Inleiding Europees Recht B1B4 samenvatting
Week 1
Arrest Van Gend & Loos
De Nederlandse onderneming Van Gend en Loos werd bij invoer van goederen vanuit Duitsland
geconfronteerd met een invoerheffing. Dit was volgens Van Gend en Loos een door het EEG-Verdrag
verboden verhoging van douanerechten. Het Hof kreeg hierover twee prejudiciële vragen
voorgelegd. Ten eerste vroeg de nationale rechter of de verdragsbepaling waarop een beroep werd
gedaan ‘interne’ werking had. Ten tweede werd gevraagd of, indien de eerste vraag bevestigend
werd beantwoord, de toepassing van de bestreden invoerheffing in strijd was met het EEG-Verdrag.
Hof v Justitie:
Het Hof bevestigde daarop dat verdragsbepalingen, voor zover deze ‘duidelijk’ en
‘onvoorwaardelijk’ zijn, inderdaad rechtstreekse of directe werking hebben. Dat wil zeggen dat
burgers zonder tussenkomst van de lidstaat voor de nationale rechter een beroep kunnen doen op
een dergelijke bepaling. Een groot aantal verdragsbepalingen heeft rechtstreekse werking, zoals de
artikelen over het vrije verkeer, vervoer en staatssteun.
Arrest Costa/E.N.E.L
De zaak gaat tussen een advocaat, Costa, en een voormalig staatsbedrijf van Italië dat op het gebied
van energievoorziening actief is, E.N.E.L.. Vanwege een Italiaanse nationalisatiewet wordt een bedrijf
waar Costa aandelenbelang in heeft geïncorporeerd in E.N.E.L.. Costa verzoekt de nationale rechter
prejudiciële vragen te stellen over verenigbaarheid van de nationalisatiewet met een aantal
bepalingen van Europees recht.
De prejudiciële vragen zien op de verenigbaarheid van de nationalisatiewet met een aantal artikelen
van het EEG-verdrag. In reactie hierop stelt de Italiaanse regering dat de nationalisatiewet boven het
Europees recht gaat, de behandeling van deze stelling is de kern van het arrest.
Hof v Justitie:
Het EEG-verdrag heeft in tegenstelling tot andere internationale verdragen een eigen, autonome
rechtsorde gecreëerd. Bij inwerkingtreding van het verdrag is deze rechtsorde in de rechtsorde van
de lidstaten opgenomen, de nationale rechters moeten hier rekening mee houden.
Week 2
Beginselen (art. 5 VEU):
• Attributie: de EU heeft alleen de bevoegdheid als deze door de lidstaten is gegeven
• Subsidiariteit: is het handig dat de EU het regelt of kunnen de lidstaten het zelf
• Proportionaliteit/evenredigheid: in hoeverre is de uitoefening van de maatregel
noodzakelijk, gaat ook over op wat voor manier de bevoegdheid wordt uitgevoerd
Alle wetgeving van de EU moet aan deze beginselen voldoen.
Je kunt alleen subsidiariteit en proportionaliteit toetsen als het beginsel van attributie al getoetst en
geslaagd is.
Voor de toetsing van het beginsel van attributie kun je kijken naar de titels van het VWEU.
Artikel 114 VWEU -> grondslag wetgeving interne markt. Belangrijk artikel!
Art. 294 VWEU -> normale wetgevingsprocedure (er zijn ook andere soorten wetgevingsprocedures,
dit staat dan in de specifieke artikelen, die de rechtsgrondslag vormen voor de nieuwe wetgeving)
, De basiskenmerken van de normale wetgevingsprocedure zijn dat de Commissie een wetsvoorstel
doet (recht van initiatief) en de Raad en het Parlement het vervolgens eens moeten worden over de
uiteindelijke tekst. De Raad en het Parlement kunnen beiden wijzigingen aanbrengen in het voorstel
(recht van amendement) en kunnen ook ieder individueel de goedkeuring van een
wetgevingshandeling blokkeren.
Harmonisatie: de hoeveelheid waarin de lidstaten dezelfde wetgeving krijgen via de EU of dat de
lidstaten zelf meer vrijheid hebben om het te bepalen (dit laatste is minimumharmonisatie)
Arrest Vodafone
Vroeger was de data rekening heel hoog als je dit gebruikte in het buitenland. Volgens de
verordening uit Vodafone, kwam er een maximumprijs voor het gebruik van data in het buitenland.
Providers, zoals Vodafone, waren hier niet blij mee, omdat dit een verdienmodel is.
Argumenten:
• Rechtsgrondslag -> art. 114 VWEU interne markt, maar het is niet de primaire motivatie,
want politiek en sociaal, art.169 VWEU
• Subsidiariteit toets faalt
• Proportionaliteit toets faalt
Hof v Justitie:
De rechtsbasis van interne markt mag, ondanks dat dit niet de enige reden is voor de verordening.
Subsidiariteit slaagt ook, want lidstaten hebben allemaal verschillende wetgeving en dit helpt niet,
dus mag de EU het overnemen. Vodafone kreeg dus geen gelijk en de EU had de bevoegdheid
regelgeving te maken over de prijzen van data roaming.
De interne markt (art. 114 VWEU) is een rechtsbasis die heel veel wordt gebruikt. De EU Commissie,
Raad en Parlement kunnen dus soms de rechtsgrond van interne markt gebruiken om ook wetgeving
met eigenlijk een ander doel dan de interne markt te maken.
Verticale verhouding: tussen lidstaten en EU
Horizontale verhouding: tussen organen/instituties van EU
Soorten rechtsinstrumenten:
• Een verordening heeft een algemene strekking, is verbindend in al haar onderdelen en is
rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
• Ingevolge art. 288 VWEU, is de richtlijn verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat
voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, doch wordt aan de nationale instanties bij het
nakomen van hun verplichtingen de bevoegdheid gelaten 'vorm en middelen' te kiezen. De
lidstaten worden verbonden, de burgers niet.
• Art. 288 VWEU: 'Een besluit is verbindend in al zijn onderdelen. Indien de adressanten
worden vermeld, is het alleen voor hen verbindend.'
Een verordening mag niet worden omgezet naar nationale wetgeving. Richtlijnen moeten juist
worden omgezet naar nationaal recht.
Week 3
Deze week gaat over de doorwerking van Europees recht in de nationale sfeer.
Er zijn 3 beginselen over de doorwerking van Europees recht. Ieder beginsel heeft zijn eigen
voorwaarden en grenzen, maar er zijn ook nog een paar voorvragen over doorwerking van Europese
wetgeving:
1. Wat is de relatie? Horizontaal of verticaal?