STRAFPROCESRECHT
Tilburg University
2021-2022
Samenvatting – Week 2
Literatuur | Jurisprudentie | Leerdoelen | Kennisvragen
, Literatuur | Jurisprudentie | Leerdoelen | Kennisvragen
Hoofdstuk IV (paragraaf 1 t/m 9), Personen en organen in de strafrechtspleging
§1 | Inleiding
Structuur wetboek en modernisering1
Het Wetboek van Strafvordering geeft geen uitputtende omschrijving van de taken, plichten
en bevoegdheden van alle in de strafrechtspleging betrokken actoren. In de loop der tijd zijn
echter aan het Eerste Boek van het wetboek algemene bepalingen toegevoegd ten aanzien
van een aantal van de actoren. Deze ontwikkeling zal worden voortgezet in het
gemoderniseerde wetboek, waarin ook algemene bepalingen met betrekking tot de getuige
worden opgenomen.
§2 | Het slachtoffer: begripsbepaling en rechtspositie2
De rol van het slachtoffer3
Het slachtoffer kan in verschillende hoedanigheden een rol spelen in het strafproces. Het
slachtoffer kan aangifte doen of, in geval van een klachtdelict, een klacht indienen. Het
slachtoffer kan optreden als getuige, zich voegen als benadeelde partij, tijdens het onderzoek
ter terechtzitting het spreekrecht uitoefenen en, als geen (verdere) vervolging plaatsvindt,
gebruikmaken van de mogelijkheid van beklag over niet of niet-verdere vervolging.
Inmiddels is de catalogus aan slachtofferrechten verder uitgebreid als gevolg van de
implementatie van de Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de
ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten.4 Met deze wetgeving
is aan het slachtoffer een zelfstandige – en niet slechts van de hoedanigheid waarin het
slachtoffer optreedt, afgeleide – (rechts)positie toegekend.
Definitie slachtoffer; het directe slachtoffer5
Artikel 51a lid 1 onder a geeft een definitie van het begrip slachtoffer. Dat begrip omvat in
feite twee categorieën personen. Als slachtoffer heeft allereerst te gelden degene die als
rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft
ondervonden. Het gaat hierbij om het zogeheten rechtstreekse of directe slachtoffer; 6 in het
vervolg zal worden gesproken van het directe slachtoffer. Het betreft niet alleen natuurlijke
personen. Ook rechtspersonen kunnen als slachtoffer gelden, zo stelt art. 51a lid 1 sub a
onder 1 buiten twijfel. In de definitie van het directe slachtoffer komen twee voorwaarden
tot uitdrukking. Allereerst wordt vereist dat er in civielrechtelijke zin materiële of
immateriële schade wordt geleden. De tekst van art. 51a lid 1 sluit aan bij de bewoordingen
van art. 6:95 BW.7 Van een slachtoffer is pas sprake als een persoon financieel – dat wil
zeggen: een op een geldelijk bedrag te begroten – nadeel lijdt.
Voorts moet de schade het rechtstreekse gevolg zijn van een strafbaar feit. Aldus wordt
aangesloten bij het criterium dat art. 51f lid 1 hanteert voor het recht om zich als benadeelde
partij te voegen in het strafproces en dat art. 361 lid 2 onder b noemt in het kader van de
ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij. Daarnaast komt in het criterium
van rechtstreekse schade tot uitdrukking dat sprake moet zijn van voldoende verband tussen
1
Corstens, p. 71.
2
Corstens, p. 71.
3
Corstens, p. 71.
4
PbEU 2012, L 315/57. Deze richtlijn is geïmplementeerd met de Wet van 8 maart 2017, Stb. 2017/90 (in werking
getreden op 1 april 2017).
5
Corstens, p. 73.
6
Kamerstukken II 2014/15, 34236, 3, p. 73 en Kamerstukken II 2015/16, 34236, 8, p. 18.
7
Kamerstukken II 2004/05, 30143, 3, p. 4.
, het handelen van de verdachte en de door de benadeelde geleden schade.8 Daartoe is niet
steeds vereist dat de benadeelde is getroffen in een belang dat door de overtreden
strafbepaling rechtstreeks wordt beschermd. Ook als de strafbepaling niet direct strekt tot de
bescherming van het vermogen van de benadeelde, kan bij overtreding daarvan sprake zijn
van rechtstreekse schade.9 Te denken valt aan de situatie waarin er niet wordt vervolgd
wegens het delict dat de schade direct heeft veroorzaakt, maar wel wegens een nauw
daarmee verband houdend delict. Zo kan de schade die (primair) ten gevolge van de diefstal
van een auto is ondervonden, (tevens) worden aangemerkt als de schade die rechtstreeks is
geleden door de heling van diezelfde auto. 10 In deze rechtspraak komt tot uitdrukking dat de
concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag
of voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en
de door de benadeelde geleden schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit
handelen rechtstreeks schade heeft geleden.11 Opmerking verdient dat op het moment dat het
directe slachtoffer in beeld komt, nog niet onherroepelijk zal vaststaan dat een strafbaar feit
heeft plaatsgevonden. Dat zal immers in het strafgeding moeten blijken. Zolang hierover
nog geen (definitieve) beslissing is genomen, wordt – zo volgt uit de wetgeschiedenis – als
slachtoffer aangemerkt degene die op redelijke gronden stelt slachtoffer te zijn geworden
van een strafbaar feit.12
Definitie slachtoffer; de nabestaande13
Artikel 51a lid 1 sub a onder 2 noemt nabestaanden als tweede categorie personen die onder
het begrip slachtoffer vallen. Als nabestaanden hebben te gelden de familieleden van een
persoon wiens overlijden rechtstreeks is veroorzaakt door een strafbaar feit. Onder
familieleden moeten daarbij blijkens art. 51a lid 1 sub b worden verstaan: de echtgenoot, de
geregistreerde partner dan wel een andere levensgezel van het (directe) slachtoffer, de
bloedverwanten in de rechte lijn, de bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad
en de personen die van het (directe) slachtoffer afhankelijk zijn. Bij die laatste groep
personen gaat het blijkens de wetsgeschiedenis om personen die in een vergelijkbare positie
verkeren als onmiddellijke familieleden en die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn
van het directe slachtoffer. Het kan dan gaan om een niet erkend kind of een huisgenoot die
geen bloedverwant is.14 Erfgenamen gelden als zodanig niet als slachtoffers, al kunnen zij
uiteraard wel nabestaanden van het directe slachtoffer zijn. Erfgenamen die onder algemene
titel een vorderingsrecht op het slachtoffer hebben gekregen of personen die krachtens art.
6:108 leden 1 en 2 recht op schadevergoeding hebben, kunnen zich wel op grond van art.
51f lid 2 als benadeelde partij voegen. Door nabestaanden onder het begrip slachtoffer te
betrekken, kunnen de rechten die het wetboek toekent aan het slachtoffer soms door een
ruime hoeveelheid personen worden uitgeoefend.
Correcte bejegening15
Een algemene instructienorm met betrekking tot de wijze waarop het slachtoffer tegemoet
wordt getreden, is neergelegd in art. 51aa lid 1 Sv. Met betrekking tot het onderzoek ter
terechtzitting draagt art. 288a lid 2 de zorg voor een correcte bejegening van het slachtoffer
– waaronder ook moet worden verstaan de nabestaande27 – alsmede van de persoon die op
de voet van art. 51e lid 6 of 7 het spreekrecht namens het (minderjarige of feitelijk niet bij
8
HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, NJ 2019/379, m.nt. W.H. Vellinga, r.o. 2.3.1.
9
HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1522, NJ 2016/335.
10
HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3291, NJ 2004/343.
11
HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1522, NJ 2016/335.
12
Kamerstukken II 2007/08, 30143, 3, p. 6: ‘voor slachtoffers geldt dat zij slachtoffer zijn totdat het tegendeel komt
vast te staan.’
13
Corstens, p. 74.
14
Kamerstukken II 2014/15, 34236, 3, p. 73.
15
Corstens, p. 75.