JURIDISCHE VAARDIGHEDEN A
2020/2021
, Juridische Vaardigheden A
WEEK 1
Geldigheid en waarheid
Twee vragen dien je te doorlopen:
1. Zijn de premissen die worden aangevoerd juist?
2. Volgt de conclusie uit de aangevoerde premissen?
- Geldigheid è interne kritiek: kijken welke conclusie uit de premissen volgt (vorm)
- Waarheid è externe kritiek: komen de premissen overeen met de werkelijkheid (inhoud)
Is er sprake van allebei? Dan è deugdelijke redenering!
Waarheid = eigenschap van de bewering
Geldigheid = eigenschap van redenering
Zijn de premissen waar, dan is de conclusie ook waar!
- Deductief redeneren è redenatie gaat van algemeen naar bijzonder
- Inductief redeneren è redenatie gaat van bijzonder naar algemeen
Argumentatiestructuren
1. Startpunt: stelling, conclusie, standpunt
2. Argumenten
Indicatoren
Conclusie Dus, derhalve, bijgevolg, zodoende, dat impliceert dat, ik
concludeer dat, mitsdien, daarom en hieruit volgt dat.
Argument Want, immers, aangezien, omdat en een dubbele punt (:)
Enkelvoudige argumentatie
Eén bewering wordt door een argument ondersteund
Meervoudige argumentatie
Een bewering wordt door meerdere argumenten ondersteund, vaak zelfstandige argumenten: een
op zichzelf staande onderbouwing è twee verschillende redeneringen die allebei dezelfde conclusie
verdedigen
Voorbeeld: cassatiemiddelen
Ontkrachten = elk argument ontkrachten, beiden moeten onwaar zijn
Nevenschikkende argumentatie
Meerdere argumenten ondersteunen een bewering, maar die beweringen zijn onderling afhankelijk
van elkaar è ze hebben elkaar nodig om de conclusie te rechtvaardigen (modus ponens)
Voorbeeld:
P1 als u zich beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras wordt u gestraft.
P2 u laat zich beledigend uit over een groep mensen wegens hun ras.
C u wordt gestraft.
1
, Juridische Vaardigheden A
! Vaak in wetten è aan alle vereisten van de wet moet worden voldaan, voordat iets bewezen kan
worden (strafrecht)
Ontkrachten = één van de argumenten onderuithalen, kan niet leiden tot de conclusie
Retorica
Publieksgerichtheid è spreker moet zich laten leiden door de kenmerken van zijn publiek.
Logos, pathos en ethos => Athena blz. 10
Er moet een evenwicht bestaan tussen de argumenten, de gevoelens en de karakterbeelden
- Logos: overtuigen door goede argumenten te geven
- Pathos: gevoel oproepen, inspelen op emoties
- Ethos: imago, status è persoonlijk karakter van de spreker
Voorbeeld: requisitoir OvJ
Kennisclip argumentatie
1. Identificeer de conclusie
o Indicatoren: dus, concluderend
o Standaardconclusies: middel is gegrond, verzoek wordt afgewezen, verdachte wordt
vrijgesproken en beroep is niet-ontvankelijk
2. Markeer de indicatoren
o Conclusie: dus, daarom, concluderend, op deze gronden, derhalve om die reden
o Argument/reden: omdat, want, immers
o Opsomming: daarbij, bovendien, ook, tevens, daarnaast, dan wel, ten eerste, ten
tweede (meervoudig en nevenschikkend!)
3. Onderscheid de norm en het feit
o Norm: feit, vaak een wetsartikel
o Feit: concrete situatie, vervullen de voorwaarden van de wet è nevenschikkend
Bij meervoudig vaak: of
4. Maak de structuur
5. Controleer de structuur
2