Dit document betreft de uitwerking van de leerstukken die aan bod komen in thema IV (mededinging). Dit kan je gebruiken bij de beantwoording van het tentamen. Ik heb het tentamen met een 9,5 behaald.
Preussen Elektra HvJ 13 maart 2001, zaak C-379/98 Preussen Elektra, ECLI:EU:C:2001:160.
Eventech Ltd/Parking Adjudicator HvJ 14 januari 2015, zaak C-518/13 Eventech Ltd/Parking
Adjudicator, ECLI:EU:C:2015:9.
Congregación de Escuelas Pías Provincia Betania/Ayuntamiento de Getafe HvJ 27 juni 2017,
zaak C-74/16 Congregación de Escuelas Pías Provincia Betania/Ayuntamiento de Getafe,
ECLI:EU:C:2017:496
Altmark HvJ van 24 juli 2003, zaak C-280/00 Altmark, ECLI:EU:C:2003:415.
Residex Capital IV CV tegen Gemeente Rotterdam HvJ 8 December 2011, zaak C-275/10
Residex Capital IV CV tegen Gemeente Rotterdam, ECLI:EU:C:2011:814.
Begin vraag d met:
De uitkomst van dit arrest houdt verband met het leerstuk ‘staatssteun’ in de zin van artikel 107 lid 1
VWEU. Voornoemd artikel verbiedt lidstaten om steun te verlenen aan ondernemingen indien deze
steun als gevolg heeft dat de mededinging wordt bedreigd of vervalst, mits aan zes cumulatieve
vereisten is voldaan.
HET EERSTE VEREISTE IS DAT ER SPRAKE MOET ZIJN VAN EEN ONDERNEMING
DIE DE STEUN ONTVANGT.
Ingevolge het arrest Höfner/Elser (C-41/90) valt onder het begrip onderneming elke identiteit die een
economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering. Onder het
begrip economische activiteit wordt verstaan elke activiteit die bestaat uit het aanbieden van
goederen of diensten op een bepaalde markt.
Hieronder vallen alle (ook lagere) overheidsinstellingen. Ook wanneer een particuliere instantie de
steun in feite uitkeert, kan dit aan de overheid worden toegerekend (zaak 78/76, Steinike en
Weinlig).
Dit werd nader toegepast in het arrest Congregación. Daar ging het over de vraag of kerkelijke
activiteiten ook economische activiteiten kunnen behelzen. Het ontbreken van een winstoogmerk
stond hier juist niet in de weg aan de kwalificatie van de entiteit als onderneming wanneer dit
aanbod concurreert met dat van andere ondernemingen die wel winst nastreven (Congregación, r.o.
46). Voor de kerk betekende dit dat het niet uitgesloten is dat een instelling verschillende –
economische en niet-economische – activiteiten kan verrichten, ‘op voorwaarde dat zij een
gescheiden boekhouding voert met betrekking tot verschillende financieringen die zij ontvangt, zodat
elk risico van ‘kruissubsidiering’ van haar economische activiteiten uit de overheidsmiddelen die zij
voor haar niet-economische activiteiten ontvangt, is uitgesloten ’ (Congregación, r.o. 51).
HET TWEEDE VEREISTE IS DAT DE STEUN VAN DE LIDSTAAT AAN DE
ONDERNEMING MOET ZIJN GEFINANCIERD UIT STAATSMIDDELEN.
Ingevolge het arrest PreussenElektra (C-378/98) dient de steun ten laste te komen van de
overheidsfinanciën en dienen de staatsmiddelen onder directe publieke controle van de overheid te
staan. Voor staatssteun moet worden aangetoond dat er een voldoende directe verband is tussen
enerzijds het aan de begunstigde verleende voordeel en anderzijds een vermindering van de
, staatsbegroting. Ook een voldoende concreet economisch risico die de begroting zal worden belast is
voldoende. Het gaat er dan om precies te wegen hoe reëel het risico voor de overheidsbegroting is.
Belangrijk in dit verband is ook dat een vermindering van de belastinginkomsten kwalificeert als een
overdracht van staatsmiddelen.
PreussenElektra: De Duitse staat had de regionale elektriciteitsbedrijven gedwongen alle groene
stroom in hun verzorgingsgebied te kopen tegen een prijs die hoger is dan de marktwaarde. Dit
bevooroordeeld zonder twijfel de producten van dergelijke hernieuwbare elektriciteit, maar het
levert geen staatssteun op omdat de matregel de overheid geen pfenning kost. De kosten worden
immers gedragen door de elektriciteitsbedrijven die ze afwentelen op de afnemers van elektriciteit.
Alleen als de economische effecten van deze maatregel leidt tot gevolgen voor de overheid die niet
inherent zijn aan de overdracht van de private middelen van – in dit geval – de elektriciteitsbedrijven
naar groenestroomproducten, zou er sprake kunnen zijn van staatssteun. Dat zou het geval zijn als de
maatregel de winstgevendheid van de elektriciteitsbedrijven zodanig in gevaar zou brengen als de
staat ze zou moeten redden van de ondergang.
HET DERDE VEREISTE IS DAT ER EEN ECONOMISCH VOORDEEL MOET ZIJN
VERLEEND AAN DE BEGUNSTIGDE ONDERNEMING.
Er moet voor de ontvangende onderneming een voordeel aan de maatregel kleven, dat haar ten
opzichte van haar concurrenten toekomt. Deze regel heeft ertoe geleid dat overheidsmaatregelen op
grond van drie leerstukken buiten het verbod vallen, te weten de theorie van de selectiviteit, de
Altmark-exceptie en het beginsel van de particuliere marktdeelnemer. De theorie van de selectiviteit
volgt uit het woord ‘bepaalde’ uit art. 107 lid 1 VWEU en ziet op de situatie waarin een
overheidsmaatregel voordeel geeft aan alle of een open groep van ondernemingen. Is er dan nog
sprake van een voordeel voor bepaalde ondernemingen of producties? De volgende twee
uitzonderingen op de werkingssfeer van art. 107 lid 1 VWEU bouwen voort op het woord
‘begunstiging’.
De Altmark-exceptie ziet op de situatie dat de onderneming die belast is met een dienst van
algemeen economisch belang in de daaruit voortvloeiende kosten wordt gecompenseerd door de
staat. Dit kan zijn omdat er sprake is van nadeelcompensatie of omdat de kosten die samenhangen
met een DAEB worden gecompenseerd. Het uitgangspunt is dat er een voordeel wordt verstrekt
indien er sprake is van een verplichting van de lasten die normaal gesproken op de begroting van de
ondernemingen drukken. Subsidiering van een DAEB-staatssteun dient vooraf te worden
goedgekeurd door de commissie. Dergelijke nadeelcompensatie levert, onder voorwaarden, per
saldo geen voordeel op waarmee de onderneming wordt begunstigd. Hieraan nauw verwant is het
algemene leerstuk van nadeelcompensatie. Het beginsel van de particuliere marktdeelnemer komt
erop neer dat investeringen en andere financiële operaties van de overheid op gelijke voet
behandeld moeten worden als dezelfde operatie van een private marktdeelnemer. DE gedachte is
dan dat de lening van de overheid geen begunstiging oplevert als een private marktdeelnemer
dezelfde lening onder identieke voorwaarden had verstrekt. Dit beginsel kan ook worden toegepast
op aankopen en kapitaaldeelnemingen door de overheid.
Na Altmark geldt dat subsidie geen staatssteun vormt mits er aan vier voorwaarden wordt voldaan:
(1) In de eerste plaats moet de begunstigde onderneming daadwerkelijk zijn belast met de
uitvoering van openbaredienstverplichtingen en moeten die verplichtingen duidelijk zijn
afgebakend.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper LisannedeGraaf. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,49. Je zit daarna nergens aan vast.