Samenvatting Vennootschaps- en rechtspersonenrecht
Week 1
W.J.M. van Veen, De contractuele vennootschappen: maatschap, vennootschap onder firma en
commanditaire vennootschap
De NV, BV, vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij en stichting hebben
rechtspersoonlijkheid. De eenmanszaak, maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire
vennootschap missen rechtspersoonlijkheid.
Drie privaatrechtelijke rechtsvormen, direct gefundeerd op een Europese verordening:
1. Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV). Deze heeft rechtspersoonlijkheid onder Nederlands
recht (art. 3 Uitvoeringswet EESV). Echter, in essentie is het een contractuele samenwerkingsvorm (zie art.
21, 24 en 40 EESV);
2. Europese Naamloze Vennootschap of Societas Europaea (SE). Kapitaalvennootschap, grotendeels beheerst
door het nationale NV-recht; en
3. Europese coöperatieve vennootschap of Societas Cooperativa Europaea (SCE). Coöperatieve vennootschap
met een in aandelen verdeeld kapitaal, grotendeels beheerst door een combinatie van nationaal NV- en
coöperatierecht van de lidstaat waar de SCE haar zetel heeft.
Kenmerken rechtspersonen Boek 2 BW:
een in juridisch opzicht eigen bestaan en identiteit, ontleent aan wet en statuten;
een eigen vermogen;
op eigen naam rechten en verplichtingen kunnen aangaan;
een eigen (van de bij de rechtspersoon betrokkenen gescheiden) belang bij haar functioneren en
voortbestaan;
de deelnemers aan de rechtspersoon zijn niet persoonlijk gebonden aan de handelingen die t.b.v. de
uitoefening van de onderneming of het beroep worden verricht, mits correct ingeschreven in het
handelsregister (zie 2:29, 2:30, 2:53a, 2:69, 2:180 en 2:289 BW);
bevoegdheidsverdeling binnen de rechtspersoon en rechtspositie van betrokken natuurlijke personen
worden beheerst door Boek 2 BW en statuten.
Kenmerken personenvennootschappen (maatschap, vof en cv):
individuen (eventueel rechtspersonen) die op overeengekomen wijze samenwerken: contractuele
vennootschap/personenvennootschap/vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid;
deelnemende (rechts)personen zijn niet vrijelijk vervangbaar: de overeenkomst wordt aangegaan intuitu
personae;
de organisatie en bevoegdheidsverdeling worden beheerst door het verbintenissenrecht (het algemene
vermogensrecht, Boek 7A BW en Wetboek van Koophandel) en de overeenkomst tussen partijen. De
maatschap (Boek 7A BW) is de grondvorm; de vof en de cv zijn daarvan afgeleide vormen (Boek 7A BW +
bijzondere bepalingen WvK);
uittreding van een vennoot leidt in beginsel tot ontbinding van de vennootschap; toetreding tot beëindiging
van de oude en het ontstaan van een nieuwe vennootschap;
de samenwerking moet gericht zijn op het d.m.v. inbreng van elk van de contractanten behalen van
materieel voordeel, ter verdeling onder de vennoten en een zekere duurzaamheid hebben (zie art. 7A:1655
BW). Daarna bepaalt de inhoud van de overeenkomst of sprake is van een maatschap, vof of cv.
Kenmerken maatschap:
komt tot stand door het sluiten van een overeenkomst die ertoe strekt m.b.v. ieders inbreng te gaan
samenwerken (beroep of bedrijf uit te oefenen) ten einde gezamenlijk materieel voordeel te behalen ter
verdeling onder de contractspartijen (art. 7A:1655 BW);
de maatschap is een overeenkomst (art. 6:123 BW); titel 6.5 BW is in beginsel van toepassing. De
overeenkomst kan vormvrij tot stand komen (zie art. 3:37 en 6:217 lid 1 BW) en zelfs ‘ongemerkt’ uit een
bestaande contractuele verhouding voortvloeien (zie HR Samenwerkende dierenartsen);
de maatschap is een wederkerige overeenkomst (afdeling 6.5.5 BW). Alleen art. 6:261, 6:263, 6:264 en
6:277 BW zijn van toepassing (art. 7A:1684 lid 2 en 3 BW);
Samenwerking =
, a) geen hiërarchische verhoudingen, maar gezamenlijke verantwoordelijkheid voor genomen besluiten;
gelijkheid;
b) in beginsel instemming van alle vennoten vereist voor het nemen van een besluit; gelijke stemmen;
c) de vennoten mogen de vennootschap geen concurrentie aandoen, ook niet als een non-
concurrentiebeding ontbreekt (zie HR Koghee);
Inbreng = iets voor de duur van de vennootschap aan de gezamenlijke vennoten ter beschikking stellen als
middel om gemeenschappelijk materieel voordeel te behalen. Inbreng kan bestaan uit (art. 7A:1662 BW):
a) goederen > titel 7.1 BW (Koop en ruil) van toepassing (art. 7A:1662 lid 2 BW). Overdracht aan
medevennoten, waarna mede-eigendom/gemeenschap ontstaat. Titel 3.7 BW pas van toepassing na
ontbinding van de vennootschap (art. 3:189 BW);
b) genot van goederen > titel 7.4 BW (huur) van toepassing (art. 7A:1662 lid 2 BW). In beginsel kosten van
onderhoud en risico van waardefluctuaties voor rekening maatschapsvermogen; of
c) arbeid > de desbetreffende vennoot moet naar beste vermogen de door hem toegezegde arbeid in het
kader van de doelstelling van de vennootschap verrichten. Wendt hij zijn arbeid daarnaast te eigen
behoeve of elders aan, dan is sprake van wanprestatie en kunnen de andere vennoten afgifte van de
winst (art. 6:104 BW) of ontbinding van de vennootschap en schadevergoeding (art. 7A:1684 BW en
6:277 BW) vorderen;
Voordeel = elk vermogensrechtelijk voordeel, dus ook verminderen van verliezen en besparen van kosten.
Het voordeel moet aan alle vennoten ten goede komen (art. 7A:1672 BW). Het winstaandeel van de
individuele vennoten kan bij overeenkomst worden bepaald, bijv. naar rato van inbreng. Regelen zij niets,
dan geldt art. 7A:1670 BW: naar rato van inbreng en arbeid wordt gelijkgesteld aan de inbreng met de
minste waarde (lid 2). Als uitsluitend arbeid is ingebracht, hebben de vennoten in beginsel recht op een
gelijk winstaandeel;
Verlies komt voor rekening van de vennoten naar rato van inbreng, tenzij anders overeengekomen (art.
7A:1670 BW), maar kan ook ten laste van slechts één vennoot komen (art. 7A:1672 lid 2 BW);
Vermogen:
a) in economische zin = alles wat de vennoten t.b.v. de samenwerking hebben ingebracht, plus hetgeen zij
gedurende het bestaan van de vennootschap in het kader van de samenwerking hebben verworven en
niet ter onderlinge winstverdeling hebben aangewend;
b) in juridische zin = de goederenrechtelijke gemeenschap tussen vennoten met de
vermogensbestanddelen waartoe de vennoten gemeenschappelijk gerechtigd zijn;
De vennoten kunnen tijdens het bestaan van de maatschap niet zonder medewerking van de andere
vennoten beschikkingshandelingen (vervreemden of bezwaren) verrichten (beschikkingsonbevoegd) m.b.t.
hun aandeel in het gemeenschappelijk vermogen als geheel of hun aandeel in een van de
gemeenschappelijke goederen. De maatschap heeft een afgescheiden vermogen: art. 3:192 jo. art. 3:189 lid
2 BW bepaalt dat het maatschapsvermogen ná ontbinding kenmerken heeft van een afgescheiden
vermogen. Dat moet dan vóór ontbinding ook het geval zijn (zie HR Biek Holdings). Verhaal op de
(afzonderlijke) goederen van de maatschap voor ontbinding is in beginsel slechts mogelijk als het
maatschapsschulden betreft: schulden waarvoor alle vennoten (al dan niet hoofdelijk) aansprakelijk zijn (zie
art. 3:276 BW);
Bestuur (of: interne gebondenheid/interne draagplicht) > vennoten hebben in beginsel gelijke zeggenschap
in de maatschap. Bestuurshandelingen kunnen worden onderscheiden in:
a) beheershandelingen = alle handelingen die in het kader van de normale, dagelijkse gang van zaken van
de maatschap worden verricht (vgl. art. 3:170 lid 2 BW). Dit kunnen ook beschikkingshandelingen in
goederenrechtelijke zin zijn die passen binnen de doelstelling en feitelijke gang van zaken binnen de
vennootschap. De vennoten zijn elkaar voor bevoegd verrichte beheershandelingen rekening en
verantwoording verschuldigd. In beginsel is iedere vennoot bevoegd beheershandelingen voor rekening
van de vennootschap te verrichten (art. 7A:1676 lid 1 BW). Elke vennoot heeft een preventie vetorecht
(art. 7A:1676 lid 1 BW). De vennoten kunnen bij overeenkomst één of enkele vennoten met uitsluiting
van de andere vennoten met het beheer belasten (art. 7A:1673 BW). Dat kan ook bij een (steeds
herroepelijke) aparte overeenkomst van lastgeving (lid 2); en
b) beschikkingshandelingen = alle handelingen die niet beheershandelingen zijn, dus die niet tot de
normale, gebruikelijke verrichtingen van de vennootschap behoren. Bepalend is de doelstelling en de
feitelijke gang van zaken binnen de vennootschap. In beginsel zijn de vennoten slechts gezamenlijk
bevoegd.
Externe gebondenheid > een bevoegd verrichte handeling t.b.v. de vennootschap komt voor rekening van
de maatschap (interne draagplicht), maar bindt niet mede de andere vennoten t.o.v. een wederpartij (geen