Voeding – Week 1 Digitaal Programma
Leerdoelen week 1
1. Je benoemt de verschillende soorten vetten in onze voeding.
2. Je licht toe waar de discussie over ‘wel of geen negatieve gezondheidseffecten van verzadigd vet’ op
gebaseerd is.
3. Je legt uit wat de achtergrond is van de aanbeveling voor verschillende vetten en vetzuren.
4. Je legt uit wat de VCP is en hoe de voedingsinname in Nederland gemeten wordt.
L1. Je benoemt de verschillende soorten vetten in onze voeding
- Soorten vetten
1. Fosfolipiden
• Polaire waterkop, apolaire vetzuur staarten
2. Sterolen
• Heel verschillend vergeleken met fosfolipiden en tryglyceriden; bestaat
vnm uit ringstructuren.
• Terug te vinden in planten (fytosterolen) en dieren (cholesterol).
3. Triglyceriden
• 95% van onze voeding bestaat uit deze soort
• Tri -> 3 vetzuur staarten gekoppeld aan 1
glycerolmolecuul.
- Soorten vetzuren en lipoproteïne
o Verschillende soorten vetzuren:
1. Korteketenvetzuren
• Bestaat uit 2 tot 4 c-atomen
• Opname: makkelijk op te nemen in de darmcellen en wordt meteen afgegeven a/h bloed.
2. Middellange keten vetzuren
• Bestaat uit 6 tot 10 c-atomen
3. Lange keten vetzuren
• Bestaat uit 12+ c-atomen
• Opname: via chylomicronen en die worden afgegeven aan lymfevaten.
o Verzadigd, onverzadigd, cis en trans:
§ Verzadigd:
• Lange keten verzadigde vetzuren zijn hard op kamertemperatuur (sterk
structuur, ligt dicht naast elkaar -> geen knikjes)
• Korte keten verzadigde vetzuren zijn klein en zachtvloeibaar op
kamertemperatuur
§ Onverzadigd:
• Enkelvoud en meervoudig zijn vloeibaar op kamertemperatuur -> door de
knikjes sluiten ze niet goed op elkaar aan -> geen sterk geheel
§ Cis en Trans
• Even veel C-atomen en even veel dubbele binding.
• Verschil:
o Cis: heeft een goede knik en bij cis staan de H-
atomen aan dezelfde kant -> is de normale
schrijfwijze => onverzadigde vetzuren zijn eigenlijk
cis-enkelvoudige vetzuren of cis-meervoudige
vetzuren.
1
, o Trans: ligt nog vrij recht en de H-atomen staan tegenover elkaar.
§ Over transvetten
• Trans ontstaat door plantaardige oliën te harden (dus een harde en rechte
structuur ervan maken): linolzuur -> onverzadigde vetzuren hebben ze met
waterstofgas laten openkleppen -> een deel wordt verzadigd en een deel wordt
trans.
• Transvetten zijn ook smeltbaar op de huid -> romig effect in
• Kristalrooster van transvetten bestaat uit rechte ketens -> recht = hecht = hard
o Lipoproteïne
= transportbolletjes voor de verschillende vetten:
§ Belangrijkste:
• Chylomicronen = lange keten vetzuren die verpakt worden in transportbolletjes
(waarin eiwitten en verschillende soorten vetten (met name triglyceride) zitten) ->
Chylomicronen bevatten vetten uit de voeding (dietary fats)
• VLDL = Very Low Density Lipoprotein -> heeft een lage dichtheid (vet is heel licht)
-> aanmaak in lever, kleiner transportbolletje voor vetten -> een VLDL bevat vetten
die aangemaakt zijn door de lever -> deel van VLDL bestaat uit cholesterol;
triglyceride verlaat de VLDL, maar cholesterol blijft in de lipoproteïne.
• LDL = kan ontstaan uit VLDL (zoals hierboven vermeld).
• HDL = High Density Lipoprotein -> klein transportbolletje, met weinig vet, veel eiwit
en een hoge dichtheid -> aanmaak in lever, heeft een andere functie als VLDL en
LDL.
§ Werking Lipoproteïne:
1. In de darmen:
• Chylomicronen (paars in afbeelding rechts): Vetten worden opgenomen in de
darmcellen -> de vetten worden verpakt in transporter chylomicronen; hier zitten
veel triglyceriden in -> de triglyceriden worden afgegeven aan de cellen die het
nodig hebben; vetcellen, spiercellen, etc. -> zo worden de chylomicronen steeds
leger en leger bij afgifte van vet -> de restanten van de chylomicronen (lege
bolletjes) worden door de lever uit de bloedbaan gehaald.
2. In de lever:
• VLDL (geel in afbeelding rechts): De lever maakt zelf ook vetten aan -> deze
worden ook verpakt in een transporter (dus lipoproteïne); genaamd VLDL, met
een lage dichtheid (vet heeft een lage dichtheid, is heel licht) -> triglyceriden
worden er weer uitgehaald (naar de vet- en spiercellen) -> deel van VLDL
bestaat uit cholesterol; triglyceride verlaat de VLDL, maar cholesterol blijft in de
lipoproteïne -> lipoproteïne VLDL wordt kleiner en kleiner, maar bevat steeds
2
, meer cholesterol -> oftewel deel van VLDL wordt omgezet in LDL.
• LDL (oranje/bruin in afbeelding): LDL heeft als functie om cholesterol af te
geven aan cellen voor aanmaak hormonen, aanmaak celmembranen en nieuwe
cellen -> lever kan ook weer LDL opnemen.
• HDL (rood in afbeelding): Ook maakt het lever HDL aan -> klein bolletje, met
weinig vet, veel eiwit en een hoge dichtheid -> pakt cholesterol op uit de
lichaamscellen waar het niet meer nodig is -> voert de cholesterol af naar de
lever, waar het weer wordt verwerkt en uitgescheiden wordt.
o Hart- en vaatziekten/ LDL en HDL
§ Artherosclerose = dichtslippen van de vaten door aderverkalking (atherosclerose)
§ Kan tientallen jaren duren voordat je symptomen krijgt die gelinkt zijn aan hart- en
vaatziekten.
§ Ontstaan van artherosclerose/aderverkalking:
• Beschadiging in de vaatwand (kleine haarscheurtjes door hoge bloeddruk) -> LDL-
cholesterol kan makkelijker de vaatwand in + scheurtjes in wand geeft al een soort
ontsteking (dit geeft al een signaal om witte bloedcellen te produceren en af te
geven voor de herstel van de vaatwand) -> LDL gaat makkelijk naar binnen, des te
meer LDL cholesterol in de bloedbaan, des te meer LDL cholesterol in de wand ->
LDL wordt in de vaatwand geoxideerd en triggered daarmee de aantrekkingskracht
tot meer ontstekingsfactoren + het trekt macrofagen aan -> macrofagen: grote
witte bloedcellen, die de geoxideerde LDL opnemen/opeten -> ontstaan gelige
schuimcellen, ophoping van schuimcellen (grote cellen)
-> geven druk in de vaatwand -> nog meer kleinere beschadigingen die weer
opgelost worden door de aanmaak van bindweefsel -> ontstaat verdikte vaatwand
met schuimcellen en littekenweefsel -> ophoping van schuimcellen is het begin
van artherosclerotische plaque.
3
, o Onderzoek naar verband: verzadigd vet en hart- en vaat ziekten
§ Studie naar het verband tussen verzadigd vet en hart- en vaatziekten: 7-landen studie
door Ansel Keys in 1970.
§ Op verschillende plekken in deze landen werd er gekeken naar wat ze aten en de
aantal doden ter gevolgen van coronaire hartziekten en myocardinfarct (hartaanval).
§ Uit de studie bleek: landen die vnm kcal binnenkregen uit verzadigd vet = gerelateerd
aan hoger risico’s ter gevolgen van hartziektes.
§ Studie zegt niet alles:
• Hypothese vormend
• Veel storingfactoren (cofounding) -> factoren die ook mee hadden kunnen spelen;
hoe actief waren deze personen? Ervaarde deze personen meer stress?
• Verschillende studies en Ghraad stelt wel dat het verband tussen de inname van
verzadigde vetten, cholesterol en coronaire hartziekten risico’s gebaseerd is op
een veel verschillende bewijsstukken, waaronder RCT’s -> hieruit volgt dat er wel
een link is.
• Maar er zijn meerder factoren van belang mbt het risico op hart- en vaatziekten:
1. Grootte LDL-cholesterol partikels -> kleinere partikels geven een groter risico
op hart- en vaatziekten als grotere partikels (kleiner gaat makkelijker door de
scheurtjes in de wand).
2. Effect van triglyceride gehalte -> vetten in VLDL of Chylomicronen
3. Ontstekingmarkers -> hebben een effect op het risico.
4. Bloeddruk -> hoe hoger, hoe meer vaatwand schade -> hoe makkelijker
processen gelinkt aan hart- en vaatziekten in de wand ontwikkelen.
5. Bloedstolling -> vorming van bloedstolsels en problemen die daar gepaard
meegaan hebben een effect op het risico.
6. Factoren in voeding die invloed hebben op Aritmieën (=hartritmestoornissen).
- Soorten vetzuren in Voeding
o Bekende vetzuren uit voeding (lijstje van Ghraad)
o Hoe je de lijst moet lezen:
§ C12:0 => 12 C-atomen en 0 dubbele bindingen => alle C-atomen zijn verzadigd met
H-atomen => verzadigde vetzuur
§ C18:1 n-9 => 18 C-atomen met 1 dubbele bindingen op
de 9e plek vanaf het CH3 (methylgroep) => enkelvoudig
onverzadigd vetzuur
§ C18:2 n-6 => 18 C-atomen met 2 dubbele bindingen, met
de eerste dubbele binding op de 6e plek vanaf de CH3
groep => meervoudig onverzadigd vetzuur.
§ n-3 = omega-3, n-6 = omega-6, n-9=omega-9
§ Transvetten zijn ook onverzadigde vetzuren met 1
dubbele binding.
o Onthouden:
§ Verzadigde vetzuren: laurinezuur t/m stearinezuur – herken aan :0
§ Enkelvoudige onverzadigde vetzuren: oliezuur (te vinden in bijv. avocado)
– herken aan :1
§ Meervoudige onverzadigde vetzuren: linolzuur t/m arachidonzuur
– herken aan :2 of meer
4