Begrippen
2.1 Organisatiestructuur
Machtsbronnen (Weber)
Dit is een organisatiestructuur die zich kenmerkt door veel regels, standaard processen, procedures
en voorschriften, een vergaande taakverdeling (arbeidsspecialisatie) waarbij planning en uitvoering
strikt worden gescheiden en een duidelijke hiërarchie. Inmiddels zijn nog maar weinig mensen het
een met deze theorie. We zien steeds meer verschillende leiderschapsstijlen
X/Y Theorie (McGregor)
De XY-theorie van McGregor is gebaseerd op twee tegengestelde mensbeelden. Theorie X gaat er
vanuit dat de mens lui is en zoveel mogelijk probeert om werk te vermijden. Theorie Y gaat ervan uit
dat mensen gemotiveerd zijn, van nature graag werken, zichzelf onder controle kunnen houden en
creatief zijn.
Theorie X = autoritair leider
Theorie Y = democratische leider
Situationeel Leiderschap (Hersey & Blanchard)
Het model van Hersey en Blanchard valt onder de noemer situationeel leiderschap. Situationeel
leiderschap houdt in dat de leider in elke situatie zijn leiderschapsstijl aanpast aan de benodigde stijl
van leidinggeven.
´´De leiderschapsstijl is afhankelijk van de competentie (bekwaamheid of skill) en de betrokkenheid
(bereidheid of will) van de medewerker.”
Dienend leiderschap (Greenleaf)
Traditioneel leider: stelt controlevragen, meet de productiviteit van mensen, ziet mensen als best
waardevolle hulmiddelen, is een harde leermeester en op zichzelf gericht, stimuleert interne
concurrentie, bemiddelt bij conflicten, geeft vorm aan de organisatie en eist gehoorzaamheid. De
Dienende leider: stelt hulpvragen, kijkt of mensen uit zichzelf de juiste acties ondernemen, mensen
zijn het belangrijkst, nadruk op etnisch handelen, dringt interne concurrentie terug, maakt tijd,
coacht bij conflicten, ziet de organisatie als zelfstandig en bied hierbij begeleiding. Accepteert de
persoon, maar neemt geen genoegen met te lage prestaties.
, Leiderschapsstijlen (Goleman)
Coördinatie
Het harmonisch doen samenwerken van verschillende organen bij het uitvoeren van een functie. Bij
de organisatiestructurering moet men na de arbeidsverdeling nadenken over de vraag op welke wijze
men de taakuitvoeringen op elkaar gaat afstemmen. Dit noemt men het coördinatie vraagstuk.
Verdeling van arbeid, zoals die plaatsvindt in organisaties, leidt namelijk tot coördinatieproblemen.
De leiding van een organisatie moet ervoor zorgen dat de uitvoering van deeltaken door de
werknemers zo geürineerd wordt dat het totale takenpakket van de organisatie efficiënt en effectief
wordt uitgevoerd. Als ze dit niet doet, werkt ieder voor zichzelf en gaat de bestaansreden van de
organisatie verloren
Taakverruiming, taakroulatie, taakverrijking
Taakverruiming: job enlargement: het uitbreiden van het
aantal taken wat iemand heeft op hetzelfde niveau.
Taakroulatie: job rotation: werknemers aan de hand van
een tijdschema laten ruilen van taken. Dit zorgt ook voor
bredere inzetbaarheid. En wordt veel gebruikt bij hoger
geschoold personeel wat zich wil ontwikkelen tot manager,
zodat ze de verschillende afdelingen sneller leren kennen.
Taakverrijking: job enrichement: uitbreiding van het
takenpakket, met taken van een hoger niveau, vaak zorgt
dit voor meer uitdaging in het werk.
Span of control / depth of control
Span of control: Spanwijdte is het aantal waar iemand leiding over heeft.
Depth of control: Spandiepte is in het management het aantal niveaus waaraan effectief (in)direct
leiding wordt gegeven. Het gaat hier om de mate waarin de wil van de leider tot de laagste
organisatieniveaus doordringt.