ordenen/sorteren, Impulsbeheersing.
Cognitieve functies: Dat zijn functies van de hersenen die zorgen dat we informatie kunnen verwerken en leren van
onze ervaringen
Cortex: De buitenste laag van een orgaan – hersenschors
Centraal Zenuwstelsel: Het deel bestaande uit de grote hersenen, kleine hersenen en het ruggenmerg. Dit is de
plaats daarvanuit alles wordt bestuurd.
Perifeer zenuwstelsel: zenuwen voor gevoel (sensibel) en beweging (motorisch) overal in het lichaam
Zenuwcellen (Neuronen): De cellen in het zenuwstelsel vormen de bouwstenen van de hersenen. Ze worden ook
wel zenuwcellen of neuronen genoemd en ze communiceren op een bijzondere manier met elkaar. Het zijn cellen die
gespecialiseerd zijn in het overbrengen van informatie naar andere zenuwcellen, maar ook naar spiercellen en
kliercellen.
Stimulatie/vuren van zenuwcellen: Als een neuron eenmaal gaat vuren moet het signaal van het hoofd naar de voet
van de neuron worden doorgegeven. Dat gebeurt elektrisch door het axon. Het signaal dat de neuronen aan elkaar
doorgeven is chemisch.
Lateraliteit: functionele verschillen tussen de linker – en rechter hemisfeer. Er zijn Netwerken van zenuwcellen
(neutrale netwerken). is het besef dat je een rechter- en linkerkant hebt. Lateralisatie is de fase in de neuro-
motorische ontwikkeling waarbij de linker- of rechter-hersenhelft zijn dominantie of specialisatie krijgt. Hiermee worden
vooral verschillen in zintuigelijke, motorische, cognitieve en emotieve functies aangeduid.
,Middenbrein:
Het limbisch systeem: Het limbisch systeem is een groep
structuren in de grote hersenen die betrokken zijn bij emotie,
motivatie, genot en het emotioneel geheugen. Het is
(evolutionair gezien) een van de oudste delen van de
hersenen maar bevat ook enkele nieuwere structuren.
In het Limbisch systeem horen: De amygdala, De
hippocampus, Hypothalamus, Thalamus en de hypofyse.
Amygdala: Betrokken bij agressie en angst
Hippocampus: In de temporale kwab, betrokken bij lange
termijn geheugen
Hypothalamus: Reguleert autonome zenuwstelstel, slaap-
waakritme, etc.
Thalamus: De thalamus speelt een belangrijke rol bij de selectie van prikkels die doorgegeven moeten worden aan
de verschillende delen van de hersenschors; de thalamus wordt daarom wel aangeduid als de 'poort naar de
hersenschors'.
Hypofyse: Zoals elke klier maakt de hypofyse hormonen en geeft die af aan het bloed. Een klier ter grootte van een
erwt die bij je neusholte zit.
Cerebellum: Het cerebellum, ook wel de kleine hersenen genoemd, bevinden zich in het achterste gedeelte onder de
hersenen en zijn onder andere betrokken bij het coördineren van bewegingen. Daarnaast zijn ze ook betrokken bij
reflexen, taal, aandacht en emotie.
Corpus callosum: De hersenbalk is een deel van de hersenen waardoor informatie van de rechter naar de linkerkant
van de hersenen gaat en andersom.
Ruggenmerg: De belangrijkste functie van het ruggenmerg is het doorgeven van berichten uit je lichaam naar je
hersenen en van je hersenen naar je lichaam. Deze berichten gaan door de witte stof in het ruggenmerg. Net als bij
liften, hebben de banen ieder een eigen pad en bestemming.
Pons: De pons houdt met twee stevige armen de kleine hersenen vast en verzorgt daarmee het contact tussen grote
en kleine hersenen. Het is een onderdeel van de hersenstam. De pons zorgt ervoor dat prikkels van het evenwichts-
en gehoororgaan doorgegeven worden aan de kleine hersenen.
Medulla: Het verlengde merg zendt opdrachten vanuit de hersenen door naar alle lichaamsdelen.
Bulbus olfactorius: Ook wel reukkolf genoemd. De perceptie van geuren.
Gebied van Broca: Het centrum van Broca is een gebied in de grote hersenen in de frontale kwab. Het is vernoemd
naar de ontdekker, Paul Pierre Broca, en wordt ook wel het motorisch spraakcentrum genoemd. Het centrum van
Broca is dus belangrijk voor het spreken. Patiënten met deze stoornis hebben zowel problemen met spontane spraak
als het nazeggen van woorden of zinnen. De spraak is daarbij vaak stoterig. Ook hebben zij moeite met het begrijpen
van grammaticale aspecten van taal. Ligt in het frontale kwab. Het mechanisme om een woord uit te spreken. Het
gaat niet om zomaar klanken produceren, maar om een sequentie van klanken die past bij een woord. Taal ligt aan de
linkerkant van de hersenen, en daarom schrijven we ook liever met rechts.
Gebied van Wernicke: Het centrum van Wernicke is een deel van de hersenen. Het is vernoemd naar de ontdekker
Carl Wernicke en speelt een belangrijke rol bij het begrijpen van taal. Het wordt ook wel het sensorisch
spraakcentrum genoemd. Aandoeningen of beschadigingen in het centrum van Wernicke kunnen leiden tot dyslexie
en sensorische afasie. De gesproken taal van wernickepatiënten klinkt doorgaans vloeiend, maar mist betekenis. Ligt
bij de temporaalkwab. Herkennen van woordbeelden ( het gesproken woord)
, 1. Cognitieve neurowetenschap
Historie van de neurowetenschap
Hippocrates: Al het afwijkend gedrag en gevoel komt voort uit de werking van de hersenen. Hij probeerde anderen
ervan te overtuigen dat het onjuist was om verschijnselen toe te schrijven aan buitenaardse krachten zoals goden.
400 jaar v. Chr.: Al het afwijkend gedrag en gevoel komt voort uit de werking van de hersenen en dus niet van
buitenaardse krachten. Alle verschijnselen zijn daaraan toe te schrijven.
(René) Descartes: Zijn bekende Axioma (Een niet bewezen stelling die als waarheid wordt aanvaard) ‘Ik denk, dus ik
ben’ – Cogito ergo sum. De mens kon worden opgedeeld in twee substanties:
1. Het lichaam – Res extensa
2. De geest – Res cogitans, niet materieel en hoewel de geest geen materiële ruimte inneemt meende Dascrates dat
deze wel op een speciale plaats was gehuisvest. De ziel is een ongedeelde zelfstandige maar immateriële eenheid.
De ziel lokaliseerde hij in een holte in het hoofd, de pijnappelklier of epifyse.
Descartes zag deze res cogitans als een soort bestuurder. Vanuit het hele lichaam kwamen via de zenuwen berichten
over de buitenwereld binnen, en op basis van herinneringen, die in het weefsel van de hersenen zijn opgeslagen,
werden weer boodschappen teruggestuurd, waardoor de ledenmaten konden bewegen. Hij beschreef hiermee het
idee van een reflex.
Door de renaissance gingen mensen weer zelf denken. René Descartes zei: “De ziel is een ongedeelde zelfstandige,
maar immateriële eenheid.” Ziel lokaliseerde hij in een holte in het hoofd; de pijnappelklier of de epifyse.
Besloot na renaissance te bouwen op inzichten die in zijn ogen onomstotelijk waren. ---> Axioma: Cogito ergo sum -
‘Ik denk, dus ik ben.’
Dualisme: lichaam (res extensa) en geest (res cogitans). Geest: niet materieel, neemt geen ruimte in; toch op
speciale plek gehuisvest (holte pijnappelklier).
Volgende stap: Gall beweerde dat geest niet in een holte midden in de hersenen gezocht moest worden, maar aan
buitenkant hersenen.
(Franz Joseph) Gall: Gall beweerde dat de geest niet in een holte midden in de hersenen gezocht moest worden,
maar juist aan de buitenkant van de hersenen, dit word ook wel lokalisatie idee genoemd. Hij wist dat gedrag een
gevolg was van de werking van de hersenen, Gall heeft door zijn revolutionaire voorstel veel problemen gekregen.
Men moest later erkennen dat enkele principes correct waren, zoals het idee dat de cortex cruciaal was en dat
bepaalde functies wel degelijk een strikte lokalisatie kennen. Er is ook spraken van onafhankelijke functies. Gall Ging
uit van verschillende aanleggen voor bepaalde functies zoals: Taal, rekenen, muziek. Hoe beter je er in bent, hoe
groter de omvang. Dit word in de buik al bepaald.
Er is een zekere lokalisatie van functies Directe aanleiding: ideeën Lavater, Gall vond deze niet logisch vanwege het
feit dat gedrag een gevolg was van werking van de hersenen. 19e eeuw: andere benadering, erg revolutionair.
Geassisteerd door Johann Spurzheim.
Er is een groot aantal mentale organen, gelegen in de grijze schors van de hersenen. Leidde tot de frenologie.
Na enige tijd erkende men dat enkele principes wel correct waren, zoals het idee dat de cortex cruciaal was en dat
bepaalde functies wel degelijk een strikte lokalisatie kennen. Deze ideeën vormen basis van hedendaagse cognitieve
neurowetenschappen.
Organologie/Kraniologie (schedelleer):
1. Alle psychologische functies (kennis, gevoel of geneigdheid tot bepaald gedrag etc.) zijn aangeboren.
2. Al die functies zijn een eigenstandig orgaan. Aparte organen voor taal, muziek, rekenen, maar ook moederliefde.
Gall brak met klassieke opvatting van een algemene informatieverwerkende geest die in staat is alle soorten
informatie te verwerken.
3. Functies zitten niet in het midden van hersenen, maar aan de buitenkant: cortex (lange tijd: uitgedroogde korst met
weefsel eronder als voedsel voor geest - nu: merg).
4. Wellicht sprake van onafhankelijke functies: volledige breuk met oude idee van een ziel en ongedeelde geest.
5. Mensen kunnen verschillen in aanleg voor bepaalde functies: een goed in talen, ander muziek. Uit zich in
verschillen in aanleg van die functies. Functie beter = beter georganiseerd en groter in omvang. Is al zo bij
ontwikkeling van de vrucht in moederschoot. Vanwege grotere omvang van orgaan, zal de schedel zich eromheen
vormen en een knobbel vertonen. Die organisatie is voor alle mensen en dieren gelijk: hetzelfde orgaan zat op
dezelfde plaats en was alleen groter of kleiner. Door de voelen waar de knobbel zit bij mensen met speciale
vermogen, weet je op welke plaatsen op de schors welke functies zitten. Ander bewijs: de effecten van
hersenbeschadiging. Lokaliseerde bijv. taal in het voorste deel, vlak achter de ogen.