GS HB H5
Hoofdstuk 5 samenvatting
Paragraaf 1
De italiaanse elites kregen een nieuwe mens- en wereldbeeld. Hiervoor werd de mens
gezien als slecht. De wereld was door god geschapen maar daarna in de handen van de
duivel geraakt. De mensen moesten zich hierom van de wereld scheiden en focussen op
god en het hiernamaals. De italianen zagen de wereld als gods schepping en dat de mens
gods schepping moest vervolmaken. De mensen moeten zich niet afwenden van de natuur,
maar hem juist perfectioneren.
De italiaanse kunstenaars bestudeerde het klassieke erfgoed, de nalatenschap van de
Grieks-Romeinse cultuur. Ze geloofde dat ze de oudheid van de Grieks-Romeinse cultuur
lieten herleven. Hun tijd heet daarom de renaissance (de wedergeboorte). Toen de tijd van
de renaissance begon, begon ook de vroegmoderne tijd, de eerste eeuw daarvan noemen
we de tijd van de ontdekkers en hervormers.
Filippo Brunelleschi bouwde met klassieke vormen (zuilen, bogen), zijn inspiratie kreeg hij in
Rome. Hij groef daar ruïnes uit en tekende alles precies na. Hij verbeterde ook de
schilderkunsten van de oudheid, hij had door dat als een voorwerp verder weg ligt dat het
dan kleiner is. Hierdoor kregen zijn schilderijen diepte. Leonardo da Vinci maakte
schilderijen van de natuur, hij probeerde dit zo precies mogelijk te doen. Ook sneed hij in
lijken om te zien hoe het er van binnen uitzag, hij maakte schetsen van skeletten.
Beeldhouwers probeerde personages levensecht uit te beelden. Er bestond een
wetenschappelijke belangstelling. Kunstenaars werden gezien boven de gewone mensen en
waren verheven.
Geleerden gingen de oudheid bestuderen. Ze zochten naar oude teksten om daarna de
betekenis ervan te kunnen snappen. Ze waren humanisten, ze vonden de vrijheid en
waardigheid van de mens belangrijk.
Europese vorsten reisde naar Italië en kwamen terug met nieuwe ideeën, de renaissance
werd verspreid over Europa. In de Alpen ontstond het christelijke humanisme, de
belangrijkste vertegenwoordiger hiervan was monnik Erasmus van Rotterdam. Hij vertaalde
het nieuwe testament uit oude Griekse handschriften. Zo kwam hij erachter dat de bijbel die
de kerk gebruikte vol fouten zat.
, GS HB H5
Paragraaf 2
De Christenen hadden sinds de 11e eeuw bijna alles heroverd, dit noem je de europese
expansie. Portugezen veroverde de Marokkaanse havenstad Ceuta. Vanuit deze stad
hadden strijders eerder spanje en portugal veroverd. De Portugezen zochten naar goud en
vonden dat met hun ontdekkingsreizen in Ghana en andere landen aan de goudkust.
Hierna wilden de Portugezen naar Indië, daar kwamen dure koopwaar voor Europa
vandaan. Ze hoopten op winst als ze die handelswaar zelf gingen halen. Na een tijdje
vonden de Portugezen de zeeweg naar Indië en zo ook de zeeweg naar China en Japan. De
Spanjaarden vonden een andere route naar Indië.
De italiaanse onderkersreizer Columbus ging in opdracht van de Spaanse koning naar het
westen. Hij bereikte Amerika, maar hij dacht dat hij een nieuwe route naar Indië had ontdekt.
Hierdoor noemde hij het West-Indië of de West, de oorspronkelijke bewoners noemden ze
indianen. Een Portugese ontdekkingsreiziger ontdekte Brazilië en dacht dat hij een nieuwe
continenten had ontdekt en noemde het de nieuwe wereld. Later werd het Amerika
genoemd.
De ontdekkingsreizen vormden het begin van de overzeese expansies. De Portugezen
verbeterde hun schepen, hierdoor waren ze sterker dan de Aziaten. Maar de POrtugezen
wouden geen grote gebieden innemen, ze namen kleine gebieden in bezit en bouwde er
factorijen. De Portugezen dreven ook handel in West-Afrika, ze haalden daar goud, ivoor
en zwarte slaven. De slaven brachten ze naar Brazilië waar de Portugezen enorme
plantages hadden gebouwd. Ze verbouwde dit met behulp van de Afrikaanse en Indiaanse
slaven.
De Spaanse veroveraars gingen naar andere delen van Amerika, daar veroverde ze steden
en woonplaatsen van de oorspronkelijke bevolking. Het succes van de Spanjaarden lag aan
een paar factoren: De Indianen hadden slechtere wapens, Indianen kenden geen grote
dieren en waren bang voor de paarden van de Spanjaarden, de Indianen waren niet bestand
tegen ziektes die de Spanjaarden uit Europa mee namen en de Spanjaarden werden
geholpen door onderdrukten volken. De grootste delen van indianen kwamen om door
epidemieën zoals de pest, pokken, de griep. Vele Spanjaarden migreerden naar hun
koloniën. Spanje en Portugal verdiende veel aan hun koloniën. Er ontstond zo een etnisch
gemengde bevolking. Het Europese kolonialisme begon in Amerika.