DE INZET VAN TOUCHPOINTS – RENEE VAN ZIJL
Hoofdstuk 1 Basisbegrippen
1.1 Bereik
Medium brengt boodschap over op doelgroep.
Oplage
Oplage= aantal exemplaren dat van een tijdschrift, krant of boek wordt gedrukt. Hoe vaak iets
wordt gedrukt bepaald niet het bereik ervan (niet iedereen koopt het of een blad wordt vaker
gelezen). Er zijn verschillende soorten oplage:
- Gedrukte oplage: oplage van drukpers;
- Verspreide oplage: het deel van gedrukte oplage dat wordt verspreid;
- Betaalde verspreide oplage (abonnementen);
- Losse verkoop;
- Gratis verspreide oplage.
Mediumbereik
Mediumbereik= aantal unieke lezers, kijkers of luisteraars uit de doelgroep dat een
mediumtitel heeft gelezen, gezien of gehoord. Dit gaat over online media, daar zijn unieke
views uitgedrukt in een percentage of absoluut aantal. Bereik van medium kan verschillen per
uitzending of nummer.
De dekking:
‘Aantal bereikte personen van doelgroep’
-------------------------------------------------------- in %
‘De totale doelgroep’
Soorten bereik
- Merkbereik (bij combi print en online);
- Boodschapbereik;
- Gemiddeld bereik;
- Actueel bereik;
- Bruto- en nettobereik.
Online media → viewability, bij tv-reclame → kijkdichtheid en bij radio → luisterdichtheid.
Merkbereik
Merkbereik= aantal personen dat een nieuwsmerk binnen een maand minimaal een keer
heeft gezien of gelezen, ongeacht of het in print is of digitaal. Geeft beter inzicht in het gebruik
van nieuwsmerken. Combi van print en online → groter bereik, groeien aantal lezers.
Viewability
Aantal views dat online media heeft gekregen. Is niet makkelijk te meten.
Definitie van viewable
Een view als: minstens 50% van de pixels zichtbaar op scherm, voor minstens een seconde.
Óf minstens 30% van de pixels zichtbaar op groot scherm, voor minstens een seconde
,Elk platform heeft andere richtlijnen voor views: YT minstens 30 seconde, FaceBook 3
seconde, Snap + Insta bij elke geopende video.
Kijk- en luisterdichtheid
Kijkdichtheid= hoeveel personen uit de doelgroep een bepaald televisieprogramma,
reclameblok of commercial hebben gezien, in % van totale populatie (13+).
SKO (Stichting KijkOnderzoek) verzameld kijkcijfers. NLO (Nationaal Luister Onderzoek)
verzameld luistercijfers. Alles o.b.v. steekproeven. ORN (Omroep Reclame Nederland) voor
regionale kijkcijfers.
Gross Rating Point (GRP)
GRP= maatstaf voor het bereik van televisie- en radiocampagnes in het aantal GRP’s
(rekeneenheid om campagnes te analyseren en vergelijken).
Een GRP= 1% kijk- of luisterdichtheid (13+). Hierin wordt bereik (% totale doelgroep) en
frequentie (impressies per bezoeker) meegewogen.
Doelgroep bereiken: meestal meer dan 100 GRP’s.
Boodschapbereik
Boodschap kan verloren gaan als de doelgroep:
- De advertentie niet bekijkt;
- De beursstand niet bezoekt;
- Wegzapt als de reclame begint;
- Niet naar de banner kijkt;
- Een adblocker installeert;
- Door de radiocommercials heen praat.
Boodschapbereik is lager dan mediumbereik, behalve bij folder, daar is die gelijk.
Gemiddeld bereik
Bij gedrukte media: het aantal (of %) mensen dat gemiddeld met een mediumuiting wordt
geconfronteerd.
Actueel bereik
Actueel bereik= bereik van mediumtitel in het verschijningsinterval. Dagbladen: dag,
weekbladen: week, enz.
Actueel bereik is gelijk of lager dan gemiddeld bereik. Bij dagbladen vrijwel gelijk maar
maandbladen met abonnees groter verschil i.v.m. gedeelde abbo’s of bladen bij tandartsen
(die blijven zo langer te lezen waardoor ze niet meer in de periode van de maand vallen maar
wel extra kijkers krijgt).
Cumulatief en totaalbereik
Cumulatief bereik= hoeveel mensen na een aantal nummers of reeks uitzendingen ten minste
een ervan hebben gezien (niet iedereen ziet alle uitzendingen).
Totaal bereik= alle personen uit de doelgroep die in een jaar met mediumtitel zijn
geconfronteerd, dus na verschijnen ten minste een gezien.
, Gewogen bereik
Gewogen bereik= aantal personen dat met het medium wordt geconfronteerd, gewogen
o.b.v. een bepaald criterium (zoals leeftijd).
Bruto- en nettobereik
Brutobereik= bereikcijfers van diverse media bij elkaar opgeteld, zonder rekening te houden
met dubbelingen.
Nettobereik= brutobereik zonder dubbelingen.
Dubbelingen houdt in dat hetzelfde persoon de reclame meerdere keren heeft gezien op evt.
andere kanalen.
Bereiksonderzoek
Voor voorkomen van het inschakelen van verkeerde of te dure media, moet je naar
bereikgegevens kijken.
Verschillende onderzoeksbureaus ’s + wat ze onderzoeken:
- NOM (Nationaal Onderzoek Multimedia) = bereikcijfers voor nieuws, merken,
magazines, huis-aan-huiskranten;
- NLO (Nationaal Luister Onderzoek) = luistergedrag van bevolking, met luisterdichtheid;
- SKO (Stichting KijkOnderzoek) = offline en online kijkgedrag van bevolking, met
kijkcijfers;
- NOBO (Nederlands Online Bereik Onderzoek) = inzicht in bereik en bezoekersprofielen
van websites, apps e.a. online platforms. In opdracht van VINEX;
- DMS (Kenniscentrum Zakelijke Beslissers) = mediabereik en gedrag van zakelijke
beslissers.
Onderzoeken niet alleen bereik maar ook: gebruik over de dag, intensiteit van gebruik en
ontvankelijkheid (open staan) voor commerciële boodschappen in bepaalde media.
Invloed mediamix op bereik
Budget aan een mediumtype= vergroot contactfrequentie. Merk dominant steeds op tv.
Budget aan meerdere mediumtype= vergroot bereik. Meer dan een mediumtype → ene
medium het effect van andere medium versterken.
1.2 Contactfrequentie
Contactfrequentie= aantal keren dat doelgroep met boodschap wordt geconfronteerd.
Meestal zijn er meer contacten nodig om de boodschap goed over te brengen. Dit geldt ook
voor een product (Floot et al., 2015):
- Met een geringe consumententrouw;
- Waarvoor de consument weinig belangstelling heeft;
- Met een hoge aankoopfrequentie;
- Dat gevoelig is voor impulsaankopen;
- Dat veel concurrentie heeft van andere merken;
- Met een ingewikkelde reclame boodschap.
Deze groepen moet je de leden vaker bereiken dan een keer (dus vaker die tv-spot laten zien).
- Convenience goods= hoog bereik en contactfrequentie nodig.
- Shopping goods= lagere contactfrequentie nodig