Leerdoelen voor de cursus PSBA2-22 (Klinische Psychologie)
1. Tegen elkaar afzetten van verschillende historische en hedendaagse perspectieven op
psychopathologie, en de behandeling daarvan;
Historische perspectieven; van biologisch verklaard, naar meer vanuit de geest verklaard.
Vervolgens ontstond de oorsprong van individuele verschillen en testen, een modern
classificatiesysteem waarbij de focus lag op biologische oorzaken. Daarna was de periode
van psychoanalyse; hierbij werd de focus op psychologische oorzaken gelegd. Tot WO1 was
er veel nadruk op testen, daarna waren veel militairen met psychische klachten (o.a.
Shellshock), bij WO2 werd dus ook een behandeling bekeken naast het testen; dit was de start
van de training van klinische psychologen. Na het Congres in Boulder, waarbij het Shakow
Rapport gemaakt is lag de focus op de heilige drie-eenheid van diagnostiek, therapie en
onderzoek; dit zijn de klinisch psychologen als scientist-practictioners.
Klinische psychologie kent een praktische component (symptomen die kunnen duiden op een
psychologische stoornis) en een wetenschappelijke component (onderzoek naar
psychologische stoornissen). Ook wel abnornmale psychologie genoemd; wat is abnormaal?:
afwijkend van statistische norm, afwijkend van sociale norm, vorm van dysfunctioneren,
psychisch leiden veroorzakend, medisch gezien ziek. Ieder heeft z’n voor en nadelen. 3D’s
van abnormaliteit: Deviance (normafwijkend), Dysfunction (sociaal disfunctioneren),
Distress (psychisch lijden) in NL 4e D: Danger (gevaar jezelf of omgeving) gebruikt TBS.
Hedendaagse perspectieven:
- Biologisch: lichamelijke verklaringen, focus op het brein
- Psychologisch: intrapersoonlijke verklaringen (emoties ed) focus op de geest.
- Sociaal: interpersoonlijke verklaringen (maatschappij ed) focus op omgeving.
- Biopsychosociaal model: combineert drie bovenstaande.
2. Tegen elkaar afzetten van biologische, psychodynamische, gedragsmatige,
cognitieve, humanistische, existentialistische, en sociale theorieën van
psychopathologie ;
Psychodynamisch: focus op onbewuste conflicten die psychopathologie kunnen veroorzaken
in het bewustzijn brengen en oplossen.
Humanistisch: focus op cliënt als gehele persoon, persoonlijke groei, non-directief, belang
van authentieke, wederkerige, empathische therapeut-cliënt relatie, vergroten van emotioneel
bewustzijn.
Gedragsmatig: focus op observeerbaar gedrag en begrijpen en veranderen, gebaseerd op
klassieke en operante leerprincipes, analyse van gedrag; in kaart brengen van uitlokkers van
gedrag. Dit gedrag begrijpen door ABC’s ketens van gedraganalyses; je probeert het gedrag
te begrijpen.
Cognitief: interventies focus op betekenis/interpretaties van een situatie veranderen. Tijdens
behandeling: socratische dialoog, disfunctionele cognities identificeren, uitdagen,
alternatieve cognities formuleren; testen in gedragsexperiment.
, Cognitieve gedragstherapie (CGT): maakt gebruik van cognitieve en gedragsmatige
principes en interventies. Analyses gedrag en gedachten belangrijk. Focus hier en nu.
Gestructureerd, directief, transparant, huiswerk. Voorkeursbehandeling voor veel klachten.
CGT third wave: niet proberen inhoud gedrachten veranderen, maar houding van cliënt
t.o.v. gedachten. Acceptatie gedachten, samen met negatieve gedachten doen wat je
waardevol vindt.
Alternatieven individuele therapie: relatie-, groeps-, gezins-, of medicatietherapie.
3. Identificeren van belangrijke bijdragers aan huidige theorieën over het ontstaan en
de behandeling van psychopathologie;
Psychodynamisch: Sigmund Freud
Humanistisch: Carl Rogers
Gedragsmatig: Skinner, Pavlov, Watson
Cognitief: Albert Ellis en Aaron T. Beck
Positieve psychologie: Seligman
4. Bespreken van de gevaren die kleven aan het iemand diagnosticeren met een
psychische stoornis;
Als psycholoog aan verschillende richtlijnen houden: een geschikt kennisniveau
onderhouden, rekening houden met nadelige effecten, naleving medicatieprotocol, relatie met
patiënt/cliënt belangrijk voor slagen behandeling, onderhoudt goede relaties met betrokken
artsen.
5. Beschrijven van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, inclusief
de ontwikkeling en beperkingen hiervan;
DSM wordt veelvuldig in GGZ gebruikt omdat; gemeenschappelijke taal, beter iets dan niets,
beperkingen lokken kritisch denken uit. DSM beschrijft stoornissen, per stoornis:
diagnostische criteria, geassocieerde kenmerken, informatie over differentiaaldiagnostiek,
geen oorzaken, atheoretisch, enkel beschrijvingen van observeerbaar gedrag.
6. Uitleggen van het belang en de specifieke kenmerken van onderzoek in de klinische
psychologie, met name binnen de experimentele psychopathologie;
Casestudie: + = bron nieuwe ideeën, voorlopig bewijs nieuwe theroie, bestaande theorie
tegenspreken, nieuwe behandeltechnieken inspireren. - = vertekende perceptie 1 waarnemer,
lage interne en externe validiteit.
Correlationele studie: + = prima externe validiteit, hoge repliceerbaarheid, gebruik
statistieken. - = lage interne validiteit (cross-sectioneel, 3e variabelen).