Bestuursrecht tentamen periode B
Bestuursrecht heeft betrekking op relaties tussen de overheid (bestuursorganen) en burgers
(belanghebbenden).
Besturen gaat via besluiten, genomen door bestuursorganen, op basis van bestuursbevoegdheden
(die altijd een wettelijke basis moeten hebben). Voor welke besluiten formele en materiële normen
gelden en waar je als belanghebbende (indien je het niet eens bent met het besluit) a bij het
bestuursorgaan kan maken en daarna (indien je het ook niet eens bent met het besluit op bezwaar
(BOB) beroep bij de rechtbank kan instellen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het algemeen en bijzonder bestuursrecht. Algemeen wordt in
de AWB behandeld en richt zich op de rechtsbescherming, handhaving en bepaalde begrippen.
Bijzonder bestuursrecht richt zich op een bepaald onderdeel van het bestuursrecht zoals onderwijs,
milieu, sociale zekerheid, ruimtelijke ordening etc.
Publiekrecht regelt de relatie tussen overheden onderling en die tussen de overheid en de burger. De
overheid is dan ‘machtspersoon’ (heeft dan een exclusieve bevoegdheid).
VB: de burgemeester maakt gebruik van zijn exclusieve bevoegdheid om een aantal vrijheden van de
burger te beperken. Als je een vergunning wilt hebben, moet je deze aanvragen bij de overheid. De
overheid bepaalt dan (als machtig orgaan) of je wel of niet voor deze in aanmerking komt.
LD4 : De plaats van het bestuursrecht binnen het recht:
Privaatrecht
Positief recht Strafrecht
Publiekrecht Staatsrecht Algemeen bestuursrecht (Awb)
Bestuursrecht
Bijzonder bestuursrecht
LD7:
Het materieel bestuursrecht bevat rechtsnormen waarin voor burgers en bestuursorganen
aanspraken of verplichtingen zijn opgenomen. Regels die de overheid nodig heeft om te kunnen
besturen.
VB: bepaling in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarin de voorwaarden staan
waaraan een aanvraag voor een omgevingsvergunning moet worden getoetst. (Bepaling in de wet.)
Materiële rechtsnormen: regels die de inhoud van het besluit mede bepalen.
Inhoudelijk
Rechten en/of plichten
Onder formeel bestuursrecht verstaat men de procesrechtelijke regels die de burger nodig heeft om
tegen het optreden van de overheid iets te ondernemen.
VB: de mogelijkheid voor een derde-belanghebbende om beroep in te stellen tegen de verlening van
een omgevingsvergunning.
Artikelen: 4:1, 4:2, 4:7, 4:8, 4:13, 4:14 Awb + 3:40 t/m 3:45 Awb
Formele rechtsnormen: spelregels voor de besluitvorming.
Procedure/ totstandkoming
Vormgeving/ bekendmaking
,LD5:
Het bestuursrecht kun je vinden in het: internationaal recht, de nationale wetgeving, jurisprudentie
en het ongeschreven bestuursrecht (sommige abbb)
Internationaal recht: verdragen. VB: Verdrag betreffende de werking van de EU.
De nationale wetgeving: Grondwet, overige wetten in formele zin, AMvB’s, ministeriele regelingen,
decentrale wet- en regelgeving.
Dit zijn wetten die door de regering en de Staten-Generaal worden vastgesteld (art. 81 Gw)
VB: de Gemeentewet, de Grondwet en de Wet op de Raad van State.
Bij wetten die zijn vastgesteld door de lagere wetgevers kan worden gedacht aan: gemeentelijke
verordeningen zoals de APV, bouwverordeningen, provinciale verordeningen en verordeningen van
waterschappen.
Jurisprudentie: door rechtelijke uitspraken worden nieuwe regels gevormd. met deze nieuwe regels
moeten burger en overheid rekening houden.
Ongeschreven bestuursrecht (gewoonterecht): het vertrouwensbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel
zijn ongeschreven beginselen waar de overheid rekening mee moet houden en waarop de burger
een beroep kan doen.
LD9:
Het specialiteitsbeginsel houdt in dat de bevoegdheid van de overheid alleen kan worden
aangewend voor het specifieke doel waarvoor die wet is bedoeld. Dat doel is meteen ook de grens
voor de bevoegdheidsuitoefening. Indien de overheid zijn bevoegdheid voor een ander doel
aanwendt, is er sprake van Détournement de pouvoir.
VB: de burgemeester stelt als voorwaarde voor een vergunning 1000 euro te betalen, voor het
spekken van de gemeentelijke kas.
Legaliteitsbeginsel houdt in dat de overheid alleen mag optreden als zij een bevoegdheid daartoe
heeft gekregen in de wet. De bevoegdheid om als overheid te handelen mag slechts voor zover de
wettelijke regels en rechtsbeginselen dit toestaan. De overheid moet alle bevoegdheden baseren op
de wet
Bestuursorganen mogen pas besturen wanneer de wet dat zegt.
VB: de bevoegdheid van het gemeentebestuur om bestuursdwang toe te passen, is opgenomen in
art. 125 Gemeentewet.
LD6:
Regelgeving komt op verschillende niveaus tot stand, waarbij een lagere regelgeving niet in strijd
mag komen met een hogere (gelede normstelling).
Met gelede normstelling wordt bedoeld dat de toepasselijkheid van een rechtsregel niet zomaar in
één wet te vinden is, maar in een combinatie van wet elkaar samenhangende regelingen.
Algemeen bestuursrecht: Awb
Bijzonder bestuursrecht: Vreemdelingenwet, Participatiewet, Wet ruimtelijke ordening, Woningwet,
Wet milieubeheer, Wet alg. bepalingen omgevingsrecht, Alcoholwet Etc.
LD3:
Gemeenten worden bestuurd door de gemeenteraad, burgemeester en het college van B&W.
(art. 6 gemeentewet) dit zijn dus ook de bestuursorganen bij de gemeente.
,LD1:
Gemeenteraad: algemeen bestuur.
College van B&W: zijn het dagelijks bestuur. (burgemeester en wethouders)
Burgemeester: is voorzitter van de raad. (benoemd bij Koninklijk Besluit)
Inrichting:
Gemeenteraad: College van B&W en de burgemeester.
Taken en bevoegdheden:
Gemeentewet: = gele stickers!
LD10:
Attributie: toekennen van een nieuwe bevoegdheid door de wet.
VB: art. 127 GW, 147 Gemeentewet, 2.4 WABO
Delegatie: bestuursorgaan draagt zijn bevoegdheid over aan een ander. Aan ondergeschikten is niet
toegestaan!
VB: art. 156 Gemeentewet
Mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan een besluit te nemen.
LD11:
Communicatie tussen burgers en overheid kan: schriftelijk, mondeling en digitaal. Art. 2:14 AWB.
Art. 2:1 lid 1 AW: een ieder kan zich in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een
gemachtigde laten vertegenwoordigen. De overheid kan soms een vertegenwoordiging weigeren met
uitzondering van een advocaat als vertegenwoordiger. Art. 2:2 lid 1 AWB.
LD8:
Gelaagde structuur Awb: op een specifieke situatie zijn vaak meerdere delen van de Awb van
toepassing (meest algemene hoofdstuk naar meest bijzondere hoofdstuk).
A Bestuursorgaan:
Art 1:1 lid 1 sub a Awb
Onder a bestuursorgaan wordt verstaan:
Een orgaan
Van een rechtspersoon
Die krachtens publiekrecht is ingesteld
Orgaan: een deel van het openbaar bestuur (overheid) met een eigen taak en met een zelfstandige
plaats.
Rechtspersoon: de staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen
waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend bezitten
rechtspersoonlijkheid. Art. 2:1 lid 1 BW.
Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts
rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.
Openbare lichamen: provincie, waterschap, gemeente, staat.
VB: gemeente Amsterdam, Provincie Utrecht, Waterschap Rivierenland.
, In de categorie van A vallen dus de organen van de beschreven rechtspersonen:
Van de staat: art. 42 en 43 Grondwet
De regering, ministers en staatssecretaris
Van de provincie: art. 6 Provinciewet art. 124 en 125 Grondwet
Provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de koning
Van de gemeente: art. 6 Gemeentewet art. 124 en 125 Grondwet
De gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester
Van waterschappen: art. 10 Waterschapswet
Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter (dijkgraaf) en soms Algemeen
directeur
In de categorie van B valt dus:
De APK-keurder, CBR, DeNederlandscheBank
Krachtens publiekrecht ingesteld: Art. 124 Grondwet (en verder), Art. 133 jo. Art. 134 GW
B Bestuursorgaan:
Art 1:1 lid 1 sub b Awb
Onder b bestuursorgaan wordt verstaan:
Een ander persoon of college
Met enig openbaar gezag bekleed
Persoon of college:
Natuurlijk persoon (Ambt)
Privaatrechtelijke rechtspersoon art. 2:3 BW
Met openbaar gezag bekleed:
Jurisprudentie: Als er één of meer overheidstaken zijn opgedragen en de daarvoor benodigde
publiekrechtelijke bevoegdheden zijn toegekend.
Als er sprake is van een – in beginsel- op de wet steunende bevoegdheid die de rechtspositie
van de bestuurde (de burger) eenzijdig bepaalt. Je moet dus kunnen aantonen aan de hand
van een bijzondere regeling dat er een publiekrechtelijke grondslag is om besluit te nemen.
LD13:
Besluit art. 1:3 lid 1 AWB:
1) Een schriftelijke beslissing
2) Van een bestuursorgaan
3) Inhoudende een publiekrechtelijke
4) Rechtshandeling
Schriftelijke beslissing:
Alleen een schriftelijke beslissing die op schrift is gesteld is een besluit. Dit kan op papier, maar ook
per e-mail of een elektronisch document.
Het besluit is een beslissing. Een beslissing is een wilsverklaring.
Bestuursorgaan:
Alleen bestuursorganen kunnen Awb-besluiten nemen. Afkomstig van een A of B bestuursorgaan.
Publiekrechtelijk:
Het bestuursorgaan heeft een exclusieve bevoegdheid om te beslissen. Deze bevoegdheid is aan het
BO toegekend door een publiekrechtelijke wettelijke regeling. Alleen de overheid en niet de burgers
kunnen deze bevoegdheid uitoefenen.