Hoofdstuk 1: Kennismaking met ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelen: - Het doorlopen van een reeks toestanden
- Aaneenschakeling van veranderingen
Ontwikkelingsmechanismen:
- Nature: Rijping
- Nurture: Leren
Groei (van klein naar
groot)
Rijping (nature)
Differentiatie
(eenvoudig > complex)
Ontwikkeling door
Leren (nurture) Kennis en vaardigheden
door ervaringen
Fundamentele kwesties
Beschrijven: Welke psychologische toestanden er worden doorlopen
Verklaren: Welke mechanismen zorgen voor de verandering/verbetering
Longitudinaal onderzoek:
Langdurig: Meetresultaten op 2 verschillende tijdstippen vergelijken
Periode Leeftijd Kenmerken
Baby 0-1 Snel groeien, motorisch,
geehechtheidsrelatie
Peuter 1-4 Spraakontwikkeling,
autonoom, egocentrisch
Kleuter 4-6 Iets socialer, rijke fantasie
Schoolkind 6-12 Cognitief, sociale contacten
Adolescentie 12-18 Puberteit, identiteit,
seksuele ontwikkeling
Volwassen 18+
,Hoofdstuk 2
Nature vs Nurture
Aanleg vs omgeving
Nature: instinct, talent, groei temperament, drift
Nurture: Opvoeding, vaardigheid, kennis, ervaring
Freud 1856-1939
Es: Driften bevredigen, eerste behoeftes, pasgeboren kind
Ich: Ego, realistisch, driften uitstellen
Uber-Ich: Schuld, schaamte, innerlijke rechter, morele standaard
Fase Leeftijd Es, ich, uber ich kenmerken
Orale fase 0-1 Es Orale behoeftes,
zuigen, kouwen, bijten
Anale fase 1-3 Anus, controle
sluitspier, zindelijk
worden
Fallische fase 3-6 Uber-ich Genitalien,
masturbatie,
castratieangst
Latentiefase 6-12 Sluimerend, stilte voor
de storm, puberteit
Genitale fase >12 Groei libido, seksuele
verkenning,
voorbereiding op
volwassenheid
, Jean Piaget
Cognitief ontwikkelingsmodel
Cognitief schema = innerlijke weergave van onderwerp
Fase Leeftijd Kenmerken
Sensomotorische fase 0-2 Zintuigelijke waarnemingen en motoriek
Nog geen cognitief schema
Pre-operationele fase 2-7 Eenvoudige cognitief schema’s, alleen
waarnemingen, nog geen redenaties.
(zien/horen sinterklaas, dus hij bestaat)
Concreet operationele fase 6-12 Geen magisch denken, beginnen met
redeneren (sint bestaat niet)
Formeel operationele fase >11 Hoeven niet te zien om te snappen
Cognitief schema’s verder ontwikkeld
Schema: Flexibele actie- of gedachtenpatroon dat bedoeld is om vat te krijgen op een
ervaring
Assimilatie: nieuwe ervaringen worden geïnterpreteerd op basis van de bestaande schema’s
Accommodatie: Nieuwe ervaringen zorgen ervoor dat onze schema’s worden veranderd
Voorbeeld: Kind haalt klein voorwerp uit een fles.
Kind probeert eerst hand in fles te stoppen: Assimilatie
Kind bedenkt dan om fles op de kop te houden: Accomodatie