GESCHIEDENIS SAMENVATTING BRITSE RIJK
1.1 – Britse kolonialisme in Amerika
In de 16e eeuw koloniseerde Spanje grote delen van Amerika. De Britten verkenden aan het
eind van die eeuw de noordkust, op zoek naar een plek om Spanje aan te vallen. In 1585
stichtten de Engelsen hun eerste kolonie, maar hielden het daar niet lang uit. In 1607 stichtte
ze wel een blijvende kolonie, Virginia. In 1620 stichtten de Engelsen er nog één, New
England. Zo hoopte de kolonisten een geheel nieuwe samenleving te creëren volgens ideeën
van het calvinisme. Engeland was in de 16e eeuw meegegaan met de Reformatie, en de
koning was nu hoofd van de Church van England. Een groep calvinisten ging eerst naar
Nederland, en toen naar Amerika. Deze mensen werden later de Pilgrim Fathers genoemd,
omdat ze de basis zouden hebben gelegd voor de democratie in de V.S. Zo werkten ze
bijvoorbeeld democratisch en alles werd overlegd.
Onder Karel II ( 1660-1685) werd bijna heel Noord-Amerika gekoloniseerd. Hij schonk ook
grote stukken land aan politieke vrienden, die er ook weer kolonies stichten, zoals New
Amsterdam die hij uiteindelijk weggaf aan de hertog van York ( New York). New Amsterdam
was eerst van de Nederlanders, maar op 1664 gaf de Nederlandse gouverneur zich over
omdat de Engelsen waren gekomen. Uiteindelijk kwamen er zo’n 13 Engelse koloniën. In het
noorden was er sprake van vestigingskoloniën ( om te leven & werken) , en in het zuiden
was er sprake van explotatie koloniën ( vooral voor de grondstoffen).
Het kolonialisme was niet goed voor de lokale bevolking. Eerst was de samenwerking tussen
de kolonisten en tussen de Europeanen wel goed, ze waren vredig en aardig. Maar al snel
braken er bloedige oorlogen uit. De indianen accepteerden niet meer de kolonisten hun land
innamen. Maar de indianen werden teruggedrongen, en veel van hen stierven ook aan
nieuwe ziektes die de Europeanen met zich meebrachten. Daardoor konden de Pilgrim
Fathers eerder hun kolonie stichtten, dat in eerste instantie te dicht bevolkt was.
Ook in het Caribisch gebied stichtte de Engelsen kolonies. Zoals in Barbados in 1627, die veel
opleverde door het verbouwen van suiker. De suikervraag nam snel toe en dus veroverde de
Engelsen meer suiker kolonies zoals Jamaica in 1655. Het zware plantage werk werd gedaan
door zwarte slaven. Aan de kust van Afrika stichtte de Engelsen factorijen ( handelsposten)
en zo kwam de slavenhandel in gang.
En de slaven gingen in steeds meer plantages werken. Waar dat eerst nog werd gedaan door
contract arbeiders, waren rond 1700 de meeste plantage medewerkers slaven. In de
noordelijke koloniën waren er veel minder slaven. De Engelse regering gaf het monopolie
van de slavenhandel in 1672 aan de Royal African Company. De slaven werden in
onmenselijke omstandigheden getransporteerd naar Amerika.
De Engelse koloniën bleven maar groeien. De kolonisten kregen kinderen, en die kinderen
voelde zich minder verbonden met Engeland. Ze voelde zich Amerikaan, want daar waren ze
geboren. Vanaf 1707 vormden Engeland & Schotland samen het koninkrijk Groot-Brittannië.
De Amerikanen namen de verlichtte ideeën over vanuit Europa. Ze lazen vooral veel radicale
verlichtte boeken waarin de misttanden van de Britse regering aan de kaak werden gesteld.
Dat maakte het wantrouwen van de Amerikanen naar de Britten nog groter.
, De Amerikaanse koloniën hadden een eigen parlement en gekozen bestuurders, maar ook
een Britse gouverneur. Ze hadden een gewapend vrijwilligersleger, maar ook een Brits Leger.
Nadat beide legers in 1763 Frankrijk hadden verslagen, begon de Britse regering belasting te
heffen in Amerika. Dit was volgens hen nodig omdat de oorlog tegen de Fransen veel geld
had gekost. Bovendien waren er meer oorlogen uitgebroken met bijvoorbeeld de indianen,
dus vond de regering het normaal dat de Amerikanen ook mee zouden betalen. Maar de
Amerikanen wouden eigenlijk alleen geld betalen aan hun eigen parlement. En in 1765
kwamen de parlementen van de koloniën tegen de belastingen in verzet. Die zeiden dat de
Britten geen belastingen mochten opleggen zolang de Amerikanen niet vertegenwoordigd
waren in het Britse parlement. De verzetsleiders riepen op tot protest, maar dat liep in 1770
in Boston uit de hand. Britse soldaten schoten vijf mensen dood, en die mensen werden
gezien als martelaren. Na nog een aantal andere verzetsacties riepen de vertegenwoordigers
in 1776 de Verenigde Staten van Amerika uit. Na de oorlog die toen uitbrak, erkende de
Britten in 1873 de onafhankelijke staat.
Aan het einde van de 18e eeuw ontstond de beweging voor de afschaffing van slavernij. Er
braken overal slavenopstanden uit, en in 1807 kwam er een verbod op de slavenhandel in
het Britse Rijk. Plantage koloniën gingen neer, en de plantage koloniën die nog wel overeind
stonden moesten meer geld betalen waardoor de suiker duurder werd. Op verschillende
plekken bleef de slavernij voorbestaan, en daardoor bleef die suiker wel goedkoop.
Volgens de Amerikaanse grondwet waren alle mensen ‘’vrij en gelijk geboren’’ maar eigenlijk
waren alleen witte mannen met geld de bezitters van burgerrechten. In 1787 schaften de
noordelijke staten slavernij af, vanwege de grondwet. In de zuidelijke staten bleef slavernij
voortbestaan. In 1807 verbood de regering de import van slaven, waardoor slavenhouders
zorgde dat hun slaven simpelweg heel veel kinderen kregen, zodat ze niet meer hoefde te
importeren. De noordelijke staten eiste dat de zuidelijke staten de slavernij ook zouden
afschaffen, waardoor de spanning toenam. In 1860 scheidde de zuidelijke staten zich af, en
dat leidde tot de Amerikaanse Burgeroorlog. In 1865 werd die oorlog gewonnen door het
noorden, en zo vond de afschaffing van de slavernij ook in het zuiden plaats.
Het begin van de Europese overzeese expansie.
De protestantse Reformatie die splitsing van de Christelijke kerk in West-Europa als
gevolg had.
Wereldwijde handelscontracten, handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie.
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving : godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën
en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel en de opkomst van het
abolitionisme.
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.