Samenvatting tentamen KFM
Hoofdstuk 1: Wat is Facilitymanagement?
Facilitymanagement is het management van alle diensten die aan de werkomgeving
gerelateerd zijn en die nodig zijn om mensen te ondersteunen bij hun streven naar
toegevoegde waarde aan de organisatie.
Facilitymanagement is het integraal managen (plannen en bewaken) en realiseren van de
huisvesting, de services en de middelen, die moeten bijdragen aan een doeltreffende,
doelmatige, flexibele en creatieve verwezenlijking van de doelen van een organisatie in een
veranderende omgeving.
Facilitymanagement is een ondersteunende functie. In het ziekenhuis valt bijvoorbeeld het
opereren onder een primaire functie. Maar het opereren kan pas plaats vinden als de hele
operatiekamer steriel is. Het steriliseren is een ondersteunende functie en wordt
aangestuurd door de facility manager.
De facility manager heeft te maken met verschillende belanghebbenden. De interne klant
(de collega’s) en de externe klant (de bezoeker). In veel kantoorbedrijven heeft de facility
manager weinig te maken met de externe klant en een stuk meer met de interne klant. In
bijvoorbeeld de zorgsector is dat weer anders.
De reikwijdte van facilitymanagement is vast gelegd in verschillende normen. Een belangrijke
Europese norm voor Facilitymanagement is de NEN-EN 15221. Deze norm bestaat uit 7
delen. De voorloper van deze norm was de NEN 2748. In deze norm worden de volgende
facilitaire hoofdgroepen onderscheiden:
1. Huisvesting
Het beschikbaar stellen van een werkomgeving, maar ook renoveren en
pandinrichting
2. Diensten en middelen
Dit wordt onderscheiden in hard en soft services. Hard services is gebouw, installaties
en onderhoud) soft services zijn bijv. catering receptie en service. Hierbij heb je veel
klantcontact.
3. ICT
ICT is een heel groot begrip en als Facility manager kan je niet alles doen. Wat vaak
bij Facilitymanagement onder ICT valt is: Kantoorautomatisering (printers,
kopieerapparaten, desktop en telefonie)
4. Externe voorzieningen
Het voorzien van externe vergaderzalen, thuiswerkplekken, woon-werkverkeer,
leaseauto’s en openbaar vervoer.
5. Facilitymanagement
Een belangrijk moment in de geschiedenis van Facilitymanagement is de fusie van de 3
vakverenigingen in 1995. Deze vakverenigingen heten nu samen FMN (facilitymanagement
Nederland).
, De belangrijkste onderwerpen voor FM in de zakelijke dienstverlening, zorgsector,
onderwijs, recreatie en overheid in Nederland zijn: Flexibilisering (Het Nieuwe Werken),
gastvrijheid en beleving.
Recente ontwikkelingen binnen FM:
1. Klantgerichtheid: Je kan niet een beetje klantgericht zijn. Klantgerichtheid is een
basishouding. Klantgerichtheid moet consequent in alle lagen van het bedrijf
ingevoerd worden.
2. Een gebouw als strategisch middel gebruiken: Het gebouw vormt een imago, met
specifieke uiterlijke kenmerken. Ook kan een mooi en luxe gebouw nieuwe
werknemers trekken, maar ook oude werknemers blijven boeien. Ook kan je inspelen
op veranderingen in de samenwerking van de medewerkers. Door bijvoorbeeld veel
plekken maken waar medewerkers elkaar makkelijk tegen kunnen komen en goed
kunnen overleggen.
Je hebt 3 verschillende rollen van een Facility manager. Je kan een facility manager (in een
bedrijf) zijn, je kan een uitvoerder van diensten (intern of extern) zijn of een adviseur
(vrijwel altijd extern).
De hoofdaandachtsgebieden van een Facility manager zijn:
1. Het beleid dat wordt vastgesteld door het bestuur, vertalen naar een facilitair beleid.
Bijv. het bestuur wil dat iedereen die het pand betreedt zich welkom voelt. De facility
manager zorgt ervoor dat de medewerkers bij de balie zo gastvrij mogelijk zijn.
Hierdoor wordt de doelstelling van het bestuur behaald.
2. Externe ontwikkelingen in de gaten houden. Als de facility manager ziet dat er
ontwikkelingen zijn in het vakgebied, hierop in spelen en proberen het bedrijf
hierdoor beter te laten lopen.
3. Zorg dragen voor de facilitaire dienstverlening. Bijvoorbeeld een bestand maken
waar gedragsregels in staan waaraan alle receptionistes zich moeten houden.
4. Als het management een vraag heeft naar een externe aanbieder, met een goed
aanbod komen. Dit betekent een lijst opstellen waar de externe aanbieder aan moet
voldoen en met lijst met kandidaten komen.
5. Opdracht geven aan en controleren van aanbieders. Als het bedrijf door gaat met een
externe aanbieder moet er een contact opgesteld worden, hierin staan alle eisen
waaraan voldaan moet worden.
6. Controle van feitelijke leveringen en diensten. Hierbij controleer je of je ook
daadwerkelijk krijgt waar je voor betaald. Bij de receptie bijvoorbeeld controleer je of
zij zich ook echt aan de opgestelde regels houden. Dit kan je doen door een mystery
guest te sturen.
7. Goed contact houden met de (interne) klant. Je moet weten wat de wensen en
verwachting van de klanten zijn. Bij de receptie bijvoorbeeld, kan je vragen of de
service de klanten bevalt.