Hoofdstuk 1 – Een inleiding in de ontwikkeling van het kind
Ontwikkelingspsychologie is een wetenschappelijke studie naar groei, verandering
en stabiliteit van conceptie tot ouderdom. Ontwikkelen wordt gezien als een continu
proces.
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie
Fysieke ontwikkeling: kijkt naar de invloed van het lichaam op het gedrag.
Focus ligt op de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de
behoefte aan eten drinken en slaap.
Cognitieve ontwikkeling: Heeft betrekking op de manier waarop het gedrag
van mensen wordt beïnvloed door groei. En verandering in de eigenschappen
die de ene persoon van de andere onderscheiden. (bijv. leren, geheugen en
probleemoplossing)
Sociale ontwikkeling: Kijkt naar de ontwikkeling en verandering van sociale
relaties en interacties met anderen. (bijv. uitgaansgedrag)
Persoonlijkheidsontwikkeling: Kijken naar stabiliteit en veranderingen in de
eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.
Leeftijdsgroepen:
De prenatale periode (periode van conceptie tot geboorte)
De baby- en peutertijd (van geboorte tot 3)
De kleutertijd (3 tot 6)
De schooltijd (6 tot 12)
De adolescentie (12 tot 20)
Leeftijdsgroepen zijn een sociale constructie = een idee over de realiteit dat breed
geaccepteerd is (een gemiddelde)
Een cohort is een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek geboren
zijn. Mensen die tot een cohort behoren hebben dezelfde normatieve gebeurtenissen
meegemaakt. (bijv. babyboomers in Nederland)
Normatieve gebeurtenis: gebeurt voor de meeste individuen binnen een groep op
dezelfde manier/tijdstip. (bijv. het bereiken van de puberteit)
Normatief historisch bepaalde gebeurtenis: Bepaalde gebeurtenissen zoals
oorlog, vuurwerkramp, brand of aan de macht komen president/leider (Hitler) of
aanval Twintowers.
Bijv. watersnoodramp iedereen heeft dat mee gemaakt, ongeacht leeftijd.
Normatieve leeftijdsgebonden gebeurtenis: bijv. als je 4 bent ga je naar de
basisschool, overgang van basisschool naar VO, puberteit, gaan werken
Normatieve invloed: Heeft te maken met je afkomst, sociale klasse, wijk of
subcultuur. (bijv. de hele groep gaat iets doen en jij wilt dit niet, maar je gaat toch
mee omdat je niet achter wilt blijven)
Niet normatieve gebeurtenis: Specifiek voor 1 person bijv. trekken verstandskies,
ziekte of dood ouder
,Babybiografieën waren de eerste geschriften waarin kinderen methodisch werden
bestudeerd. De groei van het kind werd bij gehouden door fysieke en taalkundige
mijlpalen van het kind vast te leggen.
Charles Darwin gaf babybiografieën een wetenschappelijkere status door er zelf 1 te
schrijven. Hij volgde de ontwikkeling van zijn zoon en publiceerde hierover een boek.
Alfred Binet
Franse psycholoog
Onderzoek naar intelligentie, geheugen en hoofdrekenen bij kinderen
G. Stanley Hall
Was de eerste die het denken en gedrag van kinderen onderzocht met behulp
van vragenlijsten.
Hij schreef het eerste boek waarin adolescentie als aparte ontwikkelingsperiode
werd gezien.
Continue verandering: kwantitatieve verandering die zich geleidelijk ontwikkeld
waarbij prestaties vooruit vloeien uit de bestaande vaardigheden (prestaties op de
vorige niveaus). “De verandering wordt groter of meer” aaneensluitende
vooruitgang.
Discontinue verandering: de ontwikkeling verloopt in duidelijk te onderscheiden
stappen of fasen. Elk stadium levert gedrag op dat kwalitatief anders is dan gedrag in
een eerder stadia. “De ontwikkeling verloopt stapje voor stapje “
(Bijv. een kind kan de sluispieren nog niet beheersen en plast in bed, door rijping kan
het kind deze wel controleren. Daardoor maakt zijn ontwikkeling een sprongetje.)
Een kritieke periode is een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste gevolgen heeft. Voor een normale ontwikkeling zijn bepaalde
stimuli uit de omgeving noodzakelijk
Plasticiteit is de mate waarin het ontwikkelingsgedrag veranderlijk is
,Gevoelige periode: een afgebakende periode waarin het organisme extra gevoelig
is voor omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een bepaald onderdeel van de
ontwikkeling. In deze periode komen vermogens optimaal naar voren. Deze theorie
wordt momenteel gehanteerd door levenslooppsychologen.
Wanneer het individu bepaalde invloeden mist tijdens de kritieke periode heeft dit
permanente en onomkeerbare gevolgen. In de gevoelige periode hoeven de
consequenties niet altijd permanent te zijn.
Nature verwijst naar eigenschappen vermogens en capaciteiten die de mens van hun
ouder erven.
Maturatie = het proces van het zich geleidelijk ontplooien van voorbestemde
genetische informatie
Nuture verwijst naar de omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen. (Alcohol en
drugsgebruik, manier van opvoeding, sociaaleconomische omstandigheden)
, Hoofstuk 2 – Theoretische perspectieven en onderzoek
Een theorie biedt houvast om relaties tussen een geordende reeks feiten of
principes te begrijpen.
De 5 perspectieven:
Het psychodynamisch perspectief: Focus op innerlijke krachten
Benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uitgaat dat gedrag
gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten.
Hiervan is een persoon zich nauwelijks bewust en heeft hier weinig controle
over.
Voorbeeld: Wanneer de ouders van een 2-jarig meisje gaan scheiden heeft ze
weinig contact met haar vader. Nu ze 28 is heeft ze problemen met het
aangaan langdurige relaties.
Psychoanalytische theorie: Theorie van Freud die ervan uit gaat dat een deel van
iemands persoonlijkheid waarvan hij zich niet bewust is (onbewuste krachten)
bepalend zijn voor iemand persoonlijkheid en gedrag.
Voorbeeld: een kind kan ervaren dat het te weinig aandacht krijgt van opvoeders.
Om dit ‘tekort’ te compenseren vraagt het kind steeds aandacht van de juf op school.
Volgens Freud heeft elke persoonlijkheid 3 aspecten:
- Het ID is het eenvoudige, ongeorganiseerde, aangeboren deel van een
persoonlijkheid dat aanwezig is bij de geboorte. Het is een stemmetje in jezelf
dat alles aangeeft wat niet mag of niet sociaal wenselijk is. Het staat voor onze
simpele driften die verband houden met honger, seks of agressie.
- Het ego is het verantwoord, verstandelijk en redelijke deel van de
persoonlijkheid. Het ego handelt vanuit het realiteitsprincipe. Volgens Freud is
een persoon in balans wanneer hij handelt vanuit het ego.
- Het superego vertegenwoordigd iemands geweten. Hiermee maakt men
onderscheid tussen goed en kwaad. (Ontwikkeld zich rond 5 of 6-jarige
leeftijd)
Psychoseksuele ontwikkeling: een aantal fasen die kinderen doorlopen waarin
genot, of bevrediging, telkens met een ander deel van het lichaam wordt
geassocieerd.
Fixatie is gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg
van een onopgelost conflict.
Psychosociale ontwikkeling omvat veranderingen in de manier waarop we
aankijken tegen interacties met anderen, tegen het gedrag van anderen en tegen
onszelf.