Overheidsbeleid 10e druk samenvatting
Hoofdstuk 1
1.1 Beleid en beleidswetenschap
Het doel van het boek is de lezer te helpen bij het denken over beleid en verschijnselen die daarmee
te maken hebben.
Beleid
Beleid: ‘het behandelen van een zaak’ → betreft de gevolgde beginselen of gedragslijn en de
gewenste richting, maar beleid betekent ook overleg, bedachtzaamheid en omzichtigheid. Beleid is
willens en wetens handelen
Het ‘weten’ waarvan een beleid gebruikmaakt, omvat naast kennis uit de maatschappelijke
en bestuurlijke praktijk ook kennis uit de wetenschap.
Beleidswetenschap
Het denken over beleid is al vele eeuwen oud. Vanaf de tweede helft van de jaren zestig vorige eeuw
verschijnen steeds meer boeken over de beleidswetenschap.
In Nederland kwam vanaf de jaren zeventig een stroom van boeken en artikelen over beleid
op gang → impulsen daartoe lagen in het streven om een bijdrage van de wetenschap aan het
analyseren en oplossen van maatschappelijke problemen te vergroten. Met het oog daarop werd het
overheidsbeleid geanalyseerd en kritisch beoordeeld.
Doel van dit studieboek
De beleidswetenschap bestudeert de inhoud, processen en effecten van beleid in hun politieke en
maatschappelijke omgeving. Het boek wilde lezen helpen bij het analyseren van deze verschijnselen.
De analyse richt zich vooral op beleid van overheden. Het overheidsbeleid staat in
wisselwerking met het beleid van bedrijven, particuliere organisaties en individuele burgers. Welk
beleid kan in veel opzichten op dezelfde manier worden geanalyseerd als een overheidsbeleid.
1.2 Benaderingen van beleid
De benadering die in dit hoofdstuk en in het boek als heel wordt gekozen, is empirisch-analytisch. Dit
betekent dat het de bedoeling is een systematisch inzicht in de werkelijkheid van beleid te krijgen.
Binnen de empirisch-analytische benadering in de beleidswetenschap bestaan verschillende
theoretische invalshoeken:
• Microbenadering: beleid van individuen en kleine groepen
• Mesobenadering: beleid van groepen en organisaties
• Macrobenadering: beleid van de overheid
→ benaderingen vullen elkaar aan
1.3 De beleidsinhoud
Beleid wordt hier omschreven als het streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden met
bepaalde middelen en bepaalde tijd keuzes.
,Nadere begripsafbakening
Beleid is volgens sommige auteurs een plan en volgens anderen in handelen. In dit boek gaan we
ervan uit dat blijkt niet alleen plan, maar ook in daarop gericht handelen omvat. Beleid is streven
(doelgericht handelen) en daartoe behoren zowel denkbeelden over wat haalbaar en wenselijk is als
activiteiten (het handelen).
Ook verschillen auteurs over of beleid een samenstel van doeleinden en middelen is. In dit
boek gaan we ervan uit dat een beleid steeds doeleinden en middelen omvat. Sterker nog:
doeleinden en middelen vormen de grondstructuur van beleid. Beleidsdenken is denken in
doeleinden en middelen → finaal denken.
Er is een verschil tussen rationeel en doelrationeel. Rationeel is wat redelijk is of anders
gezegd wat op houdbaar argumenten berust. Doelrationeel betekent: doelgericht, doeltreffend en
doelmatig. Beleid is niet altijd rationeel of doelrationeel. Het is juist belangrijk te onderzoeken in
hoeverre een bepaald beleid (doel)-rationeel is en hoe dit valt te verklaren.
Een derde vraag rond het begrip ‘beleid’ is of in de definitie van beleid ook tijdskeuze moeten
worden opgenomen. Het is van belang dit te doen, omdat de formuleringen van doeleinden en
middelen veel wel impliciet of expliciet naar een bepaald tijdstip, in bepaalde periode of in bepaalde
tijdsvolgorde ververwijzen.
Gezichten van beleid
Beleid heeft twee gezichten:
• Samenstel van doeleinden, middelen en tijdskeuzen
• Antwoord op problemen
→ poging om een probleem op een bepaalde manier, namelijk door doelgericht denken en
handelen, op te lossen, te verminderen of te voorkomen.
Probleemdefinitie
Probleem: een verschil – een afstand – tussen een maatstaf, zoals een beginsel of een norm, en een
voorstelling van een bestaande of verwachte situatie. Wat we als een probleem zien, hangt onder
meer af van onze maatstaven en onze waarneming van de situatie.
De probleemdefinitie (de manier waarop een probleem wordt omschreven) werkt door in de
keuze van doeleinden en middelen waarmee een overheid het probleem aanpakt. Een probleem
wordt een beleidsprobleem als het op de agenda van een overheid of andere beleidsvoerders komt
(hoofdstuk 3).
Beleidsveld
Beleidsveld: de relatie tussen een beleid en het deel van de maatschappij waarop het beleid zich
richt. Maatschappelijke invloeden belangrijk → maken van kaart of schema van het beleidsveld voor
een beter beeld van het beleid.
Beleidsinstrumenten
Beleidsinstrument: alles wat een actor gebruikt of kan gebruiken om het bereiken van een of meer
doeleinden te bevorderen → zijn gericht op de coördinatie tussen de beleidsbepalende en
beleidsuitvoerende organisaties.
Beleidstheorie: veronderstellingen die aan een beleid ten grondslag liggen
,De keuze van beleidsinstrumenten berust op veronderstellingen, onder meer over de kenmerken en
oorzaken van het probleem waarop het beleid zich richt. Het geheel van die veronderstellingen
noemen we beleidstheorie.
De veronderstellingen kunnen betrekking hebben op drie verschillende relaties:
• Relaties tussen doeleinden en middelen (finale relaties)
• Relaties tussen oorzaken en gevolgen (causale relaties)
• Relaties tussen waarden en normen (normatieve relaties)
Als de veronderstellingen waarop een beleid berust niet houdbaar zijn, is de kans groot dat het
beleid niet doeltreffend, niet doelmatig en niet aanvaardbaar is.
1.4 Het beleidsproces
Proces: een ontwikkelingsgang of verloop. Een beleidsproces is het verloop van de gebeurtenissen
rond een beleid → dynamische verloop van handelingen, argumenten en interacties met betrekking
tot beleid.
Kenmerken beleidsproces
• Dynamiek → reeks van onderling samenhangende handelingen
• Wederzijdse beïnvloeding of wisselwerking tussen factoren die het proces vormgeven
• Opeenvolging van gebeurtenissen
• Herkenbaar verloop
Deelprocessen
Binnen een beleidsproces zijn zes deelprocessen te onderscheiden:
1. Agendavorming
2. Beleidsvoorbereiding
3. Beleidsbepaling
4. Uitvoering van beleid
5. Naleving/handhaving beleid
6. Beleidsevaluatie
→ helpt bij analyseren van beleid
Het beleidsproces als onderdeel van de politieke kringloop
Beleidsproces dat betrekking heeft op overheidsbeleid, maakt deel uit van politieke kringloop die
zich tussen het politieke systeem (de overheid) en zijn maatschappelijke omgeving (de samenleving)
afspeelt.
Politieke systeem: geheel van opvattingen, gedragingen en posities die tot doel hebben de inhoud,
processen en effecten van overheidsbeleid te beïnvloeden.
, Politieke invloeden die op het politieke systeem inwerken, zorgen voor de aanvoer → omvat twee
onderdelen:
• Eisen → beleidsvoorkeuren
• Steun
De aanvoer kunnen binnen het systeem worden omgezet in een overheidsbeleid → beleidsproces
De genomen beleidsmaatregelen zijn dan te beschouwen als beleidsprestaties - de uitvoer - van het
politieke systeem.
1.5 De beleidseffecten
Veldprocessen
In elk beleidsveld, d.w.z. in elk deel van de samenleving waarop een beleid zich richt, voltrekken
processen. Vanuit beleid gezien, zijn dat veldprocessen. Overheidsbeleid kan worden gezien als een
streven om zulke veldprocessen in een gewenste richting te sturen.
Effecten van beleid
Deelvragen die relevant zijn voor de bepaling en beoordeling van de beleidseffecten:
• Worden de doeleinden van het beleid bereikt? → vraag naar de doelbereiking.
• In hoeverre is het bereiken van de doeleinden veroorzaakt door het toepassen van de
gekozen beleidsinstrumenten? → doeltreffendheid of effectiviteit van het beleid.
• Welke zijn de niet beoogde effecten – neveneffecten – van het beleid?
• Hoe is de verhouding tussen de kosten van de ingezette middelen en de baten van de
bereikte doelen? → doelmatigheid of efficiëntie van het beleid.
• Hoe gelijk of ongelijk verdelen de kosten en baten van het beleid zich over bepaalde
groeperingen van de bevolking en diverse overheidsinstanties? → de vraagbaar het relatieve
profijt van het overheidsbeleid.
Verklaringen voor (het uitblijven van) beleidseffecten
Brengt het beleid de beoogde effecten teweeg? →
• Zijn de instrumenten van het beleid met het oog op de gekozen doeleinden op een correcte
manier toegepast? → beleidsconformiteit waaronder rechtmatigheid valt
• In hoeverre wordt het beleid door de betrokkenen als juist beschouwd en gesteund? →
legitimiteit